ECLI:NL:RBDHA:2023:312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22/1689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023, betreft het een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de afwijzing van een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats. Eiseres had op 14 september 2021 een aanvraag ingediend, die door verweerder werd afgewezen. Eiseres diende vervolgens op 3 maart 2022 beroep in tegen het bestreden besluit van 10 januari 2022, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard wegens te late indiening. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres niet in de gelegenheid heeft gesteld om toe te lichten waarom zij niet binnen de bezwaartermijn haar bezwaar heeft ingediend. Dit heeft geleid tot een onterecht niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ontvankelijk is en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet opnieuw op het bezwaar beslissen, waarbij een medische beoordeling van de echtgenoot van eiseres noodzakelijk is voor de toekenning van de gehandicaptenparkeerplaats. De rechtbank draagt verweerder ook op om het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1689

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: D. van der Klaauw).

Procesverloop

In het besluit van 14 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een gehandicaptenparkeerplaats nabij haar woonadres afgewezen.
In het besluit van 10 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In deze uitspraak verwijst de rechtbank door middel van voetnoten naar de relevante wet- en regelgeving. De relevante bepalingen zijn afzonderlijk opgenomen in een bijlage die achter deze uitspraak zit.
Inleiding
2. Eiseres woont samen met haar echtgenoot in een portiekwoning in [plaats] op de eerste verdieping. Een lift is niet aanwezig, zodat zij de trap moeten nemen naar haar woning. Dat lukt eiseres wel, maar langere afstanden lopen gaat niet, zodat zij daarvoor van een rolstoel gebruik maakt. Verder maken eiseres en haar echtgenoot gebruik van hun auto. De afstand van de woning naar de auto moet eiseres regelmatig overbruggen met haar rolstoel. De rolstoel moet dan van de woning op de eerste verdieping door haar echtgenoot de trap af naar beneden getild worden (en bij thuiskomst weer omhoog). Dat wordt voor hem vanwege zijn leeftijd steeds lastiger. Daarom heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerplaats voor hun woning. Als haar echtgenoot de auto dichtbij de woning kan parkeren, dan is eiseres in staat de korte afstand van de woning naar de auto en andersom te overbruggen zonder van de rolstoel gebruik te hoeven maken. De rolstoel kan dan in de auto blijven liggen, zodat haar echtgenoot die niet de trap op en af hoeft te tillen.
3. Verweerder heeft in het primaire besluit de aanvraag afgewezen, en vervolgens in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening daarvan. Volgens eiseres ten onrechte; haar bezwaar is ontvankelijk en zij voldoet aan de vereisten om een aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats.
Is het beroep van eiseres ontvankelijk?
4. Voor de indiening van een bezwaar- of een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Die termijn van zes weken begint te lopen op de dag na bekendmaking van het besluit op de voorgeschreven wijze. [2] Bekendmaking van het besluit op voorgeschreven wijze kan op verschillende manieren. Doorgaans vindt bekendmaking van het besluit plaats door het via de post op te sturen naar het adres waar de belanghebbende woont. [3] Maar als een belanghebbende kenbaar heeft gemaakt dat zij ook per e-mail voldoende bereikbaar is, kan een bestuursorgaan het besluit bekendmaken door deze per e-mail te sturen naar de belanghebbende. [4]
5. Verweerder heeft in beroep verwezen naar een memo uit het interne administratiesysteem. Daaruit blijkt dat verweerder op 1 en 15 december
(de rechtbank begrijpt 2021)telefonisch contact heeft gehad met eiseres. In de memo staat voor zover hier relevant het volgende:
“Dienst heeft geen mailadres van bezwaarmaker. [A] heeft gebeld met (070) nummer (…). [H]aar dochter regelt alles. [A] heeft nummer gekregen van dochter en met haar gebeld. Dochter is aanspreekpunt, regelt het papierwerk altijd van mevrouw. Mailadres en tel nr. van dochter hieronder.”
6. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit op 10 januari 2022 per e-mail aan de dochter van eiseres verzonden. Anders dan verweerder vindt de rechtbank dat hiermee het bestreden besluit niet op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Zoals hiervoor overwogen kan de bekendmaking van een besluit slechts via e-mail plaatsvinden als de
