ECLI:NL:RBDHA:2023:298

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
09/122601-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging tot doodslag na schietincident in Zoetermeer met vrijspraak voor poging tot moord

Op 17 januari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident in Zoetermeer op 15 mei 2022. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord en poging tot doodslag. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer, [slachtoffer], had neergeschoten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, wat leidde tot vrijspraak voor poging tot moord. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag, gezien de gezamenlijke actie van de verdachten en het gebruik van vuurwapens.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 360 dagen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uur. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], werd deels toegewezen, met een schadevergoeding van €7.808,19. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en maakte zich zorgen over het toenemende wapenbezit onder jongeren. De verdachte werd onderworpen aan bijzondere voorwaarden tijdens de proeftijd, waaronder toezicht van de jeugdreclassering en deelname aan een coachingstraject.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/122601-22
Datum uitspraak: 17 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 18 augustus 2022, 3 november 2022 (pro forma), 12 december 2022 (inhoudelijke behandeling) en 3 januari 2023 (sluiting van het onderzoek).
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.L.M. de L’Isle en de advocaat van de verdachte is mr. T.H. Kapinga te Zaandam. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en/of met voorbedachten rade van het leven te beroven immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), met dat opzet (na kalm beraad en rustig overleg) met (een) vuurwapen(s) in het lichaam en/of been van die [slachtoffer] geschoten en/of (meermalen) in de richting van die [slachtoffer] geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

Inleiding
Op 15 mei 2022, omstreeks 14.35 uur, kwam bij de politie een melding binnen van een schietincident in [locatie 1] in Zoetermeer. De melding hield in dat daar een jongen was neergeschoten.
Ter plaatste troffen twee agenten het slachtoffer aan. Het slachtoffer bleek later te zijn genaamd [slachtoffer] (hierna ook: [slachtoffer] ). [slachtoffer] lag op de grond en bloedde hevig. Later bleek dat [slachtoffer] als gevolg van het schietincident verschillende verwondingen had opgelopen. Er was sprake van een schotwond in de linkerschouder en een schotwond in het rechterbovenbeen, met een beschadiging van de ondersleutelbeenaders (a. subclavia en v. subclavia), een klaplong (pneumothorax), een gebroken rib (Costa 2 fractuur) en een gebroken dijbeen (femurfractuur) tot gevolg. Voor deze letsels was direct chirurgisch ingrijpen noodzakelijk. [slachtoffer] is op dezelfde dag geopereerd in het Erasmus Medisch Centrum.
Op basis van signalementen en herkenningen kwamen meerdere verdachten in beeld: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] .
Door het onderzoek naar de telecommunicatie van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werd hun locatie achterhaald. Zij werden in de avond van 15 mei 2022 samen met [medeverdachte 3] in een auto aangetroffen en aangehouden. [verdachte] is de volgende dag, op 16 mei 2022, aangehouden.
[slachtoffer] heeft na het incident niets willen verklaren aan de politie en ook heeft hij geen aangifte willen doen. Bij de rechter-commissaris heeft hij op 24 november 2022 wel een verklaring afgelegd, inhoudende dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op hem afliepen, en dat twee van hen hem hebben neergeschoten. De verdachte en de medeverdachten hebben zich in hun verhoren voornamelijk beroepen op hun zwijgrecht.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord of doodslag door op [slachtoffer] te schieten.
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord, door samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] het slachtoffer neer te schieten. Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. De verdachte was weliswaar aanwezig bij het schietincident, maar dat maakt hem nog geen dader. De verdachte is niet degene die heeft geschoten. Daarnaast wist hij niet eens dat [slachtoffer] in de speeltuin zou zijn. Van een nauwe en bewuste samenwerking was bovendien ook geen sprake. Er was geen onderlinge taakverdeling of rol in een voorbereiding. Terugtrekken is voor de verdachte bijna onmogelijk geweest, gezien de enorme snelheid waarin het feit heeft plaatsgevonden. Dat maakt de verdachte echter geen medepleger. Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna – waar nodig – nader worden ingegaan.
3.3
De beoordeling
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen, die hierna in de bijlagen zullen worden weergegeven, het volgende vast.
Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] om 14.24 uur zijn woning aan de [adres 1] verlaat en vertrekt op de fiets. Op dat moment heeft hij een zwarte schoudertas om. Om 14.26 uur loopt [slachtoffer] samen met [betrokkene 1] over de [locatie 1] . Een minuut later komt [medeverdachte 1] in beeld die achter hen aanloopt. Om 14.29 uur lopen twee personen over de parkeerplaats aan de [locatie 2] , uit de richting [locatie 1] en in de richting van de [locatie 3] . Vlak daarna volgt een persoon op de fiets en daarna nog een persoon te voet. Ook zij gaan richting de [locatie 3] .
Even later, om 14.32 uur, komen [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] uit de richting van de [locatie 3] en in de richting van de [locatie 2] gelopen. Om 14.33 uur is op de beelden te zien dat zij gezamenlijk, dicht achter elkaar, over de [locatie 2] lopen, vanuit de richting van de [locatie 3] en in de richting van [locatie 1] .
Vanuit de tuin van het adres [adres 2] is er zicht op [locatie 1] . Op de camerabeelden van [adres 2] is te zien dat [slachtoffer] om 14.33 uur vanaf de linkerkant in beeld komt. Hij loopt achteruit. Vanuit dezelfde richting komen twee andere personen in beeld, die allebei hun arm in de richting van [slachtoffer] strekken. [slachtoffer] zakt in elkaar op de grond. De twee personen verdwijnen in dezelfde richting uit beeld als waar zij vandaan kwamen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] in [locatie 1] op hem afliepen, dat [medeverdachte 2] hem een klap gaf en dat twee van hen hem hebben beschoten.
Op de camerabeelden is om 14.35 uur te zien dat de vier personen die twee minuten eerder in de richting van [locatie 1] liepen, nu uit die richting over de parkeerplaats aan de [locatie 2] rennen in de richting van de [locatie 3] . Getuige [getuige] heeft een groep jongens heen en weer zien rennen, en in de tussentijd heeft hij een knal gehoord. Op de beelden van [adres 3] is te zien dat [medeverdachte 3] thuis komt. Hij draagt dan een zwarte schoudertas. Even later verlaat hij de woning weer, ditmaal in andere kleding. In zijn handen heeft hij de schoudertas en een gele Jumbotas.
Op de camerabeelden van de [adres 4] , het adres van [medeverdachte 2] , is te zien dat om 16.44 uur een grijze auto komt aanrijden. Vervolgens stappen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de auto. [medeverdachte 1] heeft dan andere kleding aan dan op de eerdere beelden. In de lift wisselen zij schoenen met elkaar. Om 16.51 uur komen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] weer terug in de hal en stappen zij in de grijze auto. [medeverdachte 2] heeft dan andere kleding aan. Om 17.12 uur arriveren zij weer op de [adres 4] , waarna [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] om 17.15 uur het pand weer verlaten en in de grijze auto stappen. [medeverdachte 2] heeft dan opnieuw andere kleding aan.
Rond 22.15 uur worden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aangehouden in Den Haag in een grijze Peugeot 206. Na onderzoek is in de auto een vuurwapen en munitie aangetroffen. Ook is tussen de voeten van [medeverdachte 3] een gele Jumbotas gevonden, met daarin de kleding die hij droeg op de camerabeelden.
De politie heeft in de speeltuin waar [slachtoffer] is neergeschoten vier verschoten hulzen en twee kogelpatronen gevonden. Een van de hulzen is van het merk Auto 380, de andere munitie is van het merk S&B. Deze munitie, het in de auto aangetroffen vuurwapen en de in de auto aangetroffen munitie zijn vervolgens onderzocht op DNA en vingersporen. Op twee van de verschoten hulzen en de twee kogelpatronen uit de speeltuin is DNA gevonden dat met hoge waarschijnlijkheid van [verdachte] is. Het vuurwapen blijkt een omgebouwd gaspistool te zijn van het merk Zoraki met een kaliber van 9 mm. In het vuurwapen zijn ook vijf kogelpatronen aangetroffen van het merk S&B. Zowel op het vuurwapen als op één van die patronen is DNA gevonden dat met hoge waarschijnlijkheid van [medeverdachte 3] is. Ook is op het vuurwapen een duimafdruk van [medeverdachte 3] aangetroffen.
