ECLI:NL:RBDHA:2023:2925

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
NL23.2237 en NL23.2238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Haïtiaanse eiseres en de beoordeling van de geloofwaardigheid van haar asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Haïtiaanse eiseres. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiseres tegen dit besluit. De eiseres stelde dat zij in Haïti bedreigd werd door een criminele gang, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris het asielrelaas van de eiseres ongeloofwaardig mocht achten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat er in Haïti geen sprake was van een 15c-situatie, wat betekent dat er een reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar het land. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de veiligheidssituatie in Haïti opnieuw moet worden beoordeeld. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van de eiseres, die op € 1674,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25308

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1] , alias [eiseres 2] , eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Sewnath),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Vink).

ProcesverloopIn het besluit van 10 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 29 december 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Lafond. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1996 en de Haïtiaanse nationaliteit te hebben. Eiseres is op 25 november 2022 op luchthaven Schiphol bij haar overstap naar Parijs staande gehouden omdat zij reisde met een vals Frans paspoort onder de naam [eiseres 1] . Eiseres bleek later ook in het bezit van een echt bevonden Haïtiaaans paspoort, met de naam [eiseres 2] .
1.1
Eiseres heeft het volgende aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiseres stelt dat zij Haïti heeft verlaten omdat een criminele gang, genaamd [gang] , haar sinds 2018 vroeg om undercover voor hen te werken. Omdat eiseres dit had geweigerd is eiseres meermaals bedreigd en hebben ze eiseres thuis willen opzoeken en vermoorden, maar hebben ze daarbij per ongeluk de zus van eiseres vermoord. Eiseres stelt dat zij nu gevaar loopt omdat de gang haar wil vermoorden als zij niet voor hen werkt.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst; en
2. problemen met de bende ' [gang] '.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig maar het tweede element niet.
2.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij problemen heeft met de bendeleden. Verweerder volgt eiseres niet in haar verklaring dat zij twee jaar lang is bedreigd en dat er in tussentijd geen verdere escalatie van de situatie heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft verder vaag en niet gedetailleerd verklaard over de bedreigingen zelf. Daarnaast doet het feit dat eiseres niet vertrokken is uit haar wijk om zich elders te vestigen afbreuk aan haar geloofwaardigheid. Eiseres heeft ook geen documenten overgelegd, of getracht dat te doen, die de dood van haar zusje kunnen onderbouwen. Eiseres heeft wisselend verklaard over wanneer haar zusje is vermoord. Verweerder vindt het ten slotte ongeloofwaardig dat de bendeleden zich niet vergewissen wat betreft de identiteit van eiseres en haar zusje toen ze eiseres’ zusje vermoordden.
2.2
Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer. Niet is gebleken van een zodanige mate van geweld dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Haïti daar enkel door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van dat geweld.
2.3
Verweerder heeft de asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard op grond van de artikelen 30b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw [2] (eiseres heeft valse informatie verstrekt over haar identiteit/naam), artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d (eiseres had haar reisdocument al dan niet tijdelijk, bewust weggemaakt) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e van de Vw (de verklaringen van eiseres zijn kennelijk inconsequent en tegenstrijdig en kennelijk vals).
Bespreking van het beroep
Heeft verweerder het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig mogen achten?
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig heeft mogen achten. De rechtbank motiveert dat als volgt.
3.1
Verweerder heeft het allereerst niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiseres twee jaar lang bedreigd zou zijn en gedwongen werd zich aan te sluiten, maar dat er door de bende geen verdere gevolgen werden verbonden aan de weigering van eiseres tot aan het huisbezoek. Eiseres heeft immers wel gesteld dat de bendeleden hebben verteld dat het weigeren consequenties zou hebben. Verweerder heeft aan eiseres kunnen tegenwerpen dat de gestelde dreiging zich niet tot het verloop van de gebeurtenissen verhoudt.
