ECLI:NL:RBDHA:2023:3133
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling en instemming ouders
In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 februari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ouders van [minderjarige01] verzetten zich niet tegen de hulpverlening en hebben zich positief ontwikkeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum01] in [geboorteplaats01], sinds 1 januari 2022 weer bij de moeder verblijft na een periode van uithuisplaatsing. De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en de vader heeft [minderjarige01] erkend. De kinderrechter heeft eerder, op 22 februari 2022, de ondertoezichtstelling verlengd tot 1 maart 2023.
De gecertificeerde instelling heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat [minderjarige01] in haar jonge leven veel wisselingen van woonplekken en opvoeders heeft meegemaakt, wat heeft geleid tot onrust en instabiliteit. De ouders hebben echter verweer gevoerd tegen dit verzoek, stellende dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is en dat de situatie in de thuissituatie bij de moeder en stiefvader goed is. De kinderrechter heeft de ouders en de gecertificeerde instelling geprezen voor hun inzet en de positieve ontwikkeling van [minderjarige01] vastgesteld.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn, omdat de ouders zich niet verzetten tegen hulpverlening en er voldoende stabiliteit is in de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen en benadrukt het belang van voortzetting van de hulpverlening in een vrijwillig kader. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.