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat er aanwijzingen zijn dat een van de hulzen die op de plaats delict zijn gevonden, te weten de huls van het merk Auto 380, is verschoten met de Zoraki. De drie andere hulzen zijn met een ander, maar wel allemaal met hetzelfde vuurwapen verschoten. De doorlaadsporen op de op de plaats delict aangetroffen patronen zijn veroorzaakt door hetzelfde vuurwapen als de doorlaadsporen in de drie hulzen van het merk S&B.
Medeplegen?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
In de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn meerdere screenshots van het dossier in het onderzoek [naam 1] aangetroffen. In dat onderzoek is [verdachte] een van de slachtoffers en is [slachtoffer] een van de veroordeelden. De rechtbank gaat er om die reden vanuit dat het motief van onderhavig schietincident is gelegen in het onderzoek [naam 1] . Ook blijkt uit onderzoek aan de telefoons van de verdachten dat zij elkaar allemaal kennen.
Uit de bewijsmiddelen, zoals hiervoor omschreven, valt vast te stellen dat de verdachten op 15 mei 2022, zeer kort nadat [medeverdachte 1] achter het slachtoffer aan loopt, met zijn vieren richting de [locatie 3] gaan, waar [medeverdachte 3] woont, en vervolgens gezamenlijk, met zijn vieren naar [locatie 1] gaan. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat de verdachten wederom gezamenlijk, met zijn vieren op hem af komen, dicht bij hem staan en dat [medeverdachte 2] hem een klap geeft. Vrijwel direct wordt op hem geschoten.
Naar de uiterlijke verschijningsvormen hebben de verdachten gezamenlijk, als groep, de confrontatie met [slachtoffer] opgezocht. Daarbij zijn – zo volgt uit het forensisch onderzoek – in ieder geval twee vuurwapens gebruikt. Of [slachtoffer] door kogels uit een of beide vuurwapens is geraakt, is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant: er is met twee vuurwapens, door twee van de verdachten, meerdere malen gericht op het slachtoffer geschoten.
De rechtbank kan niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen wie de schutters waren. Dat leidt echter niet tot vrijspraak omdat er hier – naar het oordeel van de rechtbank – sprake is van medeplegen.
De verdachte is met de drie medeverdachten voorafgaand aan het feit samen geweest, eerst weg van [locatie 1] en later weer richting [locatie 1] . Hij is gezamenlijk met hen – naar uiterlijke verschijningsvormen – doelgericht naar [locatie 1] gelopen, waarbij zij meteen en gezamenlijk de confrontatie met [slachtoffer] hebben opgezocht.
Naar algemene ervaringsregels en zoals blijkt uit de achtergrond van dit conflict is naar het oordeel van de rechtbank de kans aanmerkelijk dat bepaalde groepen jongeren bewapend met messen en zelfs vuurwapens de confrontatie met elkaar opzoeken. Naar de ervaring leert worden deze wapens niet zelden ook daadwerkelijk gebruikt.
In deze zaak zijn tenminste twee vuurwapens meegenomen en ook afgeschoten. De verdachte maakte actief deel uit van het groepje van vier personen dat de confrontatie met het slachtoffer heeft gezocht. Het kan hem niet ontgaan zijn dat daarbij vuurwapens zijn meegenomen. Minst genomen had hij daar – gezien de achtergrond van het conflict – rekening mee moeten houden. Er is dus sprake van gezamenlijk meenemen van vuurwapens naar de confrontatie met [slachtoffer] .
De verdachten zijn vervolgens gezamenlijk naar [locatie 1] gegaan en hebben gezamenlijk de confrontatie met [slachtoffer] gezocht, waarbij [medeverdachte 2] [slachtoffer] ook een klap heeft gegeven. Nadat [slachtoffer] is neergeschoten, zijn de verdachten op hetzelfde moment en gezamenlijk weggevlucht. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 3] de zwarte schoudertas bij zich had, die eerder door [verdachte] was meegenomen. Daarna hebben [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hun kleding gewisseld en zij zijn diezelfde avond met elkaar aangehouden, waarbij een vuurwapen is gevonden dat bij het feit is gebruikt.
Ten slotte is op munitie die op de plaats delict verschoten is, DNA van de verdachte aangetroffen. De verdachte heeft daarvoor geen aannemelijke verklaring gegeven. Zijn verklaring houdt niet meer in dan dat hij op enig moment wel eens munitie heeft aangeraakt.
Zij kan echter het bewijs voor het zijn van medepleger, zoals dat volgt uit de in samenhang weergegeven bewijsmiddelen, volstrekt niet ontzenuwen.
De rechtbank concludeert dat al het handelen van de verdachte en de medeverdachten zoals hiervoor beschreven, naar haar uiterlijke verschijningsvorm het karakter van een samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten draagt. Een aannemelijke verklaring van de verdachte of een van de medeverdachten, die de redengevendheid van het bewijs ontkracht, ontbreekt.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat sprake is geweest van een gezamenlijke aanval, waarbij de verdachte en de medeverdachten zich van elkaars geweldshandelingen bewust moeten zijn geweest. Het voorgaande getuigt van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking met het doel om [slachtoffer] neer te schieten, dat er sprake is van medeplegen. Het is daarbij niet van belang door wie is geschoten.
Tegen de achtergrond van het voorgaande dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden hoe het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten moet worden gekwalificeerd.
Poging tot moord?
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en om zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat [slachtoffer] met voorbedachte raad is neergeschoten. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier is geen enkele aanwijzing te vinden dat er sprake was van een vooropgezet plan om [slachtoffer] iets aan te doen, vóór het moment waarop [slachtoffer] op 15 mei 2022 in Zoetermeer aankwam. Er zijn geen aanwijzingen dat al eerder op de dag of zelfs in de dagen voorafgaand aan het schietincident sprake is geweest van een voornemen of een plan.
Het lijkt er, gelet op de informatie die in het dossier is aangetroffen, meer op dat pas nadat [slachtoffer] in Zoetermeer liep en [medeverdachte 1] hem kennelijk daar heeft gezien, een haastig plan is gemaakt om bij elkaar te komen en verhaal te halen. Tussen het moment dat [medeverdachte 1] [slachtoffer] heeft zien lopen en het schieten in de speeltuin zitten hoogstens tien minuten. Hoewel dat theoretisch gezien genoeg tijd zou kunnen zijn om zich te beraden op consequenties, mede omdat er twee vuurwapens werden meegenomen, ziet de rechtbank in de gang van zaken zoals hiervoor beschreven eerder aanwijzingen dat het feit het gevolg is van een spontaan, ter plekke gemaakt plan wat meteen en zonder veel nadenken ten uitvoer is gebracht.
De verdachten hebben elkaar kort voor het schietincident ontmoet, waarna zij direct naar [locatie 1] zijn gegaan. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het moment van zich daadwerkelijk beraden en gelegenheid voor bezinning in deze ontbreekt. De besluitvorming en de uitvoering zijn tot stand gekomen in een zodanig korte tijdspanne, dat niet kan worden bewezen verklaard dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De rechtbank zal daarom de verdachte vrijspreken van het medeplegen van een poging tot moord.
Poging tot doodslag?
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte opzet heeft gehad op de mogelijke dood van [slachtoffer] en zich dus schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
De rechtbank stelt op grond van de bovengenoemde feiten en omstandigheden vast dat [slachtoffer] van korte afstand en meerdere malen is beschoten, door twee van de vier verdachten uit het groepje waarvan de verdachte actief deel uitmaakte. De handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en gelet op de aard en ernst van het bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel, kunnen niet anders worden uitgelegd dan als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. Er is immers meermalen gericht geschoten met scherpe munitie op een persoon die dicht bij staat. Het is een feit van algemene bekendheid dat het afvuren van kogels met een vuurwapen, zeker op relatief korte afstand, op het (boven)lichaam tot de dood kan leiden. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat de verdachte opzet, minst genomen in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van [slachtoffer] .