geadresseerde– lees: eiseres – kenbaar heeft gemaakt dat zij per e-mail voldoende bereikbaar is. Dat is hier niet het geval, nu verweerder tijdens de zitting heeft toegelicht dat met de dochter is besproken dat de verdere contacten, waaronder het toezenden van de beslissing op bezwaar, per e-mail plaats zouden vinden. Dat eiseres in het telefonisch contact met verweerder heeft toegelicht dat haar dochter ‘alles regelt’ is volgens de rechtbank bovendien op zichzelf bezien onvoldoende om aan te nemen dat haar dochter gemachtigd was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om de belangen van haar moeder te behartigen, en dus in de positie verkeerde om de wijze van bekendmaking met verweerder af te stemmen. [5] Zeker nu eiseres in haar beroepschrift heeft toegelicht en tijdens de zitting heeft benadrukt dat de afspraak met verweerder was dat zij de correspondentie zelf zou ontvangen per post.
7. Het bestreden besluit had dus (ook) bekend moeten worden gemaakt door verzending per post naar het adres van eiseres. Dat is niet gebeurd. Uit het dossier blijkt dat eiseres pas op 24 februari 2022 kennis heeft genomen van het bestreden besluit. Het beroepschrift dateert van 3 maart 2022, en is op 7 maart 2022 door de rechtbank ontvangen. Eiseres heeft daarmee tijdig beroep ingesteld, zodat het beroep ontvankelijk is.
Is het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk verklaard?
8. Omdat het beroep van eiseres ontvankelijk is zal de rechtbank het bestreden besluit beoordelen. Eiseres is van mening dat verweerder haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank legt hieronder uit waarom.
9. Eiseres heeft tijdens de zitting bevestigd dat zij het primaire besluit van
14 september 2021 heeft ontvangen. Zij had daarom tot en met 26 oktober 2021 om bezwaar te maken. Eiseres heeft verder tijdens de zitting toegelicht dat zij tijdig bezwaar heeft ingediend, maar dat het bezwaarschrift blijkbaar door verweerder nooit is ontvangen. Enig bewijs van verzending heeft eiseres niet overgelegd. Verweerder heeft toegelicht dat hij het bezwaarschrift waar eiseres op doelt niet heeft ontvangen, en daarbij benadrukt dat ook als eiseres het bezwaarschrift aan een verkeerde afdeling of verkeerd adres van de gemeente had gestuurd, het bezwaarschrift uiteindelijk wel terecht was gekomen bij de afdeling bezwaar. De rechtbank vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eerder dan met de brief van 3 november 2021 bezwaar heeft ingesteld bij verweerder. Uitgaande van die datum, is het bezwaar te laat ingediend.
10. Verweerder heeft vervolgens in een brief van 13 december 2021 eiseres in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom zij niet binnen de bezwaartermijn haar bezwaar heeft ingediend. Maar verweerder heeft deze brief alleen per e-mail naar de dochter van eiseres gestuurd. Zoals de rechtbank in overweging 6 van deze uitspraak heeft geoordeeld, was de dochter van eiseres niet gemachtigd om haar belangen te behartigen. Verweerder heeft eiseres dan ook formeel gezien niet in de gelegenheid gesteld toe te lichten waarom zij niet binnen de bezwaartermijn haar bezwaar heeft ingediend. [6] Daardoor heeft verweerder niet beoordeeld of de termijnoverschrijding mogelijk verschoonbaar is. Verweerder heeft dan ook ten onrechte het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. [7]
Conclusie
11. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder moet opnieuw op het bezwaar te beslissen. Voor zover dat leidt tot een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag van eiseres, overweegt de rechtbank nog het volgende.
12. Tijdens de zitting heeft verweerder toegelicht dat het niet is uitgesloten dat eiseres in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerplaats. Daarvoor is het volgens verweerder wel noodzakelijk dat een medische beoordeling van de echtgenoot van eiseres plaatsvindt. Volgens verweerder bestaat er een grote kans dat de gehandicaptenparkeerplaats wordt toegekend, als uit die medische beoordeling blijkt dat de echtgenoot van eiseres de rolstoel niet de trap naar hun woning op en af kan dragen. Eiseres heeft tijdens de zitting toegezegd dat haar echtgenoot zich medisch zal laten keuren. De uitslag van die keuring kan worden meegenomen bij een nieuw te nemen besluit.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
14. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Kraan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om
de uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:1, eerste lid
Een ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Artikel 2:14, eerste lid
Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Artikel 3:41, eerste lid
De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Awb.
2.Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 2:14, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 2:1, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 6:11 van de Awb.
7.Artikel 6:6 van de Awb.