ECLI:NL:RBDHA:2023:2723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
09/159991-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot diefstal met geweld in vereniging bij juweliers

Op 8 en 9 juni 2022 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, geprobeerd om juweliers in Den Haag te overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juni 2022, samen met drie anderen, de juwelierszaak van [slachtoffer 1] binnenging, waarbij geweld werd gebruikt en een vuurwapen werd getoond. De eigenaar van de juwelierszaak heeft zich echter met succes verzet, waardoor de overval niet is voltooid. Op 8 juni 2022 was er een eerdere poging om juwelier [slachtoffer 3] te overvallen, maar deze poging mislukte omdat de eigenaar alert was en de verdachten schrokken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de pogingen tot diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van een derde poging die niet wettig en overtuigend was bewezen. De verdachte is veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/159991-22
Datum uitspraak: 8 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 2005 [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 20 februari 2023 en de sluiting van het onderzoek was op 22 februari 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.F. Baas en de advocaat van de verdachte is mr. F.D.W. Siccama te Amsterdam. Ter terechtzitting van 20 februari 2023 heeft mr. R.V.S. Adriaanse, waarnemend voor de advocaat, de verdediging gevoerd. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat:
1
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor de mededaders geopend te houden en/of
- met vier personen met maskers op de juwelierszaak in te gaan, waarbij door één van zijn mededaders [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] is geslagen en/of
- waarbij door één van zijn mededaders een mes is getoond en/of waarbij door één van zijn mededaders richting het gezicht/hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] en van slachtoffer [slachtoffer 2] (een op) pepperspray (gelijkende stof) is gespoten en/of
- waarbij door één of meer van zijn mededaders meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van slachtoffer [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor de mededaders geopend te houden en/of
- met drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 26 april 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor de mededaders langdurig geopend te houden en/of
- met drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan waarbij door één van zijn mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is vastgehouden en/of getoond en/of
- waarbij door één van zijn mededaders met kracht de toegangsdeur van de juwelierszaak tegen die [slachtoffer 3] en/of anderen is geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.Vrijspraak - poging overval op 26 april 2022 (feit 3)

Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
4.3
Pogingen overvallen op 8 juni 2022 en 9 juni 2022 (feiten 1 en 2)
4.3.1.
Gebruikte bewijsmiddelen
Alle genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders is vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 691) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de aangever [slachtoffer 1] :
Ik ben de eigenaar van de Juwelier, genaamd [slachtoffer 1] , gevestigd op de [adres] te ’s-Gravenhage. Op 9 juni 2022 bevond ik mij in de juwelier. Op dat moment kwam er een jongen aanrennen. Hij rende de winkel in. Op dat moment stond ik samen met een vrouw voor de toonbank. Ik zag dat de jongen iets omhoog hield en daarmee een vloeistof rond spoot. Ik voelde deze spray op mijn wang komen. Gelijk voelde ik een brandend gevoel. Ik zag dat er nog drie jongen, dus in totaal vier jongens in de juwelier stonden. Vervolgens rende ik in de richting van de deur om deze te sluiten. Op het moment dat ik de deur wilde sluiten, zag ik twee van de vier jongens buiten staan. Vervolgens werd ik aangevallen van achteren. Ik voelde dat er meerdere keren met kracht op mijn hoofd werd geslagen. Hiervan voelde ik pijnscheuten door mijn hoofd gaan. Het voelde alsof er met iets hard op mijn hoofd werd geslagen. Ik denk dat het een voorwerp was. Ik heb een wond op mijn hoofd. Ik heb een snee in mijn hoofd, het bloed en ik heb pijn.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 695) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als verklaring van de aangeefster [slachtoffer 2] :
Op 9 juni 2022 was ik bij de [slachtoffer 1] in Den Haag. Ik voelde en hoorde dat er met een spuitbus in mijn gezicht werd gespoten. Ik voelde een bijtende pijn en ik kon mijn ogen niet meer openen.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 197) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de [medeverdachte 1] :
Ik was aanwezig bij de poging overval op [slachtoffer 1] op 9 juni 2022. Ik had pepperspray gesprayd op die man. Toen kwam de eigenaar op mij af. Toen trok ik een vuurwapen. Die heb ik gericht op de man.
4.
Een geschrift, te weten de bevindingen van [slachtoffer 4] van de poging overval op 9 juni 2022 (pagina 715) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende:
Ik zag dat NN2 de winkel in rende en direct zijn rechterarm hief in de richting van de
medewerker en de oudere dame die tegenover de medewerker stond. Ik zag dat NN2 in zijn
rechterhand een klein donker voorwerp vasthield. Ik zag dat er een lichtoranje spray uit het
voorwerp werd gespoten, richting de medewerker en de oudere dame. Ik zag dat NN4, NN1 en NN3 de winkel betraden. Ik zag dat NN4 een groot mes uit zijn linkermouw haalde.
Ik zag dat NN2 zijn arm gestrekt hield en het vuurwapen in zijn rechterhand richtte op de medewerker.
