ECLI:NL:RBDHA:2023:2885
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor medische behandeling
Op 9 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster van Kameroense nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'medische behandeling'. Deze aanvraag werd in het primaire besluit van 4 oktober 2021 door de staatssecretaris afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen dit besluit werd in het bestreden besluit van 28 december 2021 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in deze zaak bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft, omdat er reeds een uitspraak is gedaan op een soortgelijke zaak (zaaknummer AWB 21/7601). Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.