ECLI:NL:RBDHA:2023:3058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
C/09/644093 / JE RK 23-481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een spoedvoorziening voor een minderjarige

Op 10 maart 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft op 9 maart 2023, buiten kantooruren, besloten dat [minderjarige01] van 9 maart tot 10 maart 2023 voorlopig onder toezicht wordt gesteld van de gecertificeerde instelling. Tevens is de gecertificeerde instelling gemachtigd om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, terwijl de behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een schriftelijke indiening van het verzoek.

De moeder van [minderjarige01] is belast met het ouderlijk gezag, terwijl [minderjarige01] feitelijk bij de vader verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader de biologische vader is, maar niet de juridische vader, omdat hij [minderjarige01] niet heeft erkend. De kinderrechter heeft ernstige zorgen over de opvoedomgeving van [minderjarige01] bij de moeder, die emotioneel instabiel is en dreigt met fysiek geweld. De vader heeft tijdelijk voor [minderjarige01] gezorgd, maar kan dit na het aankomende weekend niet meer doen. De moeder weigert toestemming te geven voor een andere verblijfplaats voor [minderjarige01].

Gezien de acute zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] heeft de kinderrechter besloten om [minderjarige01] voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen. De beslissing houdt in dat [minderjarige01] van 10 maart tot 22 maart 2023 onder toezicht staat van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, die ook de machtiging krijgt om [minderjarige01] uit huis te plaatsen in een netwerkpleegzorgvoorziening. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een latere zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644093 / JE RK 23-481
Datum uitspraak: 10 maart 2023

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 10 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:
-
[minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2021 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Op 9 maart 2023 heeft mr. O.F. Bouwman, kinderrechter in deze rechtbank mondeling (buiten kantooruren) beslist dat:
  • [minderjarige01] van 9 maart 2023 tot 10 maart 2023 om 17:00 uur voorlopig onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling;
  • de gecertificeerde instelling gemachtigd is [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg;
  • deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad is;
  • de behandeling van het verzoek voor het overige werd aangehouden tot het verzoek, met nadere onderbouwing, schriftelijk bij de rechtbank was ingediend.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de vader.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot het verlenen van een machtiging om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor ‘’overig’’ (naar de kinderrechter begrijpt: een voorziening voor netwerkpleegzorg), te weten in het netwerk. De machtiging uithuisplaatsing wordt tot zondag 12 maart 2023 bij de vader zonder gezag en aansluitend bij [naam01] , de ex-partner van de vader verzocht.
Het verzoek strekt ook tot toepassing van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Beoordeling

Allereerst stelt de kinderrechter vast dat de vader niet de juridische vader van [minderjarige01] is omdat hij haar niet heeft erkend. Tussen partijen is echter niet in geschil dat de vader de biologische vader van [minderjarige01] is. Sinds haar geboorte heeft [minderjarige01] contact met de vader en bovendien heeft de vader op dit moment de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] op zich genomen. Daarom zal de kinderrechter de vader vooralsnog aanmerken als belanghebbende in deze procedure.
Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is [minderjarige01] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen. Ook is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige01] in het belang van de verzorging en opvoeding, uit huis dient te worden geplaatst.
Daartoe wordt als volgt overwogen. Er zijn ernstige zorgen over de onveilige en onvoorspelbare opvoedomgeving van [minderjarige01] in de thuissituatie bij de moeder. [minderjarige01] is vanwege haar jonge leeftijd nog volledig afhankelijk van haar opvoeders. Er zijn acute zorgen over de emotionele instabiliteit van de moeder en haar psychische welzijn. Er zijn recent meerdere meldingen bij Veilig Thuis gedaan waaruit blijkt dat de moeder verward is, onnavolgbaar in haar verhaal, argwanend overkomt, hoog in haar emotie zit en dreigt met fysiek geweld. De vader heeft [minderjarige01] tijdelijk opgevangen, maar heeft aangegeven dat hij hier na het aankomende weekend niet meer toe in staat is. De vader en de moeder hebben in gesprek benoemd dat [minderjarige01] na het weekend bij de ex-partner van de vader kan verblijven. De moeder geeft echter geen toestemming om [minderjarige01] op een andere plek te laten verblijven, omdat zij van mening is dat zij zelf voor haar kan zorgen. Zij is momenteel echter te verward en emotioneel instabiel om voor [minderjarige01] te kunnen zorgen.
Gelet op het voorgaande kan het verhoor van de verzoeker en de overige belanghebbenden niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige01] . Het verhoor zal op hierna te melden zitting plaatsvinden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 10 maart 2023 tot 22 maart 2023 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg (te weten bij de vader en/of bij de ex-partner van de vader) voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot de zitting van
20 maart 2023 om 14:45 uur;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • de Raad voor de Kinderbescherming;
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
  • de vader;
  • de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2023.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.