ECLI:NL:RBDHA:2023:2790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
NL22.21883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser op 27 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 9 augustus 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 20 februari 2023 het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Eiser heeft desondanks zijn beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat, nu het bezwaar van eiser gegrond is verklaard, er geen procesbelang meer is voor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft echter verzocht om schadevergoeding wegens de overschrijding van de wettelijke beslistermijn. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris aan eiser de maximale dwangsom van € 1442 is verschuldigd, maar volgt niet het verzoek van eiser om schadevergoeding op basis van de Wet dwangsom.

De rechtbank oordeelt dat, omdat eiser terecht beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen, er aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze kosten worden vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank past de wegingsfactor 'licht' toe, aangezien het beroep enkel betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21883

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 27 oktober 2022 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf van 9 augustus 2021.
Bij besluit van 20 februari 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard.
Eiser heeft desgevraagd meegedeeld zijn beroep te handhaven.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van eiser dient te worden vastgesteld dat met de gegrondverklaring van het bezwaar aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding wegens de overschrijding van de wettelijke beslistermijn. De dagvergoeding dient, gelet op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Wet dwangsom), minimaal € 42 te zijn. Daarnaast verzoekt eiser om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
3. Verweerder heeft in het besluit van 20 februari 2023 juist overwogen dat hij aan eiser de maximale dwangsom van € 1442 is verschuldigd. Niet gevolgd wordt dat eiser op grond van de Wet dwangsom aanspraak maakt op een schadevergoeding.
4. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (
vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.