Ik zag dat NN1 een stompende beweging maakte met zijn rechtervuist, richting het hoofd van de medewerker. Ik zag dat NN2 de medewerker met zijn rechtervuist, waar het vuurwapen nog in zat, drie keer krachtig op zijn hoofd, gebogen rug en schouders sloeg. Ik zag dat NN3 de medewerker op zijn schouders sloeg. Ik zag dat NN3 de medewerker tegen zijn schouder duwde.
5.
De eigen waarneming van de rechtbank van camerabeelden van de overval op [slachtoffer 1] op 9 juni 2022, getoond op de terechtzitting van 21 februari 2023, te weten:
De rechtbank ziet dat vier gemaskerde personen de juwelierszaak in zijn gegaan.
Ten aanzien van feit 2
6.
Het proces-verbaal van politie (pagina 644) van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de aangever [slachtoffer 3] :
Ik ben eigenaar van juwelier [slachtoffer 3] gelegen op de [adres] te Den Haag. Op 8 juni 2022 werd er bij ons door een dame oorbellen gekocht. Ik zag de dame aankomen. Ik ben bij de winkeldeur gaan staan en zag een groep jongens naar onze winkel kijken. Ik besloot in de deuropening te gaan staan. Toen ik dat deed zag ik de jongens schrikken en wegrennen.
7.
Een geschrift, te weten de bevindingen van [slachtoffer 4] van de poging overval op 8 juni 2022 (pagina 651) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende:
08-06-2022, 11:40:18
Ik zag NN1 een shopper bij zich droeg. Ik zag dat de shopper leeg en plat gevouwen was.
Ik zag dat NN2 een lichte mondkap over zijn mond en neus droeg. Ik zag dat NN1 En NN2 stopten voor de entree van [winkel] .
08-06-2022, 11:41:11
Ik zag dat NN5 de deur openduwde en bij [slachtoffer 3] naar binnen stapte.
08-06-202211:49:44
Ik zag dat NN5 vanuit [slachtoffer 3] naar buiten stapte.
08-06-2022, 11:51:01
Ik zag de vier in zwart geklede gestaltes aanlopen in de richting van [slachtoffer 3] . Ik zag dat de vier gestalten halt hielden ter hoogte van [winkel] . Ik zag dat de vier gestalten hier bleven staan tot 11:57:23.
08-06-2022, 11:57:11
Ik zag dat NN5 vanaf de overzijde van de [straat] rechts het beeld in liep. Ik zag dat NN5 [straat] overstak en richting [slachtoffer 3] liep.
08-06-2022, 11:57:23
Ik zag NN5 richting de entree van [slachtoffer 3] lopen. Ik zag de vier in zwart geklede gestalten richting [slachtoffer 3] lopen. Ik herkende de gestalten als NNI, NN2, NN3 en NN4.
08-06-2022, 11:57:46
Ik zag NN5 stoppen voor de deur van [slachtoffer 3] . Ik zag dat NNI, NN3 en NN4 ter hoogte van het mobiele reclamebord halt hielden. Ik zag dat NN2 doorliep richting [slachtoffer 3] . Ik zag dat NN2 voorbij [slachtoffer 3] liep en ter hoogte van de [straat] de [straat] overstak.
08-06-2022, 11:57:46
Ik zag dat NN5 voor de dichte deur van [slachtoffer 3] bleef staan. Ik zag dat NN5 richting NN2 keek. Ik zag dat NN5 haar hoofd draaide en achter zich richting NN1, NN3 en NN4 keek. Ik zag dat NN1, NN3 en NN4 wegliepen. Ik zag dat NN5 [slachtoffer 3] binnenstapte.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
8.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 488) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de [medeverdachte 2] :
V: Wat vroeg [naam] (
de rechtbank begrijpt [naam] )precies?
A: Hij zei tegen mij dat ik gewoon bij een juwelier naar binnen moest gaan om te doen alsof ik een klant ben. Dan zouden er een paar jongens naar binnen komen om een overval te plegen.
V: Je zei bij de rechter-commissaris dat het incident bij [slachtoffer 3] op 8 juni 2022, ook een poging was om een overval te plegen. Dat klopt?
A: Ja.
V: Wie waren er op 8 juni bij?
A: Ik, [naam] en die jongens.
V: Welke jongens bedoel je dan?
A: De jongens die de overval wilde plegen.
V: Even terug naar [slachtoffer 3] . Wie zou wat doen?
A: Ik zou gewoon aanbellen en dan zouden die jongens naar binnen gaan.
V: Hoe kwam het dat het niet lukte?
A: Ik weet niet waarom ze niet gekomen zijn, want eigenlijk was het gewoon de bedoeling dat ik zou aanbellen en dat ik naar binnen zou gaan en dat zij gelijk mee zouden komen. Toen ik weer wegging uit die zaak, zei hij: ga weer naar binnen opnieuw. Toen ik weer naar binnen ging om het opnieuw te proberen, kwamen zij weer niet.
Overval [slachtoffer 1] - 9 juni 2022
V: Wat hebben jullie vooraf afgesproken?
A: Hij had gewoon weer uitgelegd. Zelfde plan als bij [slachtoffer 3] .
V: Dus met hetzelfde als bij [slachtoffer 3] bedoel jij dat jij aan zou bellen en dat zij met jou mee naar binnen zouden gaan?
A: Ja.
9.
