ECLI:NL:RBDHA:2023:2732

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
21/7814
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bestreden besluit inzake PSI-subsidie voor talkverwerkingsfabriek in Afghanistan

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (verweerder) en een vennootschap naar buitenlands recht (eiseres) betreffende een PSI-subsidie voor de realisatie van een talkverwerkingsfabriek in Afghanistan. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarfase onzorgvuldig was verlopen, wat bepalend was voor de hoogte van de vaststelling van de subsidie. In het primaire besluit van 18 september 2020 had verweerder de subsidie beëindigd en vastgesteld op € 9.000,-, terwijl in het bestreden besluit van 5 oktober 2021 de subsidie was verhoogd naar € 53.400,-, maar ook voorschotten van € 516.000,- werden teruggevorderd. Eiseres had beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit, en de rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet voldoende had onderbouwd dat eiseres niet voldeed aan de subsidievoorwaarden en dat de rolwijziging van eiseres niet expliciet was afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming en de noodzaak voor verweerder om de benodigde informatie bij eiseres op te vragen in de bezwaarfase.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7814

uitspraak van de meervoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak tussen

de vennootschap naar buitenlands recht [eiseres], uit [vestigingsplaats] (Oostenrijk), eiseres
(gemachtigde: mr. R.T. Wiegerink),
en

de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W Schilperoort).

Procesverloop

In het besluit van 18 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten om de subsidie voor de realisatie van een talkverwerkingsfabriek in Afghanistan te beëindigen. Verweerder heeft de definitieve subsidie vastgesteld op een bedrag van € 9.000,-.
In het besluit van 5 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres deels gegrond verklaard. Verweerder heeft de subsidie vastgesteld op een bedrag van € 53.400,- en de aan eiseres verstrekte voorschotten voor een bedrag van € 516.000,- teruggevorderd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Namens eiseres hebben deelgenomen: [A], werkzaam bij de lokale partner van eiseres, en de gemachtigde van eiseres. Namens verweerder hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder en [B].

