Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Slovenië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had eerder op 8 juli 2022 in Slovenië een verzoek om internationale bescherming ingediend, wat leidde tot een verzoek van Nederland aan de Sloveense autoriteiten om eiser terug te nemen.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat Slovenië niet langer aan zijn internationale verplichtingen voldoet en dat hij bij terugkeer naar Slovenië het risico loopt om zonder een behoorlijke asielprocedure te worden uitgezet. De rechtbank heeft de zaak op 1 maart 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat het aan eiser is om aan te tonen dat de situatie in Slovenië is veranderd en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat de situatie in Slovenië sinds de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is gewijzigd. De rechtbank oordeelt dat Slovenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag niet in behandeling genomen hoeft te worden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.