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen (pagina 684) van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik hoorde melder het volgende verklaren:
- 8 juni 2022 was ik thuis. Ik woon in een portiekwoning aan de [adres] in Den Haag.
- Vanuit het portiek hoorde ik stemmen komen.
- Ik hoorde stemmen van zowel jongens als meiden.
- Ik hoorde dat ze het hadden over een overval en bivakmutsen.
- Ik heb toen direct de politie gebeld. Dit was om 12.11 uur.
- Nadat ik de politie had gebeld ben ik weer gaan staan luisteren.
- Ik heb van het gesprek van de jongens en meiden een geluidsopname gemaakt.
- Ik hoorde vervolgens dat de politie er was, omdat ik een portofoon hoorde.
10.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 679) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:
Op 8 juni 2022, omstreeks 12:10 uur was ik, [verbalisant] , samen met collega [verbalisant] . Wij kregen van de meldkamer het verzoek om te gaan naar de [adres] ter hoogte van [nummer] . Dit betreft een portiek. In het portiek zouden een aantal jongeren staan die volgens melder spraken over bivakmutsen en een mogelijke overval. Ter plaatse in de [adres] , om 12:19 uur, troffen wij zeven jongeren in het portiek, namelijk:
- [naam] , [geboortedatum] 2005;
- [naam] , [geboortedatum] 2004;
- [naam] , [geboortedatum] 2002;
- [naam] , [geboortedatum] 2006;
- [naam] , [geboortedatum] 2000;
- [naam] , [geboortedatum] 1999;
- [verdachte] , [geboortedatum] 2005.
11.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 685) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik, [verbalisant] , inspecteur werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende. Op woensdag 8 juni 2022 werd in een portiek [adres] ter hoogte van [nummer] te 's-Gravenhage, een groep van 7 personen gecontroleerd door de politie. Deze controle was naar aanleiding van een melder, die de groep hoorde praten over een overval.Deze getuige had een geluidsopname gemaakt van deze gesprekken. Hier waren zinnen als:
"Hij is nu sowieso alert"
"Hij is er altijd"
"Er komen/zijn alleen maar Turken"
En op een gegeven moment hoor je een vrouwenstem zeggen:
"Ik ben dan wel blond"
De locatie van controle ligt op 5 minuten wandelen van de locatie waar de overval gepleegd is.
12.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 553 en 558) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Maar jij bent met hem in het portiek gecontroleerd?
A: Hun stonden boven. Hun verstopte zich. Nu pas weet ik waarom. Omdat [naam] mij kent. V: En waar was [naam] ?
A: Zij stond in het midden. [naam] stond beneden met mij. De rest stond boven aan de trap.
V: Jij zegt dat je deze jongens niet kent maar een van de jongens is weggerend tijdens de controle?
A: Ik heb niet op andere mensen gelet. Ik heb ook niet aan het gesprek mee gedaan. Hun hadden maskers op hun gezicht. Die Marokkaan verstopte zich, niet verstoppen. Stop, haal dat weg. Ik bedoelde je krijgt het gevoel dat iemand je niet ziet. Niet verstoppen. Ik link dus nu dat het die jongen van foto 1 moet zijn. Ik was gewoon heel de tijd op mijn telefoon. Ik praat niet veel met jongens.
V: Wanneer heeft [naam] het aan jou verteld?
A: Tijdens het schieten van de videoclip had ze een beetje verteld. Maar de dag dat zij werd
aangehouden heeft ze alles verteld. De politie zat achter ons en toen zei ze alles. Ze zei dat de meeting was in het portiek waar ik toen ook was. Ik was dus boos omdat zij mij daar mee naartoe had genomen.
V: Jullie hebben dus de overval besproken in het portiek waar jij met de jongens bent
gecontroleerd?
A: Ja dat klopt en ik ben boos dat ik er ook in ben meegenomen.
13.
Het proces-verbaal van politie nummer 37 (pagina 346 en 347) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de verdachte:
V: Hoe zag jou telefoon eruit?
A: Gewoon een Iphone X met een hoesje.
V: Ben jij de enige die die telefoon gebruikt?
A: Ja
V: Heb je meerdere telefoonnummers?
A: Nee
V: Heb je meerdere telefoons?
A: Nee
14.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 387) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
In het onderzoek werden de historische verkeersgegevens opgevraagd van het [nummer] . Voornoemd [nummer] behoort bij een mobiele telefoon van het merk Apple dat door de moeder van [verdachte] aan de politie is overhandigd en vervolgens door de politie in beslag is genomen. De telefoon is over de gehele opgevraagde periode, van 1 april 2022 tot en met 28 juni 2022, gebruikt met het [nummer] .
Overval 8 juni 2022 – Juwelier [slachtoffer 3]
Uit de registraties is inzichtelijk dat er vanaf 09:24 uur vanaf de omgeving van de vermoedelijke verblijfslocatie van [verdachte] werd verplaatst naar de omgeving van de [adres] . Vervolgens verplaatste de telefoon ongeveer 69 minuten later naar de omgeving van Juwelier [slachtoffer 3] . Na de overval verplaatste de telefoon zich van de omgeving van Juwelier [slachtoffer 3] terug via de omgeving van de [adres] naar de omgeving van de [adres] in Den Haag. Om15:04 uur bevond de telefoon zich weer in de omgeving van de vermoedelijke verblijfslocatie van [verdachte] .