Conclusie
Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het(vul de feitaanduidingen in) tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
hij op 15 mei 2022 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met vuurwapens in het lichaam en been van die [slachtoffer]
heeftgeschoten en meermalen in de richting van die [slachtoffer]
heeftgeschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het feit en de verdachte zijn strafbaar.(vul de feitaanduidingen in)

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft twaalf maanden jeugddetentie geëist, met aftrek, waarvan vier maanden voorwaardelijk en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Naast de jeugddetentie heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 200 uur geëist. De officier van justitie heeft dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de verdachte een straf opgelegd dient te worden die gelijk is aan de in voorarrest doorgebrachte tijd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag. Tijdens een confrontatie in [locatie 1] hebben de verdachte en zijn medeverdachten op klaarlichte dag [slachtoffer] neergeschoten. [slachtoffer] is daarbij door twee kogels geraakt in zijn bovenbeen en in zijn schouder. Hij heeft hierdoor blijvend letsel opgelopen. Er is een stent in zijn kransslagader geplaatst en hij heeft hiervoor de rest van zijn leven medicijnen nodig.
De rechtbank leidt uit de processen-verbaal van de politie - en bij gebrek aan enige andersluidende verklaring van de verdachte - af dat de achtergrond van het schietincident gelegen is in een steekpartij van een jaar eerder, waarbij [verdachte] slachtoffer was en in verband waarmee [slachtoffer] is veroordeeld. Uit berichten in de media blijkt dat steeds meer jongeren (vuur)wapens bij zich dragen. Dit komt deels voort uit eerdere geweldsincidenten, waardoor sommige jongeren zich niet meer veilig voelen en een wapen meenemen om zich te kunnen verdedigen, met alle gevolgen van dien. De rechtbank maakt zich grote zorgen over het wapenbezit onder jongeren en de daarmee samenhangende toename van steek- en schietincidenten onder jongeren.
Deze zaak is daarvan een schokkend en triest voorbeeld. Ook in deze zaak hadden de verdachten vuurwapens met munitie bij zich en hebben die gebruikt, ogenschijnlijk met het grootste gemak en zonder enige voor de rechtbank begrijpelijke aanleiding. Er is meerdere malen gericht op [slachtoffer] geschoten. [slachtoffer] heeft het overleefd, ternauwernood, want hij is zeer zwaar gewond geraakt.
Dit feit heeft bovendien voor veel onrust en gevoelens van onveiligheid in de betreffende wijk, in Zoetermeer en meer algemeen in de maatschappij gezorgd. De verdachte heeft, evenals de andere verdachten, zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht en op geen enkele manier berouw over deze daad of inzicht getoond in de gruwelijkheid daarvan. De rechtbank maakt zich daarover ernstige zorgen, omdat totaal onzeker is of de verdachte van zijn daad en de strafrechtelijke reactie daarop kan leren en/of herhaling van een dergelijke daad kan worden voorkomen.
De rechtbank neemt dit alles de verdachte en zijn medeverdachten zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft aan de hand van de Justitiële Documentatie van 12 juli 2022 vastgesteld dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van 29 september 2022 (psychologisch onderzoek) en van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 12 december 2022. Er is als volgt gerapporteerd.
Pro Justitia rapportage:
[verdachte] heeft geen psychiatrische stoornis en heeft geen verstandelijke beperking, ook niet ten tijde van het ten laste gelegde feit. Geadviseerd wordt om [verdachte] het feit volledig toe te rekenen, indien bewezen. Omdat er geen sprake is van een stoornis en er geen risicofactoren zijn gevonden is er geen grond voor een behandeladvies Wel verdient het aanbeveling hem reclasseringstoezicht op te leggen. Misschien komen nog risicofactoren aan het licht die nu verborgen zijn gebleven.
Rapport van de Raad van 12 december 2022
Op basis van het onderzoek van de Raad zijn er zeer weinig risicofactoren die de kans op herhaling vergroten en zijn er voldoende beschermende (herhaling van) strafbaar gedrag te voorkomen. De uitkomst van het onderzoek staat in schril contrast met de ernst van de verdenking tegen [verdachte] . Er is echter geen zicht op de toedracht van het feit omdat [verdachte] zich op zijn zwijgrecht is blijven beroepen. Het kan dus zijn dat er toch nog meer risicofactoren zijn.
[naam 2] heeft, namens de Raad als deskundige ter zitting het volgende toegelicht. Het risicoprofiel komt heel laag uit, dus eigenlijk zijn er geen zorgen. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, is het wel erg zorgelijk hoe hij bij het feit betrokken is geraakt, met wat voor mensen hij omgaat en of hij zich wel kan weren. Ook is het dan de vraag of de verdachte zich op straat heel anders voordoet.
[naam 3] heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting toegelicht dat de veiligheid van de verdachte uitgebreid met hem en de gemeente is besproken, en dat hij zich toen veilig voelde. Het is daarom vreemd dat de verdachte nu aangeeft dat hij niet kan verklaren vanwege veiligheidsredenen.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie, de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit de hiervoor genoemde rapporten en hetgeen door betrokkenen ter zitting naar voren is gebracht. De rechtbank vindt gelet op de ernst van het feit een aanzienlijke jeugddetentie op zijn plaats, waarvan een gedeelte voorwaardelijk zal worden opgelegd. Gelet op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is het belangrijk dat hij voor een langere periode op verschillende gebieden wordt ondersteund en waar nodig wordt (bij)gestuurd. Daarom zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden, die hierna zullen worden benoemd.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank geen samenscholings- of drillrapverbod als bijzondere voorwaarde opleggen. Hoewel de wens tot een dergelijk verbod invoelbaar is, is dit een te algemeen verbod om goed te kunnen handhaven. Daarnaast vindt de rechtbank het eigenlijk vanzelfsprekend dat de verdachte zich niet met rivaliserende jeugdgroepen en gewelddadige drillrapgroepen inlaat en ook in dat verband geen nieuwe strafbare feiten pleegt. Bovendien zal het samenscholings- en drillrapverbod deels ondervangen worden door het locatie- en contactverbod, die wel als bijzondere voorwaarden opgenomen zullen worden.
Hoewel de ernst van het feit op zichzelf een langere jeugddetentie rechtvaardigt, vindt de rechtbank het belangrijk dat de verdachte, die al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zo snel mogelijk weer kan starten met zijn opleiding. De rechtbank zal de verdachte daarom een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen opleggen, waarvan 125 dagen voorwaardelijk. Daarnaast legt de rechtbank de verdachte een werkstraf voor de duur van 100 uur op.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag. De verdachte heeft geen inzicht willen geven in zijn betrokkenheid of beweegredenen. Gelet hierop en gezien de achtergrond van het feit bestaat naar het oordeel van de rechtbank het risico dat ook dit feit weer kan leiden tot escalatie en meer geweld. Daarom is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van €29.508,19, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit €19.508,19 aan materiële schade en €10.000,00 aan immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de schade aan de kleding en het opvragen van de medische informatie toegewezen kan worden, net als de immateriële schade. Voor zover de vordering de kosten van de studievertraging betreft, zal deze niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Daarnaast wordt verzocht om de immateriële schade te matigen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de kledingschade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Ook zal de vordering ten aanzien van de studievertraging niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Onvoldoende kan worden aangetoond hoe de stand van zaken was voorafgaand aan het feit, waardoor niet gesteld kan worden dat de studievertraging door het feit komt. De verdediging refereert zich ten aanzien van de kosten die gemaakt zijn voor het opvragen van de medische verklaring.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering voor zover die betrekking heeft op de post studievertraging niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet is onderbouwd of en zo ja in welke mate er sprake is van studievertraging. De rechtbank is van oordeel dat nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafgeding zal opleveren.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post opvragen van medische informatie ter hoogte van €168,19, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
De rechtbank vindt dat de vordering voor zover deze ziet op de broek, geheel toewijsbaar is. Het gevorderde bedrag van € 40,00 komt de rechtbank ook zonder nadere onderbouwing redelijk voor. Voor zover de vordering betrekking heeft op het vest, vindt de rechtbank een bedrag van €100,00 in redelijkheid toewijsbaar. Het gevorderde bedrag van €800,00 is niet nader onderbouwd, waardoor niet vastgesteld kan worden of het vest daadwerkelijk zoveel gekost heeft en hoe lang geleden het is aangeschaft. Om die reden kan de rechtbank evenmin vaststellen of het een echt Moncler vest betreft.