3.2
Daarnaast heeft verweerder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij vaag en summier heeft verklaard over de bedreigingen. Eiseres kan niet gedetailleerd verklaren door wie zij is bedreigd, waarom precies zij is bedreigd, hoe vaak zij is bedreigd en hoe de bedreigingen verliepen. Dit had verweerder wel redelijkerwijs van eiseres kunnen verwachten, omdat zij stelt dat de bedreigingen twee jaar hebben geduurd en frequent waren. Eiseres heeft in beroep en ter zitting gewezen op de situatie in Haïti die verschillend is van de situatie in Nederland, omdat de bendeleden gemaskerd rondlopen in Haïti. Naar het oordeel van de rechtbank staat daar tegenover dat eiseres heeft verklaard dat de bendeleden uit de buurt komen, dat zij hen aan hun stemmen herkende en dat het dezelfde personen waren die haar steeds bedreigden. Hierbij komt ook dat verweerder het bevreemdend heeft kunnen vinden dat eiseres zich niet aan de bedreigingen heeft onttrokken nu is gebleken dat de bendeleden vooral actief waren in de gemeente van eiseres, [gemeente] . De verklaringen ter zitting, dat de moeder van eiseres invalide is en dat haar vader oud is, maakt niet dat eiseres, die destijds 22 jaar oud was, niet zelfstandig naar een ander deel van Haïti kon vertrekken. Gesteld noch gebleken is dat eiseres de zorg had over haar ouders.
3.3
Verweerder heeft in dit kader ten slotte aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij de dood van haar zusje niet heeft weten aan te tonen. Eiseres heeft tegenstrijdig verklaard over wanneer haar zusje is overleden, enerzijds verklaart zij dat dat twee maanden geleden was, [3] anderzijds heeft zij verklaard dat dit in 2019 was voordat eiseres vertrok. [4] Daarnaast heeft eiseres ook niet met stukken kunnen onderbouwen dat haar zusje is overleden. Dat eiseres niet bij haar telefoon kon om stukken op te vragen omdat zij in bewaring zat doet hier niet aan af. Eiseres heeft verklaard ruim drie jaar geleden te zijn vertrokken en op zoek te zijn gegaan naar internationale bescherming. Eiseres heeft dus drie jaar de tijd gehad om aan bewijsstukken te komen die haar relaas hadden kunnen ondersteunen. Dat zij dit niet heeft gedaan mag door verweerder aan eiseres worden tegengeworpen.
3.4
De stelling van eiseres dat zij niet gedetailleerder kan verklaren wegens haar achtergrond en trauma’s kan zonder nadere motivering ook niet slagen. Uit het MediFirst-advies van 1 december 2022 is ook niet gebleken van beperkingen voor het horen of beslissen. Eiseres heeft ook geen andere medische stukken overgelegd die onderbouwen dat eiseres niet goed kan verklaren wegens traumatische ervaringen.
3.5
Daarnaast heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiseres valse informatie heeft verstrekt omtrent haar identiteit middels het overleggen van een vals bevonden Frans paspoort, waarin een andere voornaam was gebruikt, en dat zij in eerste instantie gelogen heeft over het valse paspoort. Dit is ook niet betwist. Daarnaast heeft zij haar identiteitsdocument, namelijk haar Haïtiaanse paspoort, bewust weggemaakt door het aan een medereiziger te geven om bij zich te houden totdat zij in Nederland waren. Dit heeft eiseres ook zelf verklaard. Ten slotte heeft eiseres kennelijk inconsequente en tegenstrijdige en kennelijk valse verklaringen afgelegd ten aanzien van haar reisroute en waar zij allemaal heeft verbleven sinds 2019, voor haar aankomst in Nederland. Ook die omstandigheden heeft verweerder mogen betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas van eiseres.
3.6
De beroepsgronden, in zoverre, slagen niet.
Heeft verweerder de veiligheidssituatie in Haïti voldoende betrokken?
4. Gelet op het voorgaande heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij individueel een reële kans heeft om bij terugkeer in een situatie terecht te komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. [5] Eiseres stelt echter dat er in Haïti sprake is van een situatie waar dermate willekeurig geweld heerst dat iedereen daarvan slachtoffer kan worden. Daarmee doet eiseres feitelijk een beroep op artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn [6] (15c-situatie). Eiseres heeft in de zienswijze al gewezen op enkele bronnen ter staving van haar stelling dat de algemene situatie in Haïti in de afgelopen tijd verder is verslechterd:
- het jaarrapport over 2021 van Human Rights Watch (d.d. 13 januari 2022);
- een bericht van International Crisis Group (d.d. 27 juli 2022);
- rapport van de VN Veiligheidsraad (d.d. 13 juni 2022);
- persbericht van de UN Office of the High Commissioner of Human Rights (d.d. 17 mei 2022);
- artikel van Artsen zonder Grenzen (d.d. 12 mei 2022);
- jaarrapport van USDOS (d.d. 12 april 2022);
- artikel van Human Rights Watch (d.d. 24 maart 2022);
- nieuwbericht van The New Humanitarian (d.d. 14 november 2022);
- rapport van de Canadese Immigration and Refugee Board (d.d. 18 juli 2022);
- nieuwsbericht van New York Times (d.d. 17 oktober 2021);
- bericht van Independent (d.d. 17 oktober 2021);
- jaarrapport van Freedom House (d.d. 28 februari 2021); en
- rapport van Bertelsmann Stiftung (d.d. 23 februari 2022).