Overval 9 juni 2022 – [slachtoffer 1]
Uit de registraties is inzichtelijk dat opnieuw vanaf de omgeving van de vermoedelijke verblijfslocatie van [verdachte] via de omgeving van de [adres] richting de juwelier is verplaatst. Na de overval verplaatste de telefoon zich, na eerst tussen 12:05 uur en 15:04 uur in de omgeving van de 's- [adres] te zijn geweest, terug naar de omgeving van de vermoedelijke verblijfslocatie van [verdachte] .
Op basis van het onderzoek in dit proces-verbaal is op te merken dat de telefoon zeer waarschijnlijk in gebruik is bij [verdachte] en dat hij zeer waarschijnlijk gebruik maakte van zijn GBA-adres als vaste verblijflocatie.
8 juni 2022
- De telefoon van [verdachte] gebruikte ten tijde van de overval een basisstation dat theoretisch juwelier [slachtoffer 3] van dekking voorziet, waaruit opgemaakt kan worden dat de telefoon in de directe omgeving van juwelier [slachtoffer 3] was;
- De telefoon lijkt de verplaatsing gestart en geëindigd te hebben bij het basisstation nabij het GBA-adres van [verdachte] ;
- Op de dag van de overval was er:
o Tijdens de overval contact met [medeverdachte 3] .
9 juni 2022
- De telefoon van [verdachte] gebruikte ten tijde van de overval een basisstation dat theoretisch juwelier [slachtoffer 3] van dekking voorziet, waaruit opgemaakt kan worden dat de telefoon in de directe omgeving van [slachtoffer 1] was;
- De telefoon lijkt de verplaatsing gestart en geëindigd te hebben bij het basisstation nabij het GBA-adres van [verdachte] ;
- Op de dag van de overval was er:
o Tijdens de overval contact met [medeverdachte 3] .
15.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 85) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op basis van de onderzoeken van de historische verkeersgegevens van het [nummer]
is gebleken dat [medeverdachte 3] op 8 juni 2022:
- Tussen 10:02 uur en 11:37 uur zich verplaatste in de richting van de omgeving van juwelier [slachtoffer 3] ;
- Om 11:57 uur een basisstation registreerde op de [straat] in Den Haag, wat op een afstand van ongeveer 100 meter van de juwelier [slachtoffer 3] ligt. Tevens is juwelier [slachtoffer 3] in het dekkingsgebied gelegen;
- Tussen 11:37 uur en 12:00 uur werden er continue inkomende en uitgaande gesprekken
geregistreerd met het [nummer] dat vermoedelijk werd gebruikt door
[verdachte] .
16.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 91) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op basis van de onderzoeken van de historische verkeersgegevens van het [nummer]
is gebleken dat [medeverdachte 3] op 9 juni 2022:
- Tussen 03:12 uur en 11:04 uur zich verplaatste in de richting van de omgeving van [slachtoffer 1] ;
- Om 11:58 uur een basisstation registreerde op de Christiaan de Wetstraat in Den Haag, wat
op een afstand van ongeveer 270 meter van de [slachtoffer 1] ligt. Tevens is [slachtoffer 1] in
het dekkingsgebied gelegen;
- Tussen 11:40 uur en 12:09 uur werden er continue inkomende en uitgaande gesprekken
geregistreerd met het [nummer] dat vermoedelijk werd gebruikt door
[verdachte] .
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Poging overval op 9 juni 2022
Op grond van de hiervoor onder 4.3.1. genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat vier personen op 9 juni 2022 hebben geprobeerd om [slachtoffer 1] te overvallen, waarbij gebruik is gemaakt van geweld en bedreiging met geweld. Op het moment dat de [medeverdachte 2] , (die zich voordeed als bonafide klant) de winkel verliet, kwamen vier gemaskerde en gewapende personen de juwelierswinkel binnenstormen. Door het optreden van de eigenaar lukte het deze personen niet om iets buit te maken. De toedracht van deze poging overval zoals door de aangever [slachtoffer 1] is verklaard, wordt ondersteund door de camerabeelden en het letsel aan zijn hoofd. Op de camerabeelden is ook te zien dat een van de verdachten een mes toont en dat een andere verdachte met het vuurwapen meermalen met kracht op het hoofd van de aangever slaat. Uit de verklaring van de [naam] blijkt dat de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn bespoten met pepperspray en dat [slachtoffer 1] onder andere is bedreigd door een (doorgeladen) vuurwapen te tonen.