Ten aanzien van de immateriële schade vindt de rechtbank gezien de ernst van het feit en de medische gevolgen voor de benadeelde partij een vergoeding tot een bedrag van € 7.500,00 toewijsbaar. Gelet op de aard van de beperkingen waar [slachtoffer] de rest van zijn leven last van zal hebben, is dit een passend bedrag. [slachtoffer] heeft een ernstige verwonding opgelopen, als gevolg waarvan hij de rest van zijn leven een stent heeft en waarvoor hij levenslang medicatie zal moeten nemen.
Voor een toewijzing van een bedrag ter vergoeding van de psychische gevolgen dient de benadeelde partij deze vordering verder te onderbouwen, hetgeen achterwege is gebleven. Nu gelegenheid voor een nadere onderbouwing een onevenredige belasting voor het strafproces zou opleveren zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering tot immateriële schadevergoeding. Zij kan dit gedeelte van de vordering aanbrengen bij de civiele rechter.
De rechtbank zal gelet op dit alles de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een bedrag van €7.808,19, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente met ingang van 15 mei 2022.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij hebben betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de (hoofdelijke) verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €7.808,19 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .
De rechtbank zal geen gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
medeplegen poging tot doodslag;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
straf en/of maatregel
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
360 dagen
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie wordt afgetrokken;
bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
125 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 jaren, houdt aan de volgende voorwaarden:
1. dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west en zich zal melden bij de jeugdreclassering, zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
3. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan het maken van een delictanalyse en behandeling bij De Waag of een vergelijkbare instelling, indien en voor zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
4. dat hij gedurende de proeftijd zal meewerken aan een coachingstraject en zich zal houden aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt, voor zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
5. dat hij gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen of een andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding zal hebben;
6. dat hij gedurende de proeftijd zal gaan verblijven op het adres [adres 14] Den Haag, zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
7. dat hij deze woning niet mag verlaten tussen 18.00 uur en 07.00 uur, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt, doch maximaal voor de duur van 6 maanden. Hij zal buiten deze tijden slechts naar buiten mogen in overleg met en na toestemming de jeugdreclassering en onder toezicht van een door de jeugdreclassering goedgekeurde volwassene;
8. dat hij zich gedurende maximaal zes maanden niet zal bevinden in de gemeente Zoetermeer, tenzij onder begeleiding en toezicht van een door de jeugdreclassering goedgekeurde volwassene, zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
9. dat hij gedurende maximaal zes maanden van de proeftijd zal meewerken aan controle op het locatiegebod en -verbod door middel van elektronisch toezicht, zo lang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
10. dat hij gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer:

- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] ;

en met de medeverdachten:
- [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 3] ;
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 4] ;
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 5] ;
en met:
-
[betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum 7] ;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de veroordeelde op de overigens geldende voorwaarde dat hij gedurende de proeftijd:
11. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
12. zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
dadelijke uitvoerbaarheid
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot
een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uur,
en beveelt voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig)dagen:
schadevergoeding
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , deels toe en veroordeelt de verdachte
hoofdelijktegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van €7.808,19 euro, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, met veroordeling van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte
hoofdelijkin de kosten door de benadeelde partij ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden begroot op nihil;
legt aan de verdachte op de
hoofdelijkeverplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €7.808,19, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 17 januari 2023.
Bijlage I
Bewijsmiddelen
1. vul geboortedatum in).
Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 24 november 2022(vul geboortedatum in), inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer] (vul geboortedatum in), zakelijk weergegeven:
U vraagt wanneer ik [verdachte] of [medeverdachte 1] voor het laatst nog heb gezien en/of gesproken. Ik heb ze voor het laatst bij de schietpartij gezien, maar ik heb ze niet meer gesproken. U vraagt wat er volgens mij is gebeurd tijdens het incident waarvoor ik nu ben opgeroepen. Er liepen vier jongens op mij af, waarvan er twee mij hadden neergeschoten.
U zegt dat ik aangaf dat ik twee van de vier jongens niet persoonlijk ken en u vraagt wie dat zijn. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Er liepen vier jongens op mij af, toen kreeg ik een klap in mijn gezicht, ik probeerde mezelf te verdedigen en voor ik het wist was ik neergeschoten. Ze liepen met zijn allen tegelijk op mij af en één van hen gaf mij een klap. Ze stonden dicht bij mij. U vraagt wie de klap gaf. Het was [medeverdachte 2] .
(vul geboortedatum in) U vraagt of ik weet hoe de personen stonden ten opzichte van elkaar. Naast [medeverdachte 2] stond [medeverdachte 3] . Naast [medeverdachte 3] stond [verdachte] en daarnaast stond [medeverdachte 3] .
2.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-6(vul geboortedatum in) (pagina 139(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1] :
Op zondag 15 mei 2022 bevond ik mij omstreeks 16:00 uur in politiebureau Zoetermeer. Ik was belast met het horen van de getuige [getuige] . [getuige] verklaarde het volgende:
"Ik was samen met drie vriendjes aan het spelen op [locatie 5] . ik zag dat er een groep van 6 a 7 jongens voorbij jogden. Zij kwamen uit de richting van het park.
Zo'n 30 seconden later hoorde ik een harde knal. Ik zag daarna dezelfde groep jongens richting de dijk wegrennen.”
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022139637-10(vul geboortedatum in) (pagina 177(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2] :
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , ben werkzaam in de wijk [locatie 4] als wijkagent. In mijn rol als wijkagent ben ik veelvuldig in de wijk aanwezig en heb op deze manier veel contact met de aldaar aanwezige jongeren. Op de aanleverde beelden zie ik 4 personen over de [locatie 2] lopen. Ik zie dat deze personen komen aankomen uit de richting van de [locatie 3] en dat ze lopen in de richting van de [locatie 2] . Op de beelden zie ik in het midden een persoon lopen. Ik zie dat deze persoon geheel in een grijs gekleed is. Tevens zie ik dat deze persoon donker krullend haar heeft.
Ik herken op deze beelden een persoon als zijnde:
[medeverdachte 2] . Geboren [geboortedatum 4] te Delft. Wonende [adres 4] te Zoetermeer. Voorheen wonende [adres 6] .
Ik herken [medeverdachte 2] aan zijn postuur zijn gezicht en aan zijn haardracht. Ik weet dat [medeverdachte 2] vaak in een grijs joggingspak loopt.
Op de beelden zie ik in het midden een 2e persoon lopen. Ik zie dat deze persoon getint is en donker krullend haar heeft. Ik zie tevens dat deze persoon een blauwe trui draagt met daarop een groot Nike teken.
Ik herken in deze een persoon als zijnde:
[medeverdachte 1] . Geboren [geboortedatum 5] te 's-Gravenhage, Wonende [adres 7] te Zoetermeer.
Ik herken [medeverdachte 1] aan zijn postuur, zijn gezicht en zijn haardracht. Tevens zie ik [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zeer geregeld samen door de wijk lopen.
4.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022139637-95(vul geboortedatum in) (pagina 186(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 3] :
Op dinsdag 17 mei 2022 kreeg ik 1 foto te zien van een collega van de district recherche Zoetermeer. Mij verbalisant [verbalisant 3] werd op basis van het stilstaande beeld om herkenning gevraagd van meerder personen. Dit waren vier jongens achter elkaar. Ik herkende de voorste persoon als volgt: [medeverdachte 3] geboren op [geboortedatum 3] te Zoetermeer. Hij draagt op dit stilstaande beeld een zwart petje met witte oordopjes. Een zwart jasje met ene wit t-shirt eronder. Ook draagt hij een zwarte broek.
