ECLI:NL:RBDHA:2023:3169
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. drs. D. Biever
- mr. I.N. Powell
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Dublin Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Syrische nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval was de overdracht van verzoeker aan de Duitse autoriteiten gepland op 14 maart 2023, wat de voorzieningenrechter noopte om zonder zitting uitspraak te doen. Verzoeker stelde dat de loopbrief die hij bij zijn aanmelding in Ter Apel had ontvangen gelijkgesteld moest worden aan een formele asielaanvraag, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze loopbrief geen bewijs was van een verzoek om internationale bescherming.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de indiening van een asielaanvraag via het juiste formulier de termijn van twee maanden voor de Dublinverordening in gang zet. Aangezien verzoeker zijn aanvraag pas op 5 september 2022 indiende, was het terugnameverzoek van Nederland aan Duitsland tijdig. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die zich verzetten tegen de overdracht aan Duitsland. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open.