ECLI:NL:RBDHA:2023:2950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
C/09/637818 / FA RK 22-7517
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag van de moeder over minderjarige in het belang van de ontwikkeling van het kind

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat er sprake is van complexe problematiek rondom de minderjarige, die een cognitieve ontwikkelingsachterstand heeft en klem zit tussen haar ouders. De moeder heeft een overbeschermende opvoedstijl en herkent de problemen van de minderjarige niet, waardoor zij het hulpverleningstraject in de weg zit. De vader daarentegen is zeer betrokken en werkt goed samen met de jeugdbeschermer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie van de minderjarige ernstig bedreigd wordt in haar ontwikkeling en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader het eenhoofdig gezag krijgt. De moeder is niet verschenen op de zitting, en de rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing bij de moeder is verstreken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de beslissing om het ouderlijk gezag van de moeder te beëindigen en deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/637818 /FA RK 22-7517
Datum uitspraak: 11 januari 2023
Beschikking van de enkelvoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 1 november 2022 ingekomen verzoek van:

de Raad voor de Kinderbescherming, regio [regio plaats] ,hierna te noemen: de Raad,

betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
briefadres te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[stichting] ,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen.
Op 11 januari 2023 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [medewerker stichting] namens de gecertificeerde instelling;
  • [medewerker RvdK] namens de Raad.
De vader en de moeder zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet verschenen.
Na de zitting heeft de kinderrechter kennisgenomen van de brief van [minderjarige] .

Feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 oktober 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 15 oktober 2022 tot 15 oktober 2023 en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor dezelfde duur verlengd.

Verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen. Er is bij [minderjarige] sprake van complexe problematiek. [minderjarige] heeft een cognitieve ontwikkelingsachterstand en zit klem tussen haar ouders. Zij is extreem kwetsbaar. De moeder heeft een overbeschermende opvoedstijl, waardoor [minderjarige] niet de ruimte heeft gekregen om zich naar behoren te kunnen ontwikkelen. Op den duur raakte [minderjarige] voor de jeugdbescherming compleet buiten beeld. De moeder herkent de problemen van [minderjarige] niet en houdt haar weg bij hulpverlening. [minderjarige] woont sinds 2018 in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. In 2020 is er door het NIFP aangeraden voor [minderjarige] een kleinschalige, gespecialiseerde opvoedsituatie te creëren. De moeder kan geen beslissingen nemen in het belang van [minderjarige] , bijvoorbeeld over haar woonplek of school. Ook lukt het de moeder niet om [minderjarige] niet te belasten met haar ongenoegen over alle betrokkenen, bijvoorbeeld de vader. De aanvaardbare termijn is voor [minderjarige] ruimschoots verstreken. De vader is zeer betrokken en werkt goed samen met de jeugdbeschermer. De Raad is daarom van mening dat het in het belang van [minderjarige] is dat hij het eenhoofdig gezag over [minderjarige] heeft.
De gecertificeerde instelling ondersteunt het verzoek van de Raad.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De situatie van [minderjarige] is zeer complex en er zijn problemen op verschillende ontwikkelingsgebieden. Er is dan ook veel hulpverlening betrokken bij [minderjarige] . De moeder ziet de noodzaak daarvan maar weinig in en zit daardoor het hulpverleningstraject van [minderjarige] in de weg. Het is moeilijk om met haar contact te krijgen voor de vereiste toestemmingen, wat de hulp in gevaar brengt. Daarnaast wordt [minderjarige] door de moeder belast met haar eigen meningen en emoties. Voor een zo kwetsbaar kind zijn al deze factoren zeer onwenselijk. Daarnaast is kinderrechter van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [minderjarige] om teruggeplaatst te worden bij haar moeder verstreken is. Het is niet meer in haar belang om in onzekerheid te verkeren over haar opvoeding in de toekomst. [minderjarige] moet zich kunnen committeren aan het pad dat is uitgestippeld om haar ontwikkeling te bevorderen. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang is van [minderjarige] dat de vader eenhoofdig belast is met het ouderlijk gezag. Hij werkt mee met de jeugdbescherming en is wel in staat gebleken de noodzakelijke beslissingen te nemen over [minderjarige] .
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van de moeder:
[belanghebbende 1]
,geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
over de minderjarige:
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023 door mr. S.M. Borkent , tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.T. Verlinde als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.