Poging overval op 8 juni 2022
Uit de camerabeelden blijkt dat op 8 juni 2022 wederom vier in het donker geklede personen zich enige tijd opgehouden nabij de [slachtoffer 3] . Een deel van deze personen was gemaskerd. Op de camerabeelden is te zien dat de vier personen op de juwelierswinkel af komen lopen op het moment dat de [medeverdachte 2] , die zich volgens een vooraf gemaakt plan voordoet als een bonafide klant, voor de tweede keer naar binnen wil gaan. Vlak voordat zij de juwelierszaak bereiken, stoppen drie van de vier personen, waarna ze zich omdraaien en weglopen. De vierde persoon loopt verder langs de juwelierszaak. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , de eigenaar van de juwelierswinkel, blijkt dat de groep jongens moet zijn geschrokken toen zij de eigenaar bij de winkeldeur zagen staan.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een poging tot diefstal met geweld, omdat het voornemen van de vier verdachten om de juwelier te overvallen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dat het op 8 juni 2022 de bedoeling was om een overval te plegen, blijkt uit de verklaring van de [medeverdachte 2] . Zij heeft verklaard dat het de bedoeling was dat de jongens naar binnen zouden gaan op het moment dat zij bij de juwelierszaak zou aanbellen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verdachten daarnaast ook begonnen met de in de tenlastelegging opgenomen handeling, omdat zij daadwerkelijk op de juwelierszaak zijn afgelopen toen de medeverdachte daar voor de tweede keer naar binnen zou gaan. Zij hebben zich eerst in donkere kleding een aantal minuten opgehouden bij [winkel] , een eindje verderop op de [straat] , waarna zij [medeverdachte 2] op korte afstand gevolgd zijn richting de juwelierszaak. Dat de verdachten niet binnen in de juwelierszaak zijn geraakt, is te danken aan het feit dat de eigenaar van de juwelierszaak de verdachten in de gaten had en daarom van buiten zichtbaar bij de ingang van zijn winkel is gaan staan (zie verder ook onder 6.3). Naar het oordeel van de rechtbank was het (voorwaardelijk) opzet van de verdachten ook gericht op geweld en bedreiging met geweld, reeds nu een overval zoals hier aan de orde hiermee gepaard kan gaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geweld noodzakelijk is om zich meester te maken van de eigendommen van een juwelier: die geven hun kostbare waar nu eenmaal niet zomaar prijs. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de volgende dag, op 9 juni 2022, wederom met behulp van [medeverdachte 2] en met dezelfde werkwijze weer een poging overval heeft plaatsgevonden, waarbij het daadwerkelijk tot een confrontatie is gekomen die gepaard ging met geweld en bedreiging met geweld en waarbij wapens zijn getoond en gebruikt. Alle feiten en omstandigheden, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, tonen naar het oordeel van de rechtbank aan het voornemen en het begin van uitvoering van de verdachten om een overval op juwelier [slachtoffer 3] te plegen. Voornoemde gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm te beschouwen als te zijn gericht op de voltooiing van dit misdrijf.
De verdachte
De vraag is vervolgens of de verdachte één van de vier personen is geweest die deze twee pogingen overvallen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat de verdachte op 8 juni 2022, kort na de poging overval op juwelier [slachtoffer 3] , samen met de medeverdachten is gecontroleerd in een portiek op vijf minuten lopen van de juwelierszaak. Uit de verklaring van de melder blijkt dat in dit portiek een groep personen enige tijd heeft gepraat over een overval en bivakmutsen. Dat de verdachte onderdeel uitmaakte van de groep die dit gesprek voerde, wordt ondersteund door de verklaring van de getuige Kemal, die verklaart dat de jongens, die door de politie gecontroleerd zijn, boven aan de trap in het portiek stonden en zich verstopten. Ook heeft zij bevestigd dat de overval tijdens deze ‘meeting’ in het portiek is besproken. Voorts was [medeverdachte 1] , die heeft bekend dat hij op 9 juni 2022 één van de overvallers was, ook bij dit gesprek aanwezig. De rechtbank overweegt daarnaast dat uit de analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte en zijn eigen verklaring dat hij de enige is die zijn telefoon gebruikt, blijkt dat hij ten tijde van de pogingen overvallen op 8 juni 2022 en 9 juni 2022 in de directe omgeving van de juwelierszaken was. Op basis hiervan kan ook worden geconcludeerd dat de verdachte in de uren voorafgaand aan de pogingen overvallen en in de uren daarna een verplaatsing heeft gemaakt die startte respectievelijk eindigde bij het basisstation nabij het adres van de verdachte. Bovendien is er tijdens de momenten dat de pogingen overvallen plaatsvonden, vrijwel continue telefonisch contact geweest tussen de verdachte en de [medeverdachte 3] . De rechtbank gaat er op basis van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 2] vanuit dat de overvallen zijn gepleegd in opdracht van [medeverdachte 3] . Deze medeverdachte was blijkens zijn telefoongegevens in de omgeving van de juweliers aanwezig ten tijde van de pogingen overvallen, en ook was de [medeverdachte 3] aanwezig bij de nabespreking in het portiek op 8 juni 2022. De verdachte stond tijdens de overvallen dus de gehele tijd in contact met de opdrachtgever. Dit contact houden met de opdrachtgever is aan te merken als eenzelfde werkwijze bij beide pogingen overvallen, die kort na elkaar hebben plaatsgevonden met tussendoor een meeting tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en geeft verdere steun voor de conclusie dat de verdachte één van de overvallers was.
Kortom, naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dat de verdachte één van de vier personen is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de pogingen overvallen op 9 juni 2022 en 8 juni 2022.
