ECLI:NL:RBDHA:2023:2698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
09/159946-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot diefstal met geweld in vereniging en voorhanden hebben van vuurwapen en munitie door minderjarige verdachte

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van twee pogingen tot diefstal met geweld in vereniging en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juni 2022 samen met medeverdachten een juwelierszaak heeft geprobeerd te overvallen, waarbij geweld is gebruikt tegen de eigenaar en een oudere dame. De verdachte heeft pepperspray gebruikt en een vuurwapen getoond. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de pogingen tot diefstal met geweld, maar heeft hem vrijgesproken van een andere poging tot overval op 26 april 2022, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 8 maanden jeugddetentie, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals jeugdreclasseringstoezicht en een leerstraf. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van de juwelierszaak en een andere slachtoffer van de overvalpogingen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/159946-22
Datum uitspraak: 8 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte 1](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 21 februari 2023 en de sluiting van het onderzoek was op 22 februari 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.F. Baas en de advocaat van de verdachte is mr. M.G. van Wijk te Hoorn. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat:
1
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] , [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van haar mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor mededaders geopend te houden en/of
- met vier personen met maskers op de juwelierszaak zijn ingegaan waarbij door één van zijn mededaders [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] is geslagen en/of
- waarbij door één van haar mededaders een mes is getoond en/of waarbij door één van zijn mededaders richting het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] (een op) pepperspray (gelijkende stof) is gespoten en/of
- waarbij door één of meer van zijn mededaders meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] , [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor mededaders geopend te houden en/of
- met drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 26 april 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] , [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor mededaders langdurig geopend te houden en/of
- met drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan waarbij door één van zijn mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is vastgehouden en/of getoond en/of
- waarbij door één van zijn mededaders met kracht de toegangsdeur van de juwelierszaak tegen die Ince en/of anderen is geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, zijnde een Bruni SRL, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 stuks randvuurmunitie, van het merk CCI, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad;

3.Vrijspraak - poging overval op 26 april 2022 (feit 3)

Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft in verband met feit 4 gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte het vuurwapen en de munitie tezamen en in vereniging voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten kan komen. De raadsman heeft verder betoogd dat de verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Indien en voor zover relevant, zal hieronder nader op het betoog van de raadsman worden ingegaan.
4.3
Pogingen overvallen op 8 juni 2022 en 9 juni 2022 (feiten 1 en 2)
4.3.1.
Gebruikte bewijsmiddelen
Alle genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
1.
De verklaring van de verdachte op de zitting van 21 februari 2023, inhoudende:
Het klopt dat ik op 9 juni 2022 als eerste bij de juwelier naar binnen ben gegaan. Het doel was om sierraden te stelen. De deur werd voor ons op een kiertje gehouden. Ik wist dat het zo zou gaan. Het klopt dat ik degene was met pepperspray en een vuurwapen. Het spuiten met pepperspray was om die man te overmeesteren. Het klopt dat ik niet wist dat de oudere vrouw in de winkel was. Vervolgens heb ik ook een pistool gepakt, want ik zag dat de pepperspray niet werkte. Ik heb daarmee later bij de deur die man nog geslagen, om ons naar buiten te krijgen. U toont mij de foto’s van NN2 van de poging overval op 9 juni 2022 op p. 156 van het doorgenummerde procesdossier. Het klopt dat ik dat ben.
2.
Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 691 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als verklaring van de aangever [slachtoffer 1] :
Ik ben de eigenaar van de Juwelier, genaamd [slachtoffer 1] , gevestigd op [adres] te ’s-Gravenhage. Op 9 juni 2022 bevond ik mij in de juwelier. Op dat moment kwam er een jongen aanrennen. Hij rende de winkel in. Op dat moment stond ik samen met een vrouw voor de toonbank. Ik zag dat de jongen iets omhoog hield en daarmee een vloeistof rond spoot. Ik voelde deze spray op mijn wang komen. Gelijk voelde ik een brandend gevoel. Ik zag dat er nog drie jongens, dus in totaal vier jongens in de juwelier stonden. Vervolgens rende ik in de richting van de deur om deze te sluiten. Op het moment dat ik de deur wilde sluiten, zag ik twee van de vier jongens buiten staan. Vervolgens werd ik aangevallen van achteren. Ik voelde dat er meerdere keren met kracht op mijn hoofd werd geslagen. Hiervan voelde ik pijnscheuten door mijn hoofd gaan. Het voelde alsof er met iets hard op mijn hoofd werd geslagen. Ik denk dat het een voorwerp was. Ik heb een wond op mijn hoofd. Ik heb een snee in mijn hoofd, het bloed en ik heb pijn.
3.
Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 695 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 9 juni 2022 was ik bij de [slachtoffer 1] , op [adres] in Den Haag. Ik voelde en hoorde dat er met een spuitbus in mijn gezicht werd gespoten. Ik voelde een bijtende pijn en ik kon mijn ogen niet meer openen.
4.
Een geschrift, te weten de bevindingen van [slachtoffer 4] van de poging overval op 9 juni 2022 (pagina 715 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende:
Ik zag dat NN4, NN1 en NN3 de winkel betraden. Ik zag dat NN4 een groot mes uit zijn linkermouw haalde.
Ik zag dat NN2 zijn arm gestrekt hield en het vuurwapen in zijn rechterhand richtte op de medewerker.
Ik zag dat NN1 een stompende beweging maakte met zijn rechtervuist, richting het hoofd van de medewerker. Ik zag dat NN2 de medewerker met zijn rechtervuist, waar het vuurwapen nog in zat, drie keer krachtig op zijn hoofd, gebogen rug en schouders sloeg. Ik zag dat NN3 de medewerker op zijn schouders sloeg. Ik zag dat NN3 de medewerker tegen zijn schouder duwde.
5.
De eigen waarneming van de rechtbank van camerabeelden van de overval op [slachtoffer 1] op 9 juni 2022, getoond op de terechtzitting van 21 februari 2023, te weten:
De rechtbank ziet dat vier gemaskerde personen de juwelierszaak in zijn gegaan.
Ten aanzien van feit 2
6.
Het proces-verbaal van politie (pagina 644 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als verklaring van de aangever [slachtoffer 3] :
Ik ben eigenaar van [slachtoffer 2] gelegen op [adres] te Den Haag. Op 8 juni 2022 werd er bij ons door een dame oorbellen gekocht. Ik zag de dame aankomen. Ik ben bij de winkeldeur gaan staan en zag een groep jongens naar onze winkel kijken. Ik besloot in de deuropening te gaan staan. Toen ik dat deed zag ik de jongens schrikken en wegrennen.
7.
Een geschrift, te weten de bevindingen van [slachtoffer 4] van de poging overval op 8 juni 2022 (pagina 651 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende:
08-06-2022, 11:40:18
Ik zag NNI een shopper bij zich droeg. Ik zag dat de shopper leeg en plat gevouwen was.
Ik zag dat NN2 een lichte mondkap over zijn mond en neus droeg. Ik zag dat NN1 En NN2 stopten voor de entree van [winkel] .
08-06-2022, 11:41:11
Ik zag dat NN5 de deur openduwde en bij [slachtoffer 2] naar binnen stapte.
08-06-202211:49:44
Ik zag dat NN5 vanuit [slachtoffer 2] naar buiten stapte.
08-06-2022, 11:51:01
Ik zag de vier in zwart geklede gestaltes aanlopen in de richting van [slachtoffer 2] . Ik zag dat de vier gestalten halt hielden ter hoogte van [winkel] . Ik zag dat de vier gestalten hier bleven staan tot 11:57:23.
08-06-2022, 11:57:11
Ik zag dat NN5 vanaf de overzijde van de [adres] rechts het beeld in liep. Ik zag dat NN5 [adres] overstak en richting [slachtoffer 2] liep.
08-06-2022, 11:57:23
Ik zag NN5 richting de entree van [slachtoffer 2] lopen. Ik zag de vier in zwart geklede gestalten richting [slachtoffer 2] lopen. Ik herkende de gestalten als NN1, NN2, NN3 en NN4.
08-06-2022, 11:57:46
Ik zag NN5 stoppen voor de deur van Zümrüt . Ik zag dat NN1, NN3 en NN4 ter hoogte van het mobiele reclamebord halt hielden. Ik zag dat NN2 doorliep richting [slachtoffer 2] . Ik zag dat NN2 voorbij [slachtoffer 2] liep en ter hoogte van [adres] de [adres] overstak.
08-06-2022, 11:57:46
Ik zag dat NN5 voor de dichte deur van [slachtoffer 2] bleef staan. Ik zag dat NN5 richting NN2 keek. Ik zag dat NN5 haar hoofd draaide en achter zich richting NN1, NN3 en NN4 keek. Ik zag dat NN1, NN3 en NN4 wegliepen. Ik zag dat NN5 [slachtoffer 2] binnenstapte.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
8.
Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 488 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als verklaring van de [medeverdachte 1] :
V: Wat vroeg [naam] (
de rechtbank begrijpt [naam] )precies?
A: Hij zei tegen mij dat ik gewoon bij een juwelier naar binnen moest gaan om te doen alsof ik een klant ben. Dan zouden er een paar jongens naar binnen komen om een overval te plegen.
V: Je zei bij de rechter-commissaris dat het incident bij [slachtoffer 2] op 8 juni 2022, ook een poging was om een overval te plegen. Dat klopt?
A: Ja.
V: Wie waren er op 8 juni bij?
A: Ik, [naam] en die jongens.
V: Welke jongens bedoel je dan?
A: De jongens die de overval wilde plegen.
V: Even terug naar [slachtoffer 2] . Wie zou wat doen?
A: Ik zou gewoon aanbellen en dan zouden die jongens naar binnen gaan.
V: Hoe kwam het dat het niet lukte?
A: Ik weet niet waarom ze niet gekomen zijn, want eigenlijk was het gewoon de bedoeling dat ik zou aanbellen en dat ik naar binnen zou gaan en dat zij gelijk mee zouden komen. Toen ik weer wegging uit die zaak, zei hij: ga weer naar binnen opnieuw. Toen ik weer naar binnen ging om het opnieuw te proberen, kwamen zij weer niet.
Overval [slachtoffer 1] - 9 juni 2022
V: Wat hebben jullie vooraf afgesproken?
A: Hij had gewoon weer uitgelegd. Zelfde plan als bij [slachtoffer 2] .
V: Dus met hetzelfde als bij [slachtoffer 2] bedoel jij dat jij aan zou bellen en dat zij met jou mee naar binnen zouden gaan?
A: Ja.
9.
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen (pagina 684 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik hoorde melder het volgende verklaren:
- 8 juni 2022 was ik thuis. Ik woon in een portiekwoning aan [adres] in Den Haag .
- Vanuit het portiek hoorde ik stemmen komen.
- Ik hoorde stemmen van zowel jongens als meiden.
- Ik hoorde dat ze het hadden over een overval en bivakmutsen.
- Ik heb toen direct de politie gebeld. Dit was om 12.11 