Ik ken [medeverdachte 3] van mijn werkzaamheden vanuit mijn functie als Senior Jeugd aan basisteam Zoetermeer. Vanuit mijn functie en mijn werkzaamheden op straat kom ik veel met hem in aanraking en heb ik geregeld met hem gesproken. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken:
Zijn lichte getinte huidskleur en zijn normale postuur. Zijn donkere volle wenkbrauwen en zijn opgeschoren haar aan de zijkant van zijn haarlijn. Ik herkende [medeverdachte 3] meteen bij het zien van het getoonde stilstaande beeld. Over zijn identiteit was door andere geen informatie verstrekt.
5.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-106(vul geboortedatum in) (pagina 437-448(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 4] :
Op de camerabeelden van de [adres 8] , zag ik op 15 mei 2022, om 14:24.26 uur, de voordeur van de woning [adres 1] open gaan. Ik zag dat er een man uit de woning stapte. lk kan deze man als volgt omschrijven:
-Licht getinte man
-Tussen de 16 en 20 jaar oud
-Volslank figuur
-Kort donker haar met de zijkanten opgeschoren.
-Volledig donker gekleed
-Zomer jas met capuchon. Op de capuchon zit een witte streep aan beide kanten. Op de linker mouw zit een logo.
-Zwarte trainingsbroek
-Zwarte sportschoenen met bij de veters een andere kleur.
-Schoudertas van vermoedelijk Gucci.
Aan de hand van de camerabeelden van de [adres 9] te Zoetermeer en de camerabeelden van de [adres 8] te Zoetermeer. Zag ik dat de vierde persoon op de beelden van de [adres 9] volledig overeenkwam met de persoon die uit de woning van de [adres 1] te Zoetermeer kwam.
Aan de hand van de camerabeelden [adres 8] te Zoetermeer herkende ik de persoon die op 15 mei 2022, omstreeks 14:24.26 uur uit de woning [adres 1] te Zoetermeer kwam als de aangehouden verdachte [verdachte] , geboren 29 augustus 2005, wonende [adres 1] te Zoetermeer. Ik herkende [verdachte] aan zijn uiterlijke kenmerken als gezicht, postuur en haardracht van zijn politiefoto.
6.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-141(vul geboortedatum in) (pagina 188-198(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 5] :
In chronologische volgorde is op deze camerabeelden het volgende te zien:
Camerabeelden [adres 10] :
15 mei 2022 14.26 uur-14.27 uur
De tijd op deze camerabeelden komt niet overeen met de werkelijke tijd en loopt een uur achter. Op deze beelden is te zien dat omstreeks 14:26 uur twee personen langs de voorzijde van de woning lopen. De eerste persoon wordt door politieambtenaar [naam 4] herkend als zijnde het slachtoffer [slachtoffer] . (Zie proces-verbaal PL1500-2022139637-8). Naast het slachtoffer loopt een jongen met een korte broek aan en een t-shirt met witte opdruk. Deze persoon bleek de later aangehouden verdachte [betrokkene 1] te zijn.
Ongeveer 1 minuut later worden zij gevolgd door een donkere jongen gekleed in een blauw trainingspak met gekleurd Nike Logo op de borst. Deze persoon bleek later de aangehouden verdachte [medeverdachte 1] te zijn.
Camerabeelden [adres 11]
15 mei 2022 14.29 uur — 14.31 uur
Twee personen komt uit de richting lopen van [locatie 1] , de plaats waar het schietincident heeft plaats gevonden, en lopen in de richting van de [locatie 3] . Kort na deze 2 personen volgt nog een persoon op een fiets en nog een lopend persoon.
Camerabeelden [adres 9]
15 mei 2022 14.32 uur
Op de ringdeurbel komen vier personen in beeld die voorbij lopen. Deze personen komen uit de richting van de [locatie 3] en lopen in de richting van de [locatie 2] . Deze personen betreffen zeer vermoedelijk dezelfde personen als hierboven vernoemd.
De bewoner van de betreffende woning keek tegelijk met politieambtenaar [naam 5] mee met de beelden. De bewoner gaf aan dat zij de persoon in het grijs gekleed herkende als de buurjongen. Wonende op de [adres 3] te Zoetermeer.
Een persoon, geheel in het grijs gekleed, wordt herkend als [medeverdachte 2] . Geboren op [geboortedatum 4] te Delft. Hij draagt grijze kleding en heeft donker krullend haar
Tevens wordt een andere persoon, hij draagt een blauwe trui met daarop een groot Nike teken, door verbalisant [verbalisant 2] herkend als [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 5] te 's-Gravenhage.
Na het schietincident werden behalve de hierboven genoemde verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , onder andere ook de verdachte [medeverdachte 3] aangehouden. Door de politieambtenaren [naam 6] en [naam 7] werden de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] gehoord, nadat deze waren aangehouden. Na het verhoor herkenden deze politieambtenaren de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] als twee van de vier personen op de camerabeelden van de ringdoorbel.
Camerabeelden [adres 11]
15-5 2022 14.33 uur -14.34 uur.
De vier eerder genoemde personen lopen langs perceel [adres 11] . Ze komen uit de richting van de [locatie 3] en lopen in de richting van [locatie 1] .
Camerabeelden [adres 13] :
15-5-2022 14.33.
Met de camera die bij deze woning aan de achterzijde was opgesteld, werden opnamen gemaakt van [locatie 1] waar het schietincident plaats vond. De tijd die op deze beelden staat weergegeven blijkt niet overeen te komen met de werkelijke tijd. De werkelijke tijd is 50 minuten later.
Te zien is dat te 14.33 uur het latere slachtoffer [slachtoffer] het beeld in komt lopen.
Vervolgens is op deze beelden te zien dat er vanuit de zelfde richting twee personen in beeld komen. Deze personen strekken beiden hun arm in de richting van het slachtoffer. Het slachtoffer zakt in elkaar en komt op de grond te liggen. De twee personen verdwijnen weer uit het beeld in dezelfde richting als hoe zij gekomen zijn.
Camerabeelden [adres 11]
15-5-2022 14.35 uur — 14.38 uur
Op deze beelden is te zien dat de hierboven vernoemde personen hard weg rennen uit de richting van [locatie 1] , in de richting van de [locatie 3] ,
Camerabeelden [adres 3]
Door de hierboven vermelde bewoner van de [adres 9] werd 1 van de personen die op zijn ringdoorbelcamera te zien was, herkend als een buurjongen van de [adres 3] . Op de beleden van de bewakingscamera van de [adres 3] is te zien dat een persoon waarvan het signalement overeenkomt met de hierboven genoemde verdachte [medeverdachte 3] na het schietincident, deze woning binnen gaat met een sleutel. Hij is in het bezit van een schoudertas met rits.
Te zien is dat [medeverdachte 3] enige tijd later weer naar buiten komt met andere kleding en dat hij genoemde schoudertas en een gele plastic tas bij zich had.
7.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040 - 248(vul geboortedatum in) (pagina 624-635(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [naam 8] :
Op dinsdag 7 juni 2022 vervolgde ik mijn onderzoek naar de camerabeelden van de [adres 4] te Zoetermeer.
Om 16:44:30 uur zag ik dat er een grijze auto aan kwam rijden, Ik zag dat om 16:44:51 uur vanuit de passagierskant een persoon uitstapte. Ik zag dat hij een rode T-shirt en een donkere broek droeg. Ik zag dat hij hierna de portier rechtsachter opende. Ik zag dat er nog een persoon rechtsachter uitstapte.
Ik herkende de tweede man direct als zijnde de verdachte [medeverdachte 2] . Ik zag dat hij een zwarte trui droeg, met een donkere trainingsbroek en wit met zwarte sneakers. Ik zag dat de grijze auto direct weer wegreed.
Ik zag dat [medeverdachte 2] en de andere man om 16:45:03 in de lift stapte. Ik zag dat om 16:45:19 uur [medeverdachte 2] wat tegen de andere man zei. Ik zag dat zij direct hierna hun schoenen uitdeden en wisselde. Tijdens het wisselen van de schoenen om 16:45 uur zag ik dat de grijze auto was gekeerd en terug was gereden en weer stil stond voor de flat.
