ECLI:NL:RBDHA:2023:2952

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
C/09/642421 / JE RK 23-262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 februari 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De minderjarige, geboren in 2011, wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd en hulpverlening in gedwongen kader is noodzakelijk. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel verblijft bij zijn stiefvader, en dat het in zijn belang is om daar te blijven wonen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend, waarbij zorgen zijn geuit over de opvoedvaardigheden van de moeder en de spanningen in de thuissituatie.

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een raadsrapport. Tijdens de zitting zijn de moeder, de stiefvader, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig geweest. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige gegrond zijn, en dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in de gevolgen van haar gedrag. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden en heeft een machtiging verleend voor uithuisplaatsing bij de stiefvader voor een periode van drie maanden.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de contactmomenten tussen de moeder en de minderjarige worden uitgebreid, zodat er kan worden onderzocht of de moeder in staat is om aan de zorgbehoefte van de minderjarige te voldoen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/642421 / JE RK 23-262
Datum uitspraak: 27 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 8 februari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna te noemen: de Raad,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] , maar thans verblijvende te [plaats01] ,
advocaat: mr. M. Heere-Helmink, gevestigd te Rotterdam,

[de man01] ,

hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats01] .

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport d.d. 21 februari 2023.
Op 27 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de Raad;
- mevrouw [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de stiefvader.

