ECLI:NL:RBDHA:2023:2815
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen handhaving werkzaamheden aan waterkering
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, bestaande uit [verzoeker 1] B.V., [verzoeker 2] en [verzoeker 3], hebben bezwaar gemaakt tegen de weigering van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland om handhavend op te treden tegen werkzaamheden aan een weg die op een waterkering ligt. Het college had op 27 januari 2023 het handhavingsverzoek van verzoekers afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake was van een (dreigende) overtreding. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 februari 2023 behandeld, waarbij de verzoekers en de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de werkzaamheden die momenteel plaatsvinden en die nog uitgevoerd gaan worden, niet vergunningplichtig zijn, omdat het college heeft aangegeven dat voor de vergunningplichtige werkzaamheden een watervergunning zal worden aangevraagd. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van een dreigende overtreding, aangezien de gemeente al een vergunningaanvraag heeft ingediend en de werkzaamheden pas zullen plaatsvinden na het verkrijgen van de vergunning.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de gevraagde stillegging van de werkzaamheden niet in verhouding staat tot de beperkte omvang van de werkzaamheden en er geen zwaarwegende belangen zijn aangetoond die door de uitvoering van de werkzaamheden worden geschaad. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.