Volgens eiseres blijkt uit die bronnen dat de veiligheidssituatie sinds haar vertrek in 2019 zodanig is verslechterd dat het gevaarlijk is om terug te keren. Uit de bronnen blijkt volgens eiseres dat er honderden bendes opereren in Haïti en dat het bendegeweld is opgelaaid en dat dit in grote mate leidt tot willekeur. Deze bendes zijn door het hele land verspreid en hun geweld leidt tot zeer veel doden, waaronder ook burgerslachtoffers. Daarnaast zijn de bendes verantwoordelijk voor talloze moorden, ontvoeringen en seksuele geweldsdaden om de plaatselijke bevolking terreur in te boezemen en controle over gebieden te verkrijgen of te behouden. Voorts infiltreren de bendes voortdurend in de lokale economie. Uit die bronnen blijkt volgens eiseres ook dat de overheid hier niet, of nauwelijks, bescherming tegen kan bieden. Diverse instanties roepen landen dan ook op om geen mensen terug te sturen naar Haïti. Volgens eiseres loopt zij bij terugkeer naar Haïti een reëel risico op ernstige schade bestaande uit een ernstige en individuele bedreiging van haar leven of haar persoon als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een binnenlands gewapend conflict, namelijk het bendegeweld. Omdat iedereen die terugkeert slachtoffer kan worden van het willekeurige geweld, en het zinloos is hiertegen bescherming te vragen, is er sprake van een 15c-situatie. Eiseres heeft daarnaast zowel in beroep als in de procedure rondom het verzoek om een voorlopig voorziening nog meer documenten overgelegd om haar stelling omtrent de verslechterde veiligheidssituatie in Haïti nader te onderbouwen. Hierbij is onder andere gewezen op een bericht van de UNHCR van 3 november 2022 waarin de UNHCR landen oproept om geen Haïtiaanse vluchtelingen terug te sturen naar Haïti.
4.1
Verweerder heeft hierover in het bestreden besluit opgemerkt dat er geen beleid bij verweerder is waaruit zou moeten blijken dat er in Haïti sprake is van willekeurig bendegeweld en dat het zinloos is hiertegen bescherming te vragen, en dat het daarom aan eiseres is om te onderbouwen waarom zij persoonlijk gevaar loopt om slachtoffer te worden van bendegeweld.
4.2
De rechtbank overweegt hierover allereerst dat verweerder de bevoegdheid heeft
om te beoordelen of in een land sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in
artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn en dat verweerder niet is gehouden om een
advies van bijvoorbeeld de Verenigde Naties over te nemen. Verweerder heeft hier dan ook een ruime beoordelingsmarge.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter onvoldoende gemotiveerd dat er in Haïti geen sprake is van een 15c-situatie. Verweerder is met zijn onder 4.1 vermelde motivering op geen enkele manier inhoudelijk ingegaan op de zeer uitgebreide documentatie over de veiligheidssituatie in Haïti die door eiseres is overgelegd. Dit is ter zitting door verweerder ook bevestigd. Gelet op de ingebrachte landeninformatie, de hoeveelheid bronnen die eiseres heeft aangehaald en de omstandigheid dat verweerder over deze bronnen ter zitting geen gemotiveerd standpunt heeft ingenomen, is er sprake van een motiveringsgebrek. Het standpunt van verweerder ter zitting dat verweerder erkent dat de veiligheidssituatie in Haïti zorgelijk is, maar dat er bij verweerder nog geen berichten bekend zijn dat de situatie dermate slecht is dat er sprake is van een 15c-situatie, acht de rechtbank dan ook onvoldoende. Dat verweerder zelf niet beschikt over dergelijke informatie vormt ook onvoldoende aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen waarin de 15c-situatie wordt beoordeeld en daarbij moeten betrekken wat eiseres hierover naar voren heeft gebracht.
4.4
Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien omdat het aan verweerder is om te beoordelen of er sprake is van een 15c-situatie in Haïti. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL22.25309.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Rapport aanmeldgehoor, pagina 7.
4.Rapport nader gehoor, pagina 5.
5.Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Richtlijn 2011/95/EU.