Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
CCN CLAIMS CORPORATION NETWORK B.V.te Rotterdam,
1.De procedure
- het verzoekschrift van 15 augustus 2022, met producties 1 tot en met 14;
- het verweerschrift van 21 oktober 2022, met producties 1 tot en met 11;
- de mondelinge behandeling van 10 november 2022. [verzoeker] en mr. Arslan zijn niet verschenen ter zitting. Namens Dallbogg is ter zitting verschenen mr. A.F. Collignon-Smit Sibinga voornoemd.
2.De feiten
Vermoedelijke toedracht
Rapport van bevindingen vooronderzoekafgegeven dat luidt als volgt, voor zover hier relevant:
- diverse getuigenverklaringen incompleet of onduidelijk zijn;
- uit de reconstructie van de politie en ook het schadebeeld volgt dat het voorwiel contact had met het wegdek op het moment van botsen en dat geen wheelie gemaakt kan zijn (anders had [verzoeker] ook niet kunnen uitwijken);
- de waarnemingen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] onjuist zijn;
- niet is gebleken van een te hoge snelheid van [verzoeker] ;
- uitsluitend vaststaat dat [verzoeker] op een afstand van maximaal 40 meter van de kruising verwijderd was op het moment dat verzekerde besloot linksaf te slaan.
- ten aanzien van de verklaring van verzekerde aannames heeft gemaakt die feitelijk nergens op zijn gebaseerd;
- de nadere analyse van de getuigenverklaringen heeft voorzien van interpretaties die alleen kunnen voortkomen uit aannames (er vindt geen toetsing plaats op basis van vastgestelde feiten);
- onterecht heeft gesteld dat op basis van het politieonderzoek is komen vast te staan dat geen sprake was van een
- op geen enkele wijze gebruikgemaakt heeft van door de politie vastgestelde feiten en omstandigheden, terwijl die het uitgangspunt van de analyse zouden moeten zijn;
- niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat sprake was van grondcontact van het voorwiel tijdens de botsing en;
- geen gebruikgemaakt heeft van objectieve technische aanwijzingen ten aanzien van de rijsnelheid van de motorfiets, aldus steeds [A] .
4.4 Botssnelheid motorfiets
niette vermijden.
2 Beantwoorden vragen
3.Het geschil
wheeliete maken. Als [verzoeker] zich aan de maximale snelheid had gehouden, was de botsing te vermijden geweest. In het geval de rechtbank niettemin van oordeel is dat sprake is van een onrechtmatige daad van verzekerde, stelt Dallbogg gezien de mate van eigen schuld van [verzoeker] een verdeling voor van 25% (Dallbogg) en 75% ( [verzoeker] ). Er is geen reden voor toepassing van de billijkheidscorrectie.
4.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
bis-Verordening) van toepassing is. Op grond van artikel 7 lid 2 van deze verordening is de Nederlandse rechter bevoegd van het geschil kennis te nemen. Het gaat immers om een verbintenis uit onrechtmatige daad en het schadetoebrengende feit heeft zich voorgedaan in Den Haag. Dallbogg wordt in Nederland vertegenwoordigd door CCN Claims Corporation, gevestigd in Rotterdam. Deze rechtbank is op grond van artikel 1019x Rv zowel relatief als absoluut bevoegd om van het verzoek kennis te nemen. Deze bevoegdheid van de Nederlandse rechter is in overeenstemming met artikel 7 lid 1 WAM. Op grond van artikel 4 van de Verordening betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (‘Rome II’) is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad, het recht van het land waar de schade zich voordoet. Dat is Nederland en dus is Nederlands recht van toepassing op deze zaak. Niet gesteld of gebleken is dat partijen een andere rechtskeuze hebben gemaakt.
wheeliemaakte (en met zijn voorwiel omhoogkwam). Dat is ook onder ede bevestigd. Namens [verzoeker] is er terecht op gewezen dat er ook getuigen zijn die daarover niet verklaren en dat het technisch onderzoek in ieder geval geen steun biedt aan de stelling dat hij een
wheeliemaakte (en het voorwiel van zijn motor niet op de grond was) op het moment dat hij tegen de auto van verzekerde aanreed. Op basis van de afgelegde verklaringen en het onderzoek van de deskundige gaat de rechtbank er in deze zaak vanuit dat [verzoeker] in de ongeveer 175 meter tussen het stoplicht en de plek van het ongeval wel een
wheelieheeft gemaakt en dat zijn voorwiel vlak voor de botsing weer bijna of helemaal op het wegdek stond. Omdat hij tijdens de
wheeliezijn motor maar beperkt onder controle had, heeft [verzoeker] daarbij gevaarlijk gereden en ook dat is een verkeersfout. Dat is voor deze zaak relevant als die fout heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en de schade. Dat is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk. [verzoeker] reed vlak voor de botsing niet met beide wielen op de grond en had op dat moment zijn motor niet voldoende onder controle. Hij kon, in de korte tijd die er was om te reageren op verzekerde die zijn weghelft overstak, niet direct uitwijken of remmen en uit het onderzoek blijkt ook niet dat hij heeft geremd. De rechtbank neemt daarom aan dat ook de verkeersfout van de
wheelieheeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en de schade.
wheeliete maken. Daardoor overzag hij de verkeerssituatie niet goed en kon hij daar niet direct op reageren. Zijn verkeersgedrag heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en de schade, en wel in overwegende mate. Uit het rapport van de deskundige valt immers af te leiden dat als [verzoeker] niet te hard had gereden, hij waarschijnlijk niet tegen de auto van verzekerde aan was gekomen. Als hij ook nog had kunnen remmen omdat hij goed zicht had op de weg en zijn motor goed onder controle had gehad, zou dat in elk geval de impact en de gevolgen van het ongeval hebben verkleind. Uit de stukken valt niet af te leiden dat er dan geen botsing zou zijn geweest, maar er was dan in ieder geval een grote kans geweest dat het goed zou aflopen. De rechtbank komt daarom uit op een aandeel van [verzoeker] van 75 procent. Dat betekent dat in beginsel 75 procent van de schade voor rekening van [verzoeker] zelf moet blijven. Dat is anders als - in de woorden van artikel 6:101 lid 1 BW - de billijkheid wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, de zogenoemde billijkheidscorrectie.