Tenslotte: de rechtbank acht in dit verband niet wettig en overtuigend bewezen het onderdeel “zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor mededaders geopend te houden” in de tenlastelegging, omdat dit handelingen betreft die zien op medeplichtigheid (het handelen van [medeverdachte 2] ) en niet het medeplegen van verdachte.

5.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] ), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders,
- met vier personen met maskers op de juwelierszaak in te gaan, waarbij slachtoffer [slachtoffer 1] een vuurwapen is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] is geslagen en
- waarbij een mes is getoond en waarbij richting het gezicht/hoofd van slachtoffer [slachtoffer 1] en van slachtoffer [slachtoffer 2] pepperspray is gespoten en
- waarbij meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van slachtoffer [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op 8 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
samenmet drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde betoogd dat de verdachte een beroep kan doen op vrijwillige terugtred en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat de beslissing van de verdachte om weg te lopen, is gemaakt op basis van spontane besluitvorming. Er zijn geen politiesirenes te horen of andere omstandigheden die maken dat de verdachten om die reden zijn omgedraaid. De verklaring van de aangever dat de verdachten wegrenden, omdat hij in de deuropening is gaan staan, is niet logisch. De verdachten zijn niet zichtbaar geschrokken en zij sprinten ook niet weg. Eén verdachte loopt zelfs door.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred geen sprake kan zijn. Het voornemen van de verdachte en zijn mededaders heeft zich geopenbaard door een begin van uitvoering. Alleen door omstandigheden gelegen buiten de wil van verdachte en zijn mededaders, namelijk de alertheid en van buiten af zichtbare aanwezigheid van aangever, is het begin van uitvoering niet verder gegaan en is het feit niet voltooid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Hiervoor is al overwogen dat het de bedoeling was dat de verdachte (en zijn medeverdachten) de [slachtoffer 3] zouden binnengaan om deze te overvallen, op het moment dat [medeverdachte 2] zou aanbellen (en zou worden binnengelaten). De verdachte en zijn medeverdachten zijn toen zij aanbelde - zo blijkt uit de bewijsmiddelen - ook de juwelier genaderd, om uitvoering te geven aan hun plannen.
In die omstandigheden geldt dat beslissend is voor de vraag of sprake kan zijn van vrijwillige terugtred, of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk geworden dat er van die omstandigheid (spontane “eigen” besluitvorming) sprake was. Allereerst heeft de verdachte er zelf niets over willen zeggen. Belangrijker nog: uit de verklaring van de aangever, die de eigenaar van de juwelierswinkel is, blijkt juist dat het terugtreden door de verdachten werd veroorzaakt doordat hij zichtbaar en oplettend bij de deur stond. Hij heeft daarbij verklaard dat hij achterdochtig was geworden door de handelwijze van de [medeverdachte 2] die zich voordeed als bonafide klant en de winkel vlak daarvoor had verlaten om contant geld te gaan halen. Dat het terugtreden plaatsvond onder invloed van uitwendige prikkels in de vorm van een oplettende eigenaar wordt voorts bevestigd door de inhoud van de nabespreking in het portiek door de verdachte en zijn medeverdachten, waarin expliciet is benoemd dat hij nu alert zou zijn. Dat één van de verdachten niet zou zijn gestopt maar zou zijn doorgelopen langs de juwelierszaak maakt dit alles niet anders. Ook het (onopvallend) doorlopen in plaats van het doorzetten van een overval betreft een vorm van terugtreden, en beslissend blijft dat dit besluit plaatsvond vanwege de zichtbare alertheid van de eigenaar. In de visie van de rechtbank is het eigenlijk heel eenvoudig: door de aanwezigheid van de eigenaar van de juwelierszaak zo dicht bij de ingang namen de kansen af om daar succesvol met zijn vieren binnen te dringen. Het is om die reden dat de verdachte en zijn medeverdachten van verdere uitvoering van hun plannen afzagen.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen. Daarmee komt de rechtbank tot de slotsom dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten volgens de wet strafbaar zijn, aangezien ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is ook strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De straffen

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van onderwijs, het volgen van de gedragsinterventie Tools4U regulier (20 uur), een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers en een gebiedsverbod voor de [straat] . De officier van justitie heeft daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een leerstraf aan de verdachte op te leggen, met daarnaast eventueel een voorwaardelijke jeugddetentie. De raadsvrouw heef aangevoerd dat de verdachte, indien de rechtbank uitgaat van een bewezenverklaring, een kleine rol heeft gehad en nauwelijks geweldshandelingen heeft gepleegd. Daarnaast zal de verdachte dit jaar examen doen voor zijn Havo diploma, is hij niet eerder in aanraking geweest met politie of justitie en heeft hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd (hij was bijna zeventien) tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging van juweliers. Bij de overvalpoging op 8 juni 2022 op [slachtoffer 3] is het niet tot een confrontatie gekomen vanwege de oplettendheid van de eigenaar van de juwelierszaak. De volgende dag heeft de verdachte samen met drie medeverdachten wederom geprobeerd om een [slachtoffer 3] te overvallen, waarbij zij de winkel daadwerkelijk zijn binnengekomen. Deze overvalpoging had een bijzonder gewelddadig karakter. Er is daarbij pepperspray gebruikt tegen de eigenaar van de juwelierszaak en een oudere dame (van vierentachtig) die als klant aanwezig was in de winkel en er is gedreigd met een (doorgeladen) vuurwapen en een mes. Ook is geweld gebruikt tegen de eigenaar, die daardoor een hoofdwond heeft opgelopen. De oudere dame moest als gevolg van de gebruikte pepperspray door ambulancepersoneel worden behandeld en is voor controle van haar ogen direct naar het ziekenhuis vervoerd. Andere medeverdachten sprongen op en over de toonbank op zoek naar spullen van hun gading. Dat de overval op de [slachtoffer 1] uiteindelijk ook is mislukt komt niet door toedoen van de verdachte, maar door het optreden van de eigenaar die manhaftig en met gevaar voor eigen leven de verdachte en zijn medeverdachten zijn zaak letterlijk “uitvocht.” Het behoeft geen nadere uitleg dat met name vanwege het vuurwapen de overvalpoging veel noodlottiger had kunnen aflopen.