Ik zag dat [medeverdachte 2] om 16:51 uur middels de trap de hal in kwam lopen. ik zag dat [medeverdachte 2] zich wederom had omgekleed. lk zag dat hij een zwart T-shirt droeg met een zwarte korte broek. lk zag dat hij tevens zijn witte sneakers had gewisseld voor zwarte Balenciaga sneakers. Ik zag dat [medeverdachte 2] de flat verliet. Ik zag dat [medeverdachte 2] om de grijze auto heen liep er aan de passagierszijde weer instapte. Ik zag dat de grijze auto hierna om 16:51:39 wegreed.
Om 17:15:00 uur zag ik dat de jongens met het rode T-shirt en [medeverdachte 2] het trappenhuis weer uit kwamen lopen, ik zag dat [medeverdachte 2] andere kleding droeg dan kort daarvoor, ik zag dat hij een zwart T-shirt droeg met daar overeen een zwarte bodywarmer. ik zag dat er op de bodywarmer een wit logootje boven de linkerborst zat. Ik zag dat hij een zwarte broek droeg met een klein wit logootje op zijn linkerbovenbeen. Ik zag dat [medeverdachte 2] zwarte schoenen droeg. Ik zag dat (..zij..) om 17.15.07 uur de flat verlieten. Ik zag dat zij beiden naar de grijze auto toe liepen. Ik zag dat [medeverdachte 2] links achterin stapte. Ik zag dat de grijze auto direct wegreed.
Op 7 juni 2022 deed onderzoek naar de man in het rode T-Shirt. Uit dit onderzoek bleek de jongen te zijn medeverdachte genaamd: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 5] .
8.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040 - 291(vul geboortedatum in) (pagina 670-674(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 6] :
Op de camerabeelden van de [adres 3] te Zoetermeer zag ik dat verdachte [medeverdachte 3] te 13.53 uur zijn woning Zoetermeer verliet. Ik zag dat verdachte [medeverdachte 3] op dit moment geen tas droeg.
Ik zag dat verdachte [verdachte] te 14.24.30 uur zijn woning gelegen aan de [adres 8] te Zoetermeer verliet via de voordeur, ik zag dat verdachte [verdachte] een zwarte schoudertas droeg welke ter hoogte van zijn linker heup hing. Ik zag dat het schoudertasje een rits had aan de voorzijde.
Uit eerder onderzoek naar de camerabeelden van de [adres 9] te Zoetermeer bleek dat de verdachten vanaf de woning van verdachte [medeverdachte 3] over de [locatie 2] in de richting van de [locatie 1] liepen.
Op de camerabeelden van de [adres 9] te Zoetermeer zag ik dat [medeverdachte 3] tevens geen tas droeg. Ik zag dat verdachte [verdachte] een zwart schoudertasje droeg welke ter hoogte van zijn linker heup hing.
Na de schietpartij zag ik te 14.36 uur op de camerabeelden van de [adres 3] te Zoetermeer dat verdachte [medeverdachte 3] via de voordeur zijn woning naar binnen liep. Ik zag dat verdachte [medeverdachte 3] een zwarte schoudertas om zijn rechterschouder droeg. Ik zag dat de tas ter hoogte van zijn rechter heup hing. Ik zag dat het een vierkante tas betrof. Deze tas droeg hij nog niet toen hij te 13.53 uur zijn woning verliet via de achterdeur. Ik zag dat de tas ernstige overeenkomsten had met de tas die verdachte [verdachte] droeg voor het schietincident. Ik zag namelijk dat de tas tevens een rits had aan de voorzijde van de tas. Qua formaat leek de tas ook overeen te komen.
Ik zag te 14.39 uur op de camerabeelden van de [adres 3] te Zoetermeer dat verdachte [medeverdachte 3] zijn woning verliet via de voordeur, Ik zag dat hij in zijn linkerhand een gele plastic tas droeg. Ik zag dat hij in diezelfde hand een zwart vierkant schoudertasje bij het hengsel vast had.
9.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040 - 207(vul geboortedatum in) (pagina 348-351(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
Op zondag 15 mei 2022 omstreeks 14:38 uur vond een schietpartij plaats op de [locatie 1] in Zoetermeer. Op dezelfde avond te 22:15 uur werden vier verdachten aangehouden voor de genoemde schietpartij. De vier verdachten werden aangehouden in een personenauto merk Peugeot, type 206, blauw van kleur en voorzien van kenteken [kenteken] . De volgende verdachten werden op de volgende plaats in de personenauto aangetroffen:
[betrokkene 2] , geboren [geboortedatum 8] - bestuurder
[medeverdachte 1] , geboren [geboortedatum 5] - bijrijder
[medeverdachte 3] , geboren [geboortedatum 3] - achter de bestuurder
[medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum 4] - achter de bijrijder
Ten tijde van de aanhouding werd de verdachte [medeverdachte 3] achterin, achter de bestuurder van de genoemde personenauto, aangetroffen. Uit een eerder onderzoek in het voertuig werd een vuurwapen in het vakje achter de bestuurder aangetroffen en in een gele Jumbo tas een mes. Deze wapens werden al eerder inbeslaggenomen en veiliggesteld voor onderzoek.
10.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-213(vul geboortedatum in) (pagina 352-357 van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 7] :
Op diverse camerabeelden is de verdachte [medeverdachte 3] te zien met een donkere broek en een donkere trui met een opvallend groot wit Nike teken.
Op de camerabeelden, die gericht staat op het balkon, was op zondag 15 mei 2022 te 13:53 uur te zien dat de verdachte [medeverdachte 3] de woning via het balkon verlaat. Op deze camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 3] de volgende kleding draagt:
- Zwarte Nike trui met een groot wit Nike Logo
- Zwarte joggingbroek
- Zwarte schoenen van het merk Nike met witte zolen
Op de camerabeelden, die gericht staat op de voordeur, was op zondag 15 mei 2022 te 14:36 uur te zien dat de verdachte [medeverdachte 3] de woning naar binnen gaat. Op zondag 15 mei 2022 te 14:39 uur is zien op deze camerabeelden dat de verdachte [medeverdachte 3] de woning weer verlaat met in zijn linkerhand een geel Jumbo tasje. Tevens is te zien dat de verdachte [medeverdachte 3] andere kleding draagt. Uit deze camerabeelden is op te maken dat het tasje gevuld is met spullen.
De gele Jumbo tas die de verdachte [medeverdachte 3] bij zich droeg toen hij zijn woning verliet komt overeen met de tas die aangetroffen werd in de genoemde personenauto.
In deze gele Jumbo werden de volgende kledingstukken aangetroffen:
- Zwarte Nike schoenen met een witte zool
- Zwarte joggingbroek van het merk Nike
- Zwarte Nike trui met een groot opvallende Nike teken.
11.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2022139637-51(vul geboortedatum in) (pagina 683-688(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] :
De bevindingen hieronder zijn omschreven gezien vanaf de [locatie 1] .
Wij zagen dat:
- onder de pylon bij bordje 2 een huls lag met een bodemstempel van "S&B 9mm"(foto's 8 tot en met 10);
- onder de pylon bij bordje 3 een huls lag met een bodemstempel van "S&B 9mm"(foto's 11 tot en met 13);
- onder de pylon bij bordje 4 een huls lag met een bodemstempel van "S&B 9mm"(foto's 14 to en met 16);
- op het asfalt, rechts van [locatie 1] , een patroon lag met een bodemstempel van "S&B 9mm" (bordje 7, foto's 4, 20 en 21);
- onder de pylon bij bordje 8 een huls lag met een bodemstempel van "380 AUTO" (foto's 22 tot en met 24);
- rechts van [locatie 1] een patroon lag (bordje 9, foto's 5, 25 en 26);
- het patroon een bodemstempel had van "S&B 9mm" (foto 27).

Op basis van bovenstaande bevindingen werden door ons de volgende handelingen uitgevoerd:

- de kogelpunt bij bordje 1 werd fotografisch vastgelegd en veiliggesteld;
- de bodemstempels van de hulzen bij bordjes 2,3,4 en 8 werden gefotografeerd en de hulzen werden vervolgens veiliggesteld voor eventuele vervolgonderzoeken;
- de bodemstempels van de patronen bij bordjes 7 en 9 werden gefotografeerd en de patronen werden vervolgens veiliggesteld voor eventuele vervolgonderzoeken.
