ECLI:NL:RBDHA:2023:311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
21/4882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op zorg op grond van de Wet langdurige zorg voor echtgenote met diverse medische aandoeningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over het recht op zorg van eisers echtgenote op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, die zijn echtgenote verzorgt, was het niet eens met de besluiten van het CIZ, waarin werd vastgesteld dat zijn echtgenote recht heeft op langdurige zorg. Eiser stelde dat de medische situatie van zijn echtgenote, die lijdt aan diverse aandoeningen zoals dementie en diabetes, niet correct was weergegeven en dat zij slechts tijdelijk zorg nodig had.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eisers echtgenote recht heeft op zorg. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van haar medische aandoeningen, waaronder de gevolgen van nierdialyse, haar in een kwetsbare gezondheidssituatie plaatst, waardoor zij afhankelijk is van zorg. Eiser heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij zijn echtgenote vrijwel volledig verzorgt en dat zij afhankelijk is van zijn zorg voor haar dagelijkse levensbehoeften.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk, omdat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep toestaat tegen dat besluit. Het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat het CIZ terecht heeft vastgesteld dat eisers echtgenote recht heeft op langdurige zorg op grond van de Wlz, en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. L.R.M. Kater).

Procesverloop

In het besluit van 13 januari 2021 (het primaire besluit I) heeft verweerder besloten dat de echtgenote van eiser, mevrouw Roomeijer-Privé, recht heeft op zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Op dezelfde datum heeft verweerder een besluit tot opname genomen op grond van artikel 21 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) (het primaire besluit II).
In het besluit van 8 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit en het primaire besluit II beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers echtgenote heeft diverse medische aandoeningen, waaronder dementie, diabetes en een aangetast netvlies (retinopathie). Zij wordt grotendeels verzorgd door eiser. Eind 2020 onderging zij voor het eerst een nierdialyse. Dit leidde bij haar tot ernstig krachtverlies en extreme vermoeidheid. De verzorging werd daarom zwaarder. Eiser heeft daarom aan de Haagse Wijk- en Woonzorg gevraagd om een tijdelijk verblijf met een op herstel gerichte behandelen mogelijk te maken. Vervolgens is op 7 januari 2021 een aanvraag gedaan voor een Wlz-indicatiebesluit en een besluit tot opname op grond van de Wzd. Dit heeft geleid tot de primaire besluiten. Op grond van het primaire besluit I heeft eisers echtgenote recht op langdurige zorg volgens het zorgprofiel “beschermd wonen met intensieve dementiezorg”. [1]
2. Eiser kan zich niet vinden in die besluiten. Volgens hem klopt het beeld dat van zijn echtgenote wordt geschetst niet. Weliswaar ging het begin 2021 slecht met haar vanwege de nierdialyse, maar al snel na het starten van die behandeling ging het beter. Zij hoefde slechts tijdelijk worden opgenomen om te kunnen herstellen. De suggestie dat zij vanwege haar medische aandoeningen moet worden opgenomen in een instelling voor beschermd wonen vindt hij beledigend en respectloos, en heeft voor veel verdriet binnen het gezin gezorgd. Eiser wil daarom dat de primaire besluiten worden ingetrokken.
Het primaire besluit II
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het primaire besluit II. Maar de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat tegen zo’n besluit geen beroep kan worden ingesteld. [2] De rechtbank zal eiser daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep voor zover dat ziet op het primaire besluit II.
Het bestreden besluit
4. De rechtbank beoordeelt hieronder eisers beroep voor zover dat ziet op het bestreden besluit.
5. In de Wlz-aanvraag, ondertekend door eiser, staat dat hij zijn echtgenote (bijna) volledig verzorgt, en dat thuiszorg daarbij ondersteunt. Voor haar algemene dagelijkse levensbehoeften is zij (bijna) volledig afhankelijk van eiser. In bezwaar heeft een medisch adviseur van verweerder onderzoek gedaan. In zijn advies van 27 mei 2021 beschrijft hij aan de hand van dossieronderzoek en informatie van de medische behandelaars de gezondheidssituatie van eisers echtgenote, waaronder haar diabetes en dementie, evenals de gevolgen daarvan. Daarbij heeft de medisch adviseur betrokken dat na de start van de nierdialysebehandeling de mobiliteit van eisers echtgenote is verbeterd. Verder heeft hij in het advies vermeld dat zij sterk afhankelijk is van eiser, en dat eiser alles voor haar regelt. Het is eiser die de structuur in de dag brengt, de afspraken maakt, en de medicatie, maaltijden, boodschappen en het huishouden regelt. Tijdens de zitting heeft eiser dit beeld bevestigd door toe te lichten dat hij zorgt dat zijn echtgenote eet, drinkt en haar medicatie inneemt. Hij houdt haar insulinegehalte in de gaten en stelt de insulinepen in. Ook kookt hij voor haar, omdat hij haar in verband met de veiligheid niet aan het gasstel wil hebben.
