ECLI:NL:RBDHA:2023:2855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25408
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking verblijfsvergunning

In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2023 uitspraak gedaan. Verzoeker had een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 8 april 2022 is ingetrokken met ingang van 21 juli 2021. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar het bestreden besluit van 14 november 2022 verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om deze te treffen. Dit besluit is genomen op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter buiten zitting uitspraak heeft gedaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, aangezien er op dezelfde dag al een uitspraak was gedaan op het beroep. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25408

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiser ingetrokken met ingang van 21 juli 2021.
Bij besluit van 14 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. In dit geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, nu bij uitspraak van vandaag is beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Het verzoek is kennelijk ongegrond en wordt daarom afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.