Dit zijn ernstige en kwalijke feiten die voor angst en gevoelens van onveiligheid leiden, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin en hij heeft geen aandacht gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent deze feiten de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder strafbeschikking heeft gekregen voor het overtreden van het vuurwerkbesluit. Dit weegt niet in strafverzwarende zin mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport dat over de verdachte is opgemaakt door psycholoog [deskundige] . De psycholoog heeft geconstateerd dat er bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke handicap, maar dat hij in zijn persoonlijkheidsontwikkeling wel onrijpe aspecten laat zien. De verdachte is geneigd zichzelf te overschatten en hij geeft weinig uiting aan zijn emoties. Hij redeneert sterk vanuit zijn eigen egocentrisch perspectief en verplaatst zich onvoldoende in de belevingswereld van de ander, hetgeen een negatieve invloed heeft op zijn gewetensontwikkeling. De verdachte heeft wel cognitief, moreel en emotioneel voldoende besef van het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelwijze en hij wordt ook
voldoende in staat geacht zijn wil conform dit besef te bepalen De kans op delictgedrag in algemene zin wordt als matig ingeschat. De verdachte houdt zich aan de afspraken met zijn begeleidster bij de jeugdreclassering, hij gaat weer naar school en hij heeft een gestructureerde vrijetijdsbesteding. De verdachte gaat echter wel op uiteenlopende levensterreinen zijn eigen gang. Doordat hij zichzelf overschat, kan hij in probleemsituaties belanden en vervolgens tot inadequate keuzes komen. Hierbij laat hij zich leiden door zijn eigenbelang en staat hij onvoldoende stil bij de mogelijke consequenties van zijn handelen voor anderen. Zijn egocentrisme en beperkte empathische vermogens beïnvloeden het functioneren van zijn geweten in ongunstige zin. De psycholoog constateert dat het wenselijk is dat de jeugdreclassering wordt voortgezet, om de kans op toekomstig gewelddadig gedrag te voorkomen en om zijn ontwikkeling in gunstige zin te bevorderen. Daarnaast is de leerstraf Tools4U wenselijk.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 december 2022. De Raad sluit zich aan bij het inhoudelijke advies vanuit het persoonlijkheidsonderzoek. De Raad adviseert om een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie Tools4U regulier, en daarnaast een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgend van onderwijs.
De rechtbank overweegt verder nog het volgende: de verdachte heeft gedurende de gehele procedure gezwegen. Enig inzicht in het hoe en waarom heeft de rechtbank daarom niet kunnen krijgen. Het rapport van de psycholoog geeft mogelijke verklaringen. Wat daar ook van zij, de rechtbank merkt op dat zij zich (toch) soms niet aan de indruk kan onttrekken dat de verdachte zich wellicht op impulsieve momenten (onder druk) door anderen voor een karretje heeft laten spannen. Dit is echter niet opgehelderd, onder meer omdat de verdachte en medeverdachten niet willen praten over de (mogelijke) opdrachtgever(s). Het is volgens de rechtbank ook niet uit te sluiten dat de verdachte al langere tijd in verkeerde kringen heeft verkeerd, met name omdat deze feiten zo “uit de lucht komen vallen.”
Strafmodaliteit en strafmaat
In het voordeel van de verdachte spreekt zijn blanco strafblad, het redelijk tot goede verloop van het schorsingstoezicht en zijn positieve schoolgang (hij kan dit jaar zijn Havo diploma behalen). Niet direct in zijn voordeel is het gegeven dat hij al bijna zeventien was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten en ook dat de feiten hem volledig zijn toe te rekenen.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin als uitgangspunt voor een overval op een winkel een jeugddetentie voor de duur van tenminste vier maanden wordt genoemd. In dit geval wordt het feit dat er sprake was van letsel, er ten aanzien van twee personen gebruik is gemaakt van pepperspray en met een (doorgeladen) vuurwapen en een mes is gedreigd als strafverhogend meegewogen.
