ECLI:NL:RBDHA:2023:3157
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Egyptische nationaliteit heeft. Eiser had op 10 september 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, aangezien eiser eerder op 2 december 2019 in Duitsland een asielaanvraag had ingediend. Duitsland had het verzoek om eiser over te nemen op 6 oktober 2022 geaccepteerd.
Eiser was het niet eens met het besluit van de staatssecretaris en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 1 maart 2023 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser voerde aan dat er een verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Nederland en Duitsland ten aanzien van asielzoekers uit Egypte, en dat zijn zaak in Duitsland niet goed was beoordeeld. Hij verwees naar psychische klachten en stelde dat hij niet kon worden overgedragen aan Duitsland.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was in zijn geval. De rechtbank concludeerde dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er sprake was van een fundamenteel verschillend beschermingsbeleid. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.