12.
Een geschrift, te weten een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 november 2022(vul geboortedatum in), nummer 2022.07.01.137(vul geboortedatum in), opgemaakt door [naam 9] (ongenummerd(vul geboortedatum in))(vul geboortedatum in), inhoudende:
Huls en vuurwapen
Voor de huls [AAON9388NL], kaliber 9mm Browning Kort, en vuurwapen [AAMF5707NL] zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 1: De huls is verschoten met het vuurwapen.
Hypothese 2: De huls is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als het vuurwapen.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn iets waarschijnlijker' wanneer
hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
Hulzen onderling
Voor de verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen de drie hulzen [AAON9382NL, -83NL en -84NL], kaliber 9mm Browning Kort, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 3: De hulzen zijn verschoten met een en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 4: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en
met dezelfde systeemkenmerken.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek van de hulzen [AAON9383NL en -84NL] zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek van huls [AAON9382NL] zijn
waarschijnlijker wanneer hypothese 3 waar is, dan wanneer hypothese 4 waar is.
De afvuursporen in de hulzen [AAON9382NL, -83NL en -84NL] worden verwacht wanneer deze zijn verschoten met een omgebouwd gas-/alarmwapen geschikt gemaakt voor het kaliber 9mm Browning Kort, merk Zoraki.
Patronen met hulzen
Voor de verschillende paren die te combineren zijn binnen enerzijds de twee patronen [AAON9387NL en -89NL], kaliber 9mm Browning Kort en de drie hulzen [AAON9382NL, -83NL en -84NL] anderzijds, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 5: De doorlaadsporen in de patroon zijn afkomstig van hetzelfde vuurwapen als die in de ontvangen hulzen.
Hypothese 6: De doorlaadsporen in de patroon zijn afkomstig van een of meerdere andere vuurwapen(s) van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 5 waar is, dan wanneer hypothese 6 waar is.
Voor de verschillende hulzenparen die te combineren zijn binnen enerzijds de drie hulzen [AAON9382NL, -83NL en -84NL] en anderzijds de twee hulzen [AAPQ6901NL en -02NL], kaliber 9mm Browning Kort, zijn de volgende hypothesen beschouwd:
Hypothese 7: De hulzen zijn verschoten met een en hetzelfde vuurwapen.
Hypothese 8: De hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
De resultaten van het vergelijkend hulsonderzoek zijn minimaal zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 7 waar is, dan wanneer hypothese 8 waar is.
13.
Een geschrift, te weten een deskundigenverslag van het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek van 13 juli 2022(vul geboortedatum in), nummer N22-066(vul geboortedatum in), opgemaakt door [naam 10] en [naam 11] (pagina 824-836(vul geboortedatum in) van het dossier(vul geboortedatum in))(vul geboortedatum in), inhoudende:
Op 4 juli 2022 werd via IPKD koeriers het in tabel 1 genoemde onderzoeksmateriaal ontvangen.
Voorafgaand aan de DNA-isolatie heeft het FLDO op 6 juli 2022 de schotresten uit de hulzen veiliggesteld. De veiliggestelde schotresten zijn voorzien van de in tabel 1 bij SIN-code schotresten genoemde nieuwe SIN-codes.
Omschrijving onderzoeksmateriaal SIN-code sample SIN-code schotresten
AAON9383NL - Munitie (mund huls) AAON9383NL#01 AAOR5819NL
AAON9382NL - Munitie (mund huls) AAON9382NL#01 AAOR5820NL
AAON9389NL - Munitie (kogelpatroon) AAON9389NL#01 nvt
AAON9387NL - Munitie (kogelpatroon) AAON9387NL#01 nvt
AAON9388NL - Munitie (mund huls) AAON9388NL#01 AAOR5821NL
AAON9384NL - Munitie (mund huls) AAON9384NL#01 AAOR5822NL
AAON9387NL#01
De voor spoor AAON9387NL#01 verkregen resultaten voldoen niet aan de criteria voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Deze resultaten zijn op 12 juli 2022 wel, met behulp van de software SmartRank, éénmalig vergeleken met de in de DNA-databank aanwezige DNA-profielen van personen.
Bij deze vergelijking is een overeenkomst gevonden met het PPF6C DNA-profiel van persoon [code 1] ( [verdachte] , geb.: [geboortedatum 1] , NFI-dossiernr. 2022.07.01.137).
Ter onderbouwing van de waargenomen mogelijke overeenkomst is, met behulp van de software LRmix Studio, een waarschijnlijkheidsberekening uitgevoerd. Deze berekening is uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AAON9387NL#01 kan celmateriaal bevatten van persoon [code 1] ( [verdachte] ).
B) Spoor AAON9387NL#01 kan celmateriaal bevatten van een onbekende persoon, welke geen bloedverwant is van persoon [code 1] ( [verdachte] ).
Hierbij is voor beide hypothesen rekening gehouden met het gegeven dat in de afzonderlijke
resultaten van spoor AAON9387NL#01 allelic drop-out en/of allelic drop-in kan zijn opgetreden.
Onder hypothese A is het resultaat van deze zoekactie meer dan 10 miljard maal waarschijnlijker dan onder hypothese B.
AAON9383NL#01, AAON9382NL#01 en AAON9389NL#01
De voor sporen AAON9383NL#01. AAON9382NL#01 en AAON9389NL#01 verkregen resultaten zijn niet aangeboden aan de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken, omdat deze grotendeels overeenkomen met de wel aan de DNA-databank aangeboden resultaten van spoor AAON9387NL#01.
Naar aanleiding van de voor spoor AAON9387NL#01 gevonden overeenkomst met persoon
[code 1] ( [verdachte] ) zijn de voor sporen AAON9383NL#01, AAON9382NL#01 en
AAON9389NL#01 verkregen resultaten vergeleken met het PPF6C DNA-profiel van persoon [code 1] ( [verdachte] )
SIN-code Celmateriaal kan afkomstig zijn van Bewijskracht
AAON9383NL#01 Persoon [code 1] ( [verdachte] ) Meer dan 10 miljoen
AAON9382NL#01 Persoon [code 1] ( [verdachte] ) Ongeveer 500 duizend
AAON9389NL#01 Persoon [code 1] ( [verdachte] ) Ongeveer 800 duizend
AAON9387NL#01 Persoon [code 1] ( [verdachte] ) Meer dan 10 miljard
14.
Een geschrift, te weten een deskundigenverslag van het Forensisch Laboratorium voor DNA-onderzoek van 28 juli 2022(vul geboortedatum in), nummer N22-071(vul geboortedatum in), opgemaakt door [naam 10] en [naam 11] (pagina 837-849(vul geboortedatum in) van het dossier(vul geboortedatum in))(vul geboortedatum in), inhoudende:
Op 18 juli 2022 werd via IPKD koeriers het in tabel 1 genoemde onderzoeksmateriaal ontvangen.
Omschrijving onderzoeksmateriaal SIN-code sample
AANC5455NL- Munitie (kogelpatroon) AANC5455NL#01
AANC5456NL - Munitie (kogelpatroon) AANC5456NL#01
AANC5459NL - Munitie (kogelpatroon) AANC5459NL#01
AANC5458NL - Munitie (kogelpatroon) AANC5458NL#01
AANC5457NL - Munitie (kogelpatroon) AANC5457NL#01
De voor spoor AANC5455NL#01 verkregen resultaten voldoen niet aan de criteria voor opname in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Deze resultaten zijn op 26 juli 2022 wel, met behulp van de software SmartRank, éénmalig vergeleken met de in de DNA-databank aanwezige DNA-profielen van personen.
Bij deze vergelijking is een overeenkomst gevonden met het PPF6C DNA-profiel van persoon [code 2] ( [medeverdachte 3] , geb.: [geboortedatum 3] , NFI-dossiernr: 2022.07.01.137).