6. Van onzorgvuldigheden, onvolledigheden, inconsistenties of andere gebreken in het advies van de medische adviseur is de rechtbank niet gebleken. Verweerder heeft dit advies dan ook mogen betrekken bij het bestreden besluit. Eiser heeft weliswaar gewezen op de omstandigheid dat geen huisbezoek heeft plaatsgevonden, maar de medisch adviseur heeft deugdelijk gemotiveerd dat gelet op de informatie die hij tot zijn beschikking had, nader medisch onderzoek niet nodig was. Ook de omstandigheid dat de internist in een brief van 19 november 2021 heeft toelicht dat hij geen achteruitgang heeft gemerkt bij eisers echtgenote sinds de diagnose dementie in 2017, maakt dit niet anders. De dementie waar zij aan lijdt wordt niet betwist door eiser. De medisch adviseur van verweerder heeft dan ook terecht met die aandoening rekening gehouden. Daarbij komt dat het recht op langdurige zorg niet uitsluitend is gebaseerd op de dementie waar eisers echtgenote aan lijdt, maar op de combinatie van diverse medische aandoeningen zoals beschreven in de Wlz-aanvraag en in het advies van de medisch adviseur.
7. Tegen deze achtergrond is verweerder terecht tot de conclusie gekomen dat eisers echtgenote in een kwetsbare gezondheidssituatie verkeert door diverse medische aandoeningen die onder de Wlz somatische en psychogeriatrische aandoeningen worden genoemd. [3] Vanwege die kwetsbare gezondheidssituatie heeft zij zorg nodig. Dat zij die zorg grotendeels ontvangt van eiser maakt dit niet anders – integendeel, het bevestigt juist haar afhankelijkheid van een ander om te voorzien in haar algemene dagelijkse levensbehoefte. Het is door de liefdevolle zorg van eiser dat zij onder andere eet, drinkt, medicatie inneemt, de juiste hoeveelheid insuline spuit, boodschappen in huis heeft, structuur in de dag heeft, veilig woont en het huis uitkomt. De zorg die eiser biedt komt neer op vierentwintig uur zorg in de nabijheid, [4] dat wil zeggen dat hij gewoonlijk de hele dag aanwezig is om op diverse momenten voor zijn echtgenote te zorgen. Zonder die zorg zal het heel snel heel slecht gaan met haar; zo slecht, dat in dat geval terecht gesproken kan worden van ‘ernstig nadeel’ zoals dat wordt uitgelegd in de Wlz. [5]
8. Verweerder heeft gelet hierop deugdelijk gemotiveerd waarom eisers echtgenote recht heeft op langdurige zorg op grond van de Wlz. Eisers beroepsgronden die hiertegen zijn gericht slagen niet.
Conclusie
9. Eisers beroep gericht tegen het primaire besluit II is niet-ontvankelijk.
10. Eisers beroep gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het primaire besluit II niet-ontvankelijk.
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.E.F. Reijnders, rechter, in aanwezigheid van
mr.S.M. Kraan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1 van bijlage 2
Tegen een besluit, genomen op grond van een in dit artikel genoemd voorschrift of anderszins in dit artikel omschreven, kan geen beroep worden ingesteld.
(…)
Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, met uitzondering van artikel 61.
Wet langdurige zorg
Artikel 3.2.1, eerste lid, onder b
1 Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
(…)
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
Artikel 3.2.1, tweede lid, onder c
2 In het eerste lid wordt verstaan onder:
(…)
c. ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
Besluit langdurige zorg
Artikel 3.1.1, eerste lid
De verzekerde die is aangewezen op zorg, heeft recht op samenhangende zorg behorende bij het bij de verzekerde best passende zorgprofiel. Bij ministeriële regeling worden zorgprofielen vastgesteld.
Regeling langdurige zorg
Artikel 2.1
De zorgprofielen, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit, zijn opgenomen in bijlage A bij deze regeling.
Bijlage A
VV Beschermd wonen met intensieve dementiezorg 5 VV

Voetnoten

1.Artikel 3.2.1 van de Wlz gelezen in samenhang met artikel 3.1.1, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg, artikel 2.1 en bijlage A van de Regeling langdurige zorg.
2.Artikel 21 van de Wzd, gelezen in samenhang met artikel 1 van bijlage 2, bij de Awb.
3.Artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz.
4.Artikel 3.2.1, eerste lid, onder b, van de Wlz.
5.Artikel 3.2.1, tweede lid, onder c, van de Wlz.