AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en de geldigheid van ingebrekestelling onder besluitmoratorium
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 maart 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld die stelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 7 juni 2021. Eiser heeft de staatssecretaris in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling niet geldig is. Dit komt doordat er een besluitmoratorium van kracht was, waardoor van de staatssecretaris in redelijkheid niet kon worden verwacht dat hij op de aanvraag zou beslissen, behoudens het verstrijken van de maximale beslistermijn van 21 maanden. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling niet geldig was. De uitspraak is in lijn met de wetsgeschiedenis en artikel 31 van de Procedurerichtlijn, die stelt dat een besluitmoratorium ook van toepassing is op aanvragen waarvoor de beslistermijn al is verstreken.
Voetnoten
1.Dit volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit volgt uit artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Tweede Kamer vergaderjaar 2021-2022, 19 637 nr. 2821.
4.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 12 maart 2022, nummer WBV 2022/7, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt. 2022, nr. 8608.
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 19 637, nr. 2957.
6.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt. 2022, nr. 25775.
7.Dit volgt uit artikel 43, eerste lid, van de Vw 2000 en artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8.Dit volgt uit artikel 43, eerste lid, van de Vw 2000 en artikel 31, vierde lid, van de Procedurerichtlijn..
9.Tweede Kamer, vergaderjaar 1998-1999, 26 732, nr. 3.