ECLI:NL:RBDHA:2023:2934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
NL23.3430 en NL23.3525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor mvv nareis asiel

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een moeder en haar drie kinderen, op 3 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van 90 dagen, die op 16 mei 2022 is ingegaan, ruimschoots is overschreden. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had uiterlijk op 17 november 2022 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. Eisers hebben verweerder op 11 januari 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank legt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook vast dat verweerder een dwangsom van in totaal € 947,- heeft verbeurd, omdat hij niet tijdig heeft gereageerd op de ingebrekestelling van eisers.

Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50, die door verweerder moeten worden vergoed. In de zaak NL23.3430 heeft de rechtbank beslist dat het tweede beroep van eisers niet-ontvankelijk is. De rechtbank benadrukt dat verweerder binnen de gestelde termijn moet beslissen, gezien de bijzondere omstandigheden waaronder eisers zich bevinden, waaronder de recente aardbevingen in Turkije.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.3430 en NL23.3525

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] , eisers,

V-nummers: [v-nummer 1] , [v-nummer 2] , [v-nummer 3] en [v-nummer 4]
(gemachtigden: mr. M.H.K. van Middelkoop en mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eisers (moeder en drie kinderen) hebben op 3 februari 2023 twee keer beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om machtigingen tot voorlopig verblijf in het kader van ‘nareis asiel’.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eisers hebben hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt verder onderzoek niet nodig en doet daarom op grond van artikel 8:55b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder eerst een zitting te houden.
Over de zaak NL23.3430
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat onder andere in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 16 mei 2022. Verweerder moet binnen 90 dagen beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder kan op grond van dezelfde bepaling die termijn met maximaal drie maanden verlengen. Dat heeft verweerder ook gedaan.
Verweerder had in dit geval uiterlijk op 17 november 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moest beslissen is dus voorbij. Eisers hebben verweerder op 11 januari 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van eisers is dus gegrond.
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb geldt als uitgangspunt dat verweerder dit binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak moet doen. Verweerder heeft gevraagd om een termijn van 16 weken, maar de rechtbank ziet daarvoor geen reden omdat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit een bijzonder geval is zoals bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
Verweerder heeft aangevoerd dat hij het voornemens heeft om eisers herstelverzuim te bieden voor het overleggen van nadere informatie en/of documenten. Afhankelijk van de reactie daarop bekijkt verweerder of nader onderzoek, mogelijk in de vorm van een gehoor of een DNA-onderzoek, nodig is. Maar uit het verweerschrift blijkt in het geheel niet dat verweerder kennis heeft genomen van het dossier voor hij dit voornemen uitte. Verweerder heeft op geen enkele manier toegelicht of onderbouwd dat nadere informatie en eventueel nader onderzoek in het kader van de aanvraag van eisers nodig is. Nu verweerder vraagt om een uitzondering op de hoofdregel dat hij alsnog binnen twee weken moet beslissen, had dat op zijn weg gelegen.
Eisers wensen zich bij de vader van de kinderen te voegen, aan wie in Nederland een asielvergunning is verleend. Zij hebben te kennen gegeven in gebied te verblijven dat is getroffen door de recente aardbevingen in Turkije en daarom zo snel mogelijk naar Nederland te willen komen. Verder is in deze zaak van belang dat de wettelijke beslistermijn ruim is overschreden en er inmiddels meer dan negen maanden zijn verstreken nadat eisers hun aanvraag hebben ingediend.
Dit alles overziend bepaalt de rechtbank dat verweerder, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 8:55d van de Awb, binnen twee weken alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eisers.
6. De rechtbank bepaalt daarbij dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de beslistermijn van twee weken overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. Eisers hebben ook verzocht om de al verbeurde dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt en daarvoor een ingebrekestelling heeft gekregen, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. Dat staat in artikel 4:17 van de Awb. Daarin staat ook de hoogte van de dwangsom en vanaf wanneer deze is verschuldigd.
8. De rechtbank stelt op verzoek van eisers op grond van artikel 8:55c van de Awb de dwangsom nu vast. Uit het dossier blijkt dat verweerder de ingebrekestelling op 13 januari 2023 heeft ontvangen. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 28 januari 2023 tot 28 februari 2023 en bedraagt € 947,-. Omdat eisers hun aanvraag om machtigingen tot voorlopig verblijf samen hebben ingediend, ontvangen zij ook samen deze verbeurde dwangsom.
9. Omdat eisers zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, hoeft verweerder niet het griffierecht te vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 418,50 (1 punt, met een waarde van € 837,- wegingsfactor 0,5).
Over de zaak NL23.3525
11. Omdat de rechtbank in de zaak NL23.3430 beslist over deze zaak, is dit tweede beroep van eisers niet-ontvankelijk.

Beslissing

In de zaak NL23.3430
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eisers binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,‑;
- stelt vast dat verweerder aan eisers een dwangsom heeft verbeurd van in totaal € 947,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
In de zaak NL23.3525
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.