Gelet hierop vindt de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde duur van de jeugddetentie als uitgangspunt passend. De rechtbank heeft bij de op te leggen duur van het onvoorwaardelijke deel jeugddetentie rekening gehouden met de adviezen van de psycholoog en de Raad, en zij erkent net als deze deskundigen het belang van de verdachte om zijn schoolgang voort te zetten en dit schooljaar eindexamen te kunnen doen. Echter, de door de verdachte gepleegde feiten zijn zo ernstig dat de rechtbank niet kan volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, omdat die tijd niet in verhouding staat tot de ernst van de bewezen verklaarde feiten. Wel zal de rechtbank, mede gelet op de persoonlijke belangen van de verdachte, het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie een maand korter laten duren dan door de officier van justitie is gevorderd, en het op te leggen voorwaardelijke deel een maand langer. Dit forse voorwaardelijke deel van de jeugddetentie zal de rechtbank opleggen om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, en ook zodat hij weet dat hij zich het beste ver weg houdt van de omgeving die hem in het verleden (kennelijk) gemakkelijk wist in te schakelen voor praktijken zoals de rechtbank die bewezen acht.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een jeugddetentie van 8 maanden, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 4 maanden voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van onderwijs, een locatieverbod op de [adres] en contactverboden met de medeverdachten en de slachtoffers. De rechtbank bepaalt daarbij een proeftijd voor de duur van twee jaren, waarbij de bijzondere voorwaarden gelden zolang de Jeugdbescherming west te Den Haag dit noodzakelijk acht. Verder acht de rechtbank het ook passend dat aan de verdachte de door de deskundigen geadviseerde taakstraf, bestaande uit de leerstraf Tools4U, wordt opgelegd.
De rechtbank realiseert zich terdege dat de verdachte nog enige tijd terug in detentie zal moeten (een kleine twee maanden). De rechtbank vindt dit gerechtvaardigd, omdat er sprake is van twee overvalpogingen, waarvan er een dus bijzonder gewelddadig is uitgevoerd, maar tenslotte ook om duidelijk te maken aan verdachte, of eigenlijk elke minderjarige die die wordt benaderd voor dit soort praktijken, dat de mogelijke opbrengst nooit en te nimmer opweegt tegen het (veel grotere) risico van detentie, die ook in het geval van minderjarigen, dus een serieuze omvang kan hebben en in dit geval ook heeft. De rechtbank kan zich wel voorstellen dat het passend zou zijn indien de verdachte zijn onvoorwaardelijke jeugddetentie in een KVJJ doorbrengt, zodat hij zo goed mogelijk in staat wordt gesteld zijn Havo diploma te halen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op recidiverisico, dat, hoewel matig beoordeeld, wel aanwezig is, temeer omdat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor de feiten en in combinatie met de achtergrond van het delict (lucratieve karakter en de kennelijke bereidheid om de risico’s voor hemzelf en anderen op de koop toe te nemen), is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 20.261,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 18.000,00 aan materiële schade en € 2.261,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 728,25, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 256,25 aan materiële schade en € 472,00 aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 1] geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in verband met onvoldoende onderbouwing. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met daarbij hoofdelijke aansprakelijkheid. De officier van justitie heeft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente over de schadevergoeding gevorderd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft ook hierbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente over de schadevergoeding gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aanzienlijk gematigd moet worden, omdat zowel de materiële als de immateriële schade niet voldoende onderbouwd is. De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 2] aanzienlijk te matigen, omdat het niet voldoende verband houdt met het aandeel van de verdachte bij het delict.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de gevorderde schade namens de verdachte gemotiveerd is betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is, hoewel namens de verdachte betwist, door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering, toewijsbaar.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.261,00, bestaande uit immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.261,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële en immateriële schade
De vordering, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 728,25, bestaande uit € 256,25 aan materiële schade en € 472,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 728,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

10.De inbeslaggenomen voorwerpen

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie deelt mee dat de rechter-commissaris op 13 december 2022 een machtiging conservatoir beslag heeft afgegeven voor de inbeslaggenomen € 700,00. Dit kan worden aangewend ten behoeve van de slachtoffers.
10.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is, in het kader van klassiek beslag, van mening dat het belang van strafvordering niet verlangt dat het beslag wordt voortgezet.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het eerder gelegde beslag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is omgezet naar een conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv. Gelet hierop is geen beslag meer aan de orde waarover de rechtbank in deze strafzaak een beslissing moet nemen.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 5 is omschreven en kwalificeert dit als
ten aanzien van feit 1
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
adviseert dat de onvoorwaardelijke jeugddetentie ten uitvoering wordt gebracht in een KVJJ;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
4 (VIER) MAANDENniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd een jaar onderwijs zal volgen, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[naam] . [geboortedatum] 2005;
[naam] , [geboortedatum] 2006;
[naam] , [geboortedatum] 2004;
[naam] , [geboortedatum] 1999;
[naam] , [geboortedatum] 2000;
[slachtoffer 3] , [geboortedatum] 1981;
[slachtoffer 1] , [geboortedatum] 1987;
[slachtoffer 2] , [geboortedatum] 1938;
- gedurende de proeftijd niet zal bevinden op de [straat] te Den Haag zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming West te Den Haag, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een gedragsinterventie Tools4U regulier, voor de tijd van
20 (TWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
10 (TIEN) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.261,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.261,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 728,25 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 728,25 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 8 maart 2023.