ECLI:NL:RBDHA:2023:2699

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL23.5740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen voortduren van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. Y.M. Schrevelius, had op 2 december 2022 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft echter op 15 december 2022 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat eiser naar Duitsland zou worden uitgezet.

De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 1 maart 2023 gesloten. In haar overwegingen heeft de rechtbank vastgesteld dat, op het moment dat eiser beroep instelde, de bewaring al geruime tijd was opgeheven. Hierdoor was er geen rechtens te beschermen belang meer, wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek om schadevergoeding, dat door eiser was ingediend, niet kon worden behandeld, omdat dit verzoek niet in samenhang met een ontvankelijk beroep was ingediend.

De rechtbank heeft in haar beslissing verklaard dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat zij zich onbevoegd acht om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5740

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Y.M. Schrevelius),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 december 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop niet gereageerd.
Verweerder heeft op 15 december 2022 de maatregel van bewaring opgeheven wegens uitzetting van eiser naar Duitsland.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 1 maart 2023 gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank wijst er op dat de vreemdeling ingevolge artikel 96, eerste lid, van de
Vw beroep in kan stellen tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Gelet op het bepaalde in artikel 96, derde lid, van de Vw kan dit beroep leiden tot opheffing van de bewaring of wijziging van de tenuitvoerlegging.
2. Op het moment dat eiser beroep instelde, was de bewaring echter al geruime tijd
opgeheven. Gelet hierop dient het beroep niet ontvankelijk te worden verklaard, nu daarmee geen rechtens te beschermen belang wordt gediend. Een schadevergoeding op grond van artikel 106, eerste lid, van de Vw is geen met dit beroep rechtens te beschermen belang. Uit de strekking van dat artikel volgt immers dat de bevoegdheid van de vreemdelingenrechter tot toekenning van een schadevergoeding als bedoeld in deze bepaling beperkt is tot de gevallen waarin een verzoek om schadevergoeding wordt ingediend in samenhang met een beroep tegen de voortduring van de maatregel. Nu het beroep tegen het voortduren van de bewaring wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk is, moet het verzoek van eiser om schadevergoeding als een op zichzelf staand verzoek worden aangemerkt en is de rechtbank niet bevoegd daarvan kennis te nemen.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
4. De rechtbank acht zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- verklaart zich onbevoegd om van het verzoek om schadevergoeding kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.