ECLI:NL:RBDHA:2023:3095
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over rechtmatigheid van ophouding van vreemdeling en beroep tegen deze ophouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de rechtmatigheid van de ophouding van een vreemdeling. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, werd op 15 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgehouden op basis van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze ophouding, stellende dat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was op het moment van zijn aanhouding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. S.J. van der Woude, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door A.M.H. van de Wal. Eiser voerde aan dat hij rechtmatig verblijf had en dat verweerder dit had moeten weten. De rechtbank oordeelde dat de bewaringsrechter niet kan oordelen over een niet vreemdelingenrechtelijke staandehouding en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende aanleiding had om eiser op te houden, aangezien uit de informatie van verweerder niet onmiddellijk bleek dat eiser rechtmatig verblijf had.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier, en werd openbaar gemaakt op 14 februari 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.