Feiten

- [minderjarige01] is erkend door de heer [de man02] .
- De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de stiefvader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 december 2022 [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld van 8 december 2022 tot 1 maart 2023, alsmede voor dezelfde duur machtiging verleend om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de stiefvader.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de stiefvader, voor de periode van drie maanden.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige01] heeft in zijn jonge leven veel meegemaakt. In de opvoedomgeving van de moeder en de stiefvader is [minderjarige01] geconfronteerd met de spanningsvolle relatie tussen de moeder en de stiefvader en heeft hij meerdere hechtingsbreuken gekend door de scheidingen tussen de moeder en haar ex-partners. Daarnaast kampt [minderjarige01] met kind eigen problematiek. Bovendien bestaan zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. Deze zorgen zijn mede ontstaan door de signalen die [minderjarige01] heeft geuit aan DelftSupport, ambulante spoedhulp en de gecertificeerde instelling over het feit dat de moeder de kinderen regelmatig alleen liet en meermaals tegen hen heeft geschreeuwd. De Raad acht het zorgelijk dat de moeder de geuite zorgen niet erkent. De moeder vertoont onvoldoende inzicht in het effect van haar gedrag op [minderjarige01] . Hoewel het positief is dat de moeder aangeeft open te staan voor de hulpverlening, stelt zij zich ambivalent op tegen de hulpverlening. Tot op heden is het daarom onvoldoende gelukt om de hulpverlening van de grond te krijgen. De Raad vindt het dan ook noodzakelijk dat de hulpverlening in het gedwongen kader wordt ingezet. Zodoende kan de jeugdbeschermer de regie voeren over de hulpverlening en erop toezien dat deze daadwerkelijk start. Ter zitting benadrukt de Raad dat het noodzakelijk is dat de moeder hierbij ook zelf hulpverlening krijgt, zodat zij zelfinzicht krijgt over het effect van haar gedrag op [minderjarige01] en zijn halfbroertjes. Momenteel verblijft [minderjarige01] bij de stiefvader. Hoewel de moeder stappen heeft gezet om een thuisplaatsing van [minderjarige01] mogelijk, is het nu te vroeg om dat te realiseren. Het is daarom noodzakelijk dat [minderjarige01] de komende drie maanden bij de stiefvader verblijft. De komende tijd moet onderzoek worden verricht naar de opvoedvaardigheden van de moeder, zodat duidelijk wordt of de moeder aan de zorgbehoefte van [minderjarige01] kan voldoen. Dit kan onder meer worden onderzocht door de inzet van hulpverlening tijdens de contactmomenten tussen [minderjarige01] en de moeder. De Raad vindt het daarbij noodzakelijk, gelet op de sterke en affectieve band tussen de moeder en [minderjarige01] , dat deze contactmomenten worden uitgebreid en zodoende wordt opgebouwd naar onbegeleid contact.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad. Ter zitting geeft de gecertificeerde instelling aan dat zij een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden geschikter acht. De verzochte duur van drie maanden is kort en biedt mogelijk onvoldoende tijd om zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van de moeder. De gecertificeerde instelling heeft geen zorgen over de hechtingsrelatie tussen de moeder en [minderjarige01] . Bij de bezoekmomenten wordt een liefdevolle band tussen hen gezien. Wel meent de gecertificeerde instelling dat de bezoeken begeleid moet worden, omdat er zorgen zijn dat de moeder zich negatief uitlaat over de stiefvader in het bijzijn van [minderjarige01] . Hoewel de gecertificeerde instelling van mening is dat de begeleide contactmomenten uitgebreid kunnen worden, is dit tot op heden niet mogelijk door de drukke agenda van jeugdbeschermer.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met de verzochte ondertoezichtstelling, maar wordt verweer gevoerd tegen de machtiging uithuisplaatsing. Daartoe wordt aangevoerd dat de moeder – eventueel met hulpverlening in de thuissituatie – in staat is [minderjarige01] de zorg te bieden die hij nodig heeft. De moeder beschikt over passende woonruimte en heeft voldoende opvoedvaardigheden. De moeder betwist de spanningen en conflicten tussen haar en de stiefvader niet, maar betwist wel dat zij [minderjarige01] voor langere tijd alleen liet en geen eten gaf. De door de Raad naar voren gebrachte zorgen over de moeder kloppen niet. Zij voelt zich niet gehoord en onbegrepen. Ook klopt het niet dat zij zich ambivalent opstelt tegenover de hulpverlening en haar afspraken niet nakomt. De moeder is bereid hulpverlening te accepteren. Daarbij acht de moeder het in het belang van [minderjarige01] dat hij zo snel mogelijk naar huis komt. De moeder en [minderjarige01] hebben een zeer sterke band en [minderjarige01] hoort thuis bij de moeder. De moeder verzoekt dan ook om afwijzing van de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing.
De stiefvader heeft ingestemd met het verzochte. De stiefvader heeft duidelijk gemaakt dat [minderjarige01] ook na 1 maart 2023 bij hem kan verblijven. De stiefvader wenst hierbij wel (praktische) hulpverlening te krijgen. Hij zorgt op dit moment alleen voor vier kinderen en dat vergt veel van hem.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Verder is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. Gelet op de geuite zorgelijke signalen van [minderjarige01] , zijn kind eigen problematiek en de mogelijke negatieve invloed van de spanningen tussen de moeder en de stiefvader, is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Het is de afgelopen periode onvoldoende gelukt om de zorgen weg te nemen. De moeder toont weinig probleeminzicht en heeft zich de afgelopen periode ambivalent opgesteld richting de hulpverlening. Dit maakt dat voortzetting van de hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk is, zodat regie gevoerd kan worden over de hulpverlening en toezicht kan worden gehouden op de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige01] . De kinderrechter wijst het verzoekt tot de ondertoezichtstelling, waartegen geen verweer is gevoerd, dan ook toe als verzocht. Daarnaast acht de kinderrechter het van belang dat [minderjarige01] de komende tijd bij de stiefvader blijft wonen. Zodoende kan onderzoek worden verricht naar de opvoedvaardigheden van de moeder en moet blijken of de moeder kan voldoen aan de zorgbehoefte van [minderjarige01] . Aangezien een uithuisplaatsing in beginsel een tijdelijke maatregel is, acht de kinderrechter het wel van belang dat de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige01] de komende tijd uitgebreid worden. Ook het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing wijst de kinderrechter toe als verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 27 februari 2023 tot 27 februari 2024 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de stiefvader, van 27 februari 2023 tot 27 mei 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2023 door mr. H.C.L. Vreugdenhil, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Klopper als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op *.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbenden aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.