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Op 8 augustus 2014 heeft verweerder aan eiseres een PSI-subsidie [1] van € 900.000,- verleend voor het project “Talc processing plant in Nangarhar province” in Afghanistan. Verweerder heeft aan deze subsidieverlening onder meer als voorwaarden gesteld dat eiseres verantwoordelijk is voor de uitvoering van het project, dat het project dient te worden uitgevoerd conform de bij de aanvraag overgelegde informatie, dat de resultaten van het project zijn behaald als alle deelresultaten zijn behaald, dat periodiek wordt gerapporteerd over de gerealiseerde activiteiten en kosten en dat voor de aangeschafte hardware een marktconformiteitscertificaat van de organisatie SGS wordt aangevraagd en verkregen. Het project diende te worden uitgevoerd in samenwerking met de lokale Afghaanse partner Berouge Building Paints Producing Company en diende tussen 1 september 2014 en 28 februari 2017 te zijn geïmplementeerd.
2. Verweerder heeft de termijnen voor het indienen van de Means of Verification (MoV’s) en rapporten over de deelresultaten een aantal keren verlengd. Op 11 oktober 2017 heeft verweerder eiseres bericht dat het PSI op 31 december 2020 wordt beëindigd.
3. Verweerder heeft in het primaire besluit besloten de subsidieverlening te beëindigen. Hij heeft daartoe overwogen dat de laatste termijn liep tot 31 december 2019, maar dat het project toen nog niet was afgerond en dat dit gelet op de veiligheidssituatie in Afghanistan en exportrestricties op talk ook niet mogelijk lijkt te zijn. Ook heeft eiseres niet voldaan aan de subsidievoorwaarden, door niet zelf in het project te investeren en enkel een adviserende rol aan te nemen. Verweerder heeft de subsidie vastgesteld op € 9.000,-, omdat alleen resultaat 1, het opstarten van het project en het oprichten van de joint venture, is behaald. [2]
4. Verweerder heeft het daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat hij eiseres niet in de gelegenheid heeft gesteld een eindrapport in te dienen. Verweerder heeft het eindrapport in bezwaar alsnog bij de beoordeling betrokken, maar geconcludeerd dat van talkverwerking, zoals met het project is beoogd, geen sprake is. Daardoor kunnen er geen resultaten worden behaald. Verder heeft verweerder overwogen dat de voor subsidie in aanmerking komende kosten gemaakt moeten zijn door de joint venture. In dit geval worden alle kosten alleen gedragen door de lokale partner. Verweerder heeft de subsidie vastgesteld op € 53.400,-. Het overige deel van de al verstrekte voorschotten heeft verweerder daarom teruggevorderd. [3]
Wat vindt eiseres?
5. Eiseres betoogt dat verweerder ten onrechte de subsidieverlening op 18 september 2020 heeft beëindigd. De projectadviseur van verweerder had namelijk mondeling ingestemd met een verlenging van de termijn tot 31 december 2020. Op een later ingediend schriftelijk uitstelverzoek heeft verweerder niet gereageerd, zodat eiseres ervan mocht uitgaan dat het uitstel was gehonoreerd.
Eiseres betoogt verder dat verweerder expliciet akkoord is gegaan met de gewijzigde rol van eiseres in het project. Verweerder heeft dit punt dan ook ten onrechte aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Bovendien is de gewijzigde rol nog steeds in lijn met de uitgangspunten van het PSIprogramma.
Eiseres vindt de hoogte van de vastgestelde subsidie onevenredig. Verweerder heeft miskend dat uit het eindrapport volgt dat het project voldoet aan het PSI-doel, dan wel dat het doel voor een groter deel is behaald dan nu is vastgesteld. Dat het project niet geheel is afgerond als gevolg van de veiligheidssituatie in Afghanistan kan niet aan eiseres worden toegerekend. Terugbetaling van de verleende voorschotten zou tot faillissement leiden van de lokale partner, die financieel veel in het project heeft geïnvesteerd, maar heeft moeten vluchten voor de Taliban en daardoor waarschijnlijk alles kwijt is. Ook had verweerder er rekening mee moeten houden dat het project in 2018 al zou zijn beëindigd en de investeringen niet zouden zijn gedaan als verweerder toen aan eiseres kenbaar had gemaakt dat de wijziging van de rol van eiseres in het project niet was toegestaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Het doel van het PSI is het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling door significant vernieuwende investeringen in de private sector in ontwikkelingslanden te stimuleren. Hiermee wordt beoogd een relevante en positieve bijdrage te leveren aan zelfredzaamheid en armoedevermindering door het creëren van economische bedrijvigheid, werkgelegenheid en inkomensverbetering. Een PSI-project is een investeringsproject dat wordt uitgevoerd door een Nederlandse of buitenlandse onderneming in samenwerking met een lokale onderneming in één van de ontwikkelingslanden waarvoor het PSI is opengesteld. Het PSI subsidieert het project, dat bestaat uit zowel hardware (bijvoorbeeld machines) als technische assistentie (bijvoorbeeld training en projectmanagement). [4] Projecten die vanuit dit programma worden gesubsidieerd, zoals dat van eiseres, moeten het PSI-doel behalen.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat het project ten tijde van de besluitvorming nog niet was afgerond en de resultaten niet zijn behaald. Verweerder was dan ook bevoegd om een lager subsidiebedrag vast te stellen dan was verleend. In geschil is of verweerder in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
8. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres in de bezwaarfase het eindrapport van 30 december 2020 heeft ingediend en dat deze bij de beoordeling in bezwaar is betrokken. Feitelijk is hiermee dan ook door verweerder reeds tegemoetgekomen aan het uitstelverzoek van eiseres. Hetgeen eiseres hierover heeft aangevoerd, wordt dan ook verder niet besproken.
9. Eiseres heeft vanwege de situatie in Afghanistan in de voortgangsrapportage van maart 2018 gevraagd om toestemming tot wijziging van het werkplan. De wijziging zag onder meer op de rol van eiseres binnen het project. Eiseres wenste alleen nog een adviserende rol te vervullen. Tussen partijen is in geschil in hoeverre verweerder met deze rolwijziging akkoord is gegaan. Verweerder heeft in de besluitvorming gemotiveerd dat deze rolwijziging in strijd is met de aan de PSI-subsidie verbonden voorwaarden. Voor het eerst ter zitting heeft verweerder zich expliciet op het standpunt gesteld dat eiseres daarom geen recht meer heeft op de subsidie en het strikt genomen daarmee ophoudt. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit standpunt in dit stadium van het geding niet meer leiden tot het oordeel dat eiseres helemaal geen subsidie meer krijgt. Daartoe wordt overwogen dat verweerder nooit expliciet op het verzoek van eiseres om een rolwijziging heeft gereageerd. Voorts is verweerder in de besluitvorming wel tot vaststelling van de subsidie overgegaan. Bovendien heeft verweerder ter zitting ook verklaard dat de vaststelling van de subsidie is gebaseerd op de voortgang van het project en dat de eventuele rolwijziging van eiseres daarvoor niet van belang is.
10. Vaststaat dat eiseres op 31 december 2020 alleen deelresultaat 1, het oprichten van een joint venture, heeft behaald. Verweerder heeft er in het bestreden besluit onder meer op gewezen dat de fabriek niet geheel af is en de hardware niet compleet is. Ook heeft verweerder er in het verweerschrift op gewezen dat de hardware niet door de joint venture is aangeschaft en daarna ook niet aan de joint venture is overgedragen. Eiseres heeft dit ter zitting gemotiveerd betwist. Zij stelt facturen voor de complete hardware te hebben en heeft ter zitting een overeenkomst van 10 februari 2021 overgelegd, waaruit blijkt dat de hardware aan de joint venture is overgedragen. Verweerder heeft op zitting erkend dat het gebruikelijk is om in de bezwaarfase indien nodig vragen te stellen over het eindrapport en dergelijke stukken op te vragen, maar dat dit in deze zaak niet is gebeurd. Nu deze documenten van belang kunnen zijn bij de hoogte van de vaststelling van de subsidie, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre onzorgvuldig tot stand is gekomen. [5] De omstandigheid dat de verwachtingen bij verweerder ten aanzien van eiseres laag waren, doet daar niet aan af.
Conclusie.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Hetgeen eiseres verder heeft aangevoerd ten aanzien van de hoogte van de vastgestelde subsidie behoeft verder geen bespreking. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder dient opnieuw op het bezwaar te beslissen en daarvoor de benodigde informatie en documenten alsnog bij eiseres op te vragen. De bezwaarfase is daarvoor de meest geëigende fase. De rechtbank ziet daarom ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzitter, en mr. D. Biever en mr. A.J. Eertink, leden, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2023.
De voorzitter is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
Griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Private Sector Investment Programme.
2.Artikel 4:46, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 4:95, vierde lid, van de Awb.
4.Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 6 december 2013, nr. DDE-692/2013, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor het Private Sector Investeringsprogramma (Stcrt. 2014, nr. 136), p. 3.
5.Artikel 3:2 van de Awb.