ECLI:NL:RBDHA:2023:284
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Besluit tot afgifte van een visum voor kort verblijf en de beoordeling van economische en sociale binding
In deze zaak heeft eiseres, een Tunesische vrouw, beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, dat haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 december 2022, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en haar referent, die de Nederlandse nationaliteit heeft, aanwezig was. Eiseres had de aanvraag ingediend om haar referent te bezoeken van 28 januari tot en met 27 februari 2022. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van drie gronden: onvoldoende bewijs van het doel van het verblijf, onvoldoende middelen van bestaan en redelijke twijfel over de terugkeer naar Tunesië.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het niet redelijk is om van haar te verlangen dat zij vliegtickets aanschaft zonder te weten wanneer er op haar bezwaar wordt beslist. Ze heeft ook gesteld dat zij de zorg voor haar minderjarige dochter heeft en dat het gebruikelijk is in Tunesië dat vrouwen financieel afhankelijk zijn van hun echtgenoten. De rechtbank heeft overwogen dat de minister bij de beoordeling van de aanvraag een ruime beoordelingsmarge heeft, maar dat eiseres voldoende sociale binding heeft aangetoond door haar zorg voor haar dochter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met deze sociale binding en dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.518, en moet het betaalde griffierecht van € 184 aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.