Dit betekent dat persoon [code 2] ( [medeverdachte 3] ) op basis van de resultaten van deze zoekactie, donor kan zijn van het celmateriaal in spoor AANC5455NL#01 (zie Aandachtspunt DNA-databank in bijlage FL-ALG68).
Ter onderbouwing van de waargenomen overeenkomst is, met behulp van de software LRmix Studio, een waarschijnlijkheidsberekening uitgevoerd. Deze berekening is uitgevoerd voor de volgende twee hypothesen:
A) Spoor AANC5455NL#01 kan celmateriaal bevatten van persoon [code 2] ( [medeverdachte 3] ).
B) Spoor AANC5455NL#01 kan celmateriaal bevatten van een onbekende persoon, welke geen bloedverwant is van persoon [code 2] ( [medeverdachte 3] ).
Hierbij is voor beide hypothesen rekening gehouden met het gegeven dat in de afzonderlijke resultaten van spoor AANC5455NL#01 allelic drop-out en/of allelic drop-in kan zijn opgetreden.
Onder hypothese A is het resultaat van deze zoekactie meer dan 10 miljard maal waarschijnlijker dan onder hypothese B.
15.
Een geschrift, te weten een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 2 september 2022(vul geboortedatum in), nummer 2022.07.01.137(vul geboortedatum in), opgemaakt door [naam 12] (pagina 850-855(vul geboortedatum in) van het dossier(vul geboortedatum in))(vul geboortedatum in), inhoudende:
Het onderzoeksmateriaal betreft een vuurwapen met daarin een patroonhouder. De binnenzijde van de loop van het vuurwapen is bemonsterd. De bemonstering is als AAMF5707NL#01 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Twee dactyloscopische sporen (#D01 en #D02) en afzonderlijke delen van het vuurwapen
en de patroonhouder zijn bemonsterd, gericht op het verzamelen van DNA van diegene(n)
die het vuurwapen en de patroonhouder heeft (hebben) gehanteerd. De bemonsteringen zijn
als AAMF5707NL#02 tot en met #07 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Bemonstering AAMF5707NL#06 (randen van de onderzijde van de patroonhouder).
Dit betreft een afgeleid DNA-profiel waarvan is aangenomen dat alle DNA-kenmerken van
één persoon afkomstig zijn. Voor dergelijke DNA-profielen is vastgesteld dat wanneer het
DNA-profiel van een persoon ermee overeenkomt de bewijskracht meer dan één miljard is.
Daarom geldt voor de overeenkomsten met het DNA-profiel van verdachte [medeverdachte 3] :
Het afgeleide DNA-hoofdprofiel AAMF5707NL#06 is meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijker wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte 3]
, dan wanneer de relatief grote hoeveelheid DNA afkomstig is van een willekeurige
(niet aan verdachte [medeverdachte 3] verwante) persoon.
Bemonstering AAMF5707NL#07 (overige delen van de patroonhouder).
Voor deze berekeningen is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee niet-verwante personen. De berekening is uitgevoerd met DNAStatistX 3.
Bewijskracht ten aanzien van verdachte [medeverdachte 3]
DNA-mengprofiel AAMF5707NL#07 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [medeverdachte 3] en een willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
16.
Het proces-verbaal van politie nummer PLlS00-2022139637-149(vul geboortedatum in) (ongenummerd(vul geboortedatum in)), inhoudende als relaas van de verbalisant [naam 13] :
Overzicht dactyloscopische sporen met bijbehorende uitslag
Individualisatie
Achternaam [medeverdachte 3]
Voornamen [medeverdachte 3]
Geboren [geboortedatum 3]
Geboorteplaats Zoetermeer in Nederland
Spoornummer PL1500-2022139637-136564
SIN AAQJ8202NL
Spoortype Dacty
Spooromschrijving Vingerafdruk
Wijze veiligstellen Foto
Datum/tijd veiligstellen 14 oktober 2022 om 12:00 uur
Plaats veiligstellen Aan onderkant vuurwapen
Bijzonderheden Door het nfi veiliggesteld onder nummer aamf5707nl#d01
Datum uitslag 28 november 2022
Uitslag individualisatie op [medeverdachte 3] geb [geboortedatum 3]
Opgenomen in database Ja
17.
Een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [slachtoffer] (vul geboortedatum in) van 22 september 2022(vul geboortedatum in), opgemaakt door de arts [naam 14] (vul geboortedatum in) (pagina 666-669(vul geboortedatum in)(vul geboortedatum in)van het dossier(vul geboortedatum in)), inhoudende:
Op 15-05-2022 was [slachtoffer] betrokken bij een ongeval waarna hij door de ambulance bij ons op de Spoedeisende Hulp werd gepresenteerd. Er werd een uitvoerige traumascreening verricht waarbij de volgende letsels werden geconstateerd:

1. Traumatische arterioveneuze fistel distale subclavia links waarvoor stent a. subclavia links

2. Apicale pneumothorax links waarvoor conservatief beleid

3. Femur fractuur rechts waarvoor LFN (15-5) en derotatie (19-05)

4. Costa 2 fractuur links lateraal waarvoor conservatief beleid

We zagen [slachtoffer] voor het laatst op ons spreekuur op 01-06-2022. Indien de femurfractuur volledig geneest kan hij hier in principe weer goed mobiel mee worden. Dit kan echter wel tot 24 maanden duren. Wat betreft het vaatletsel van de a.subclavia en v. subclavia zal de patiënt levenslang een trombocytenaggregatieremmer moeten gebruiken ivm de aanwezige stent.
Hoe de patency van dit soort stents voor dit soort letsels is op de lange termijn is onbekend.
Gezien het letsel van de v. subclavia is het mogelijk dat er levenslang een veneus
afvloedprobleem blijft bestaan. (vul geboortedatum in)
(vul geboortedatum in)
18.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-285 (pagina 564 van het dossier) inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , zakelijk weergegeven:
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 2] werd een mobiele telefoon bij hem in beslag genomen. Ik ben een onderzoek gestart naar de veiliggestelde data. Tussen de afbeeldingen trof ik meerdere foto’s aan waarop ik de andere personen herkende alszijnde de medeverdachten in dit onderzoek. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] . Rondom het schietincident maakte de gebruiker van de telefoon deel uit van meerdere snapchatgesprekken. In het chatgesprek werden video’s gedeeld waarop [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] te zien waren.
19.
Het proces-verbaal van politie nummer DHR40222040-284 (pagina 552 van het dossier), inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 11] , zakelijk weergegeven:
Ik stelde een onderzoek in naar een smartphone die in beslag genomen was bij verdachte [medeverdachte 3] . Op de telefoon van verdachte [medeverdachte 3] trof ik een video aan waarop ik verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] herkende. Deze video was op 15 mei 2022 op de telefoon opgeslagen.
20.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-283 (pagina 543 van het dossier) inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 6] , zakelijk weergegeven:
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] werd een mobiele telefoon bij hem in beslag genomen. Ik ben een onderzoek gestart naar de veiliggestelde data. In de telefoon trof ik een aantal screenshots aan betreffende een eerder politie onderzoek [naam 1] . In deze zaak was [verdachte] het slachtoffer en [slachtoffer] de verdachte.
Ik trof een video aan waarop ik verdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] herkende. Deze video was op 15 mei 2022 op de telefoon opgeslagen.
Op 15 mei 2022 was er een video op de telefoon opgeslagen waarop te zien was dat een persoon zichzelf filmde. Ik herkende deze persoon als [medeverdachte 3] .
21.
Het proces-verbaal van politie nummer DH4R022040-223 (pagina 512 van het dossier) inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 12] , zakelijk weergegeven:
Bij een zoeking in de woning van [verdachte] werd een telefoon aangetroffen. Ik ben een onderzoek gestart naar de veiliggestelde data. Ik trof foto’s aan van [medeverdachte 2] . Ik trof foto’s aan van [medeverdachte 3] . Ik trof foto’s aan van [medeverdachte 1] . In de telefoon werden een aantal screenshots aangetroffen betreffende een eerder politie onderzoek [naam 1] . In deze zaak was [verdachte] het slachtoffer en [slachtoffer] de verdachte.
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.