ECLI:NL:RBDHA:2023:2851

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning studie en evenredigheid in het licht van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 maart 2023 uitspraak gedaan over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, die voor studie was verleend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 april 2022 besloten de verblijfsvergunning in te trekken, omdat eiser niet langer voldeed aan de voorwaarden die aan de vergunning waren verbonden. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 14 november 2022, waartegen eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 3 maart 2023 was eiser, ondanks voorafgaand bericht, niet aanwezig, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.

De rechtbank overwoog dat de intrekking van de verblijfsvergunning terecht was, aangezien eiser met ingang van 21 juli 2021 niet meer voldeed aan de studie-eisen. Eiser had zich afgemeld bij de onderwijsinstelling en had geen feiten of omstandigheden aangedragen die zouden rechtvaardigen dat van het beleid werd afgeweken. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd was met de Studierichtlijn en dat er geen sprake was van een onevenredige inbreuk op het privéleven van eiser, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25407
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd van eiser ingetrokken met ingang van 21 juli 2021.
Bij besluit van 14 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het verblijfsdoel “studie” volgens verweerders beleid wordt ingetrokken indien niet langer wordt voldaan aan de aan de verblijfsvergunning verbonden beperking.
2. Niet in geschil is dat eiser met ingang van 21 juli 2021 niet meer voldoet aan de beperking "studie" omdat hij is afgemeld door de referent, [naam onderwijsinstelling]. De verblijfsvergunning is dus overeenkomstig het beleid ingetrokken.
3. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder aanleiding had moeten zien om van het beleid af te wijken. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat hij door hem genoemde privéomstandigheden er niet in is geslaagd om voldoende studievoortgang te boeken. Verweerder heeft in reactie hierop terecht gewezen op het uitgangspunt dat het niet aan verweerder is, maar aan de onderwijsinstelling die als referent optreedt om te beoordelen of dit aanleiding vormt om hem niet af te melden.
4. Eiser heeft zich naar eigen zeggen laten uitschrijven omdat hij niet langer gemotiveerd was. Hij kon weten welke gevolgen verbonden zijn aan het stoppen met zijn studie. Niet is gebleken dat eiser zich met de door hem gestelde problemen tot de onderwijsinstelling heeft gewend.
5. Het intrekken van de verblijfsvergunning is niet in strijd met het doel van de Studierichtlijn [1] , zolang niet kan worden aangenomen dat eiser studeert. Eiser heeft zijn in algemene zin geuite voornemen om te gaan studeren nog op geen enkele wijze geconcretiseerd. Er is dan ook geen reden om de intrekking in dit geval als onevenredig te bestempelen.
6. Verweerder onderzoekt ambtshalve of de uitzetting van de vreemdeling in strijd komt met artikel 8 van het EVRM. Dit ambtshalve onderzoek geschiedt in eerste instantie aan de hand van de feiten en omstandigheden die door de vreemdeling naar voren worden gebracht. In dit geval heeft eiser in bezwaar slechts gesteld dat de intrekking van zijn verblijfsvergunning indruist tegen de bescherming van het privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser geen feiten of omstandigheden genoemd die reden zouden moeten geven tot die conclusie of die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn voor nader onderzoek.
7. Gegeven het uitgangspunt dat de uitzetting van een vreemdeling na beëindiging van een naar zijn aard tijdelijk verblijfsdoel niet op voorhand zal leiden tot een inbreuk op het privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM, heeft verweerder in het bestreden besluit kunnen volstaan met deze constatering.
8. Verweerder heeft het bezwaar tegen de intrekking terecht kennelijk ongegrond geacht.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2023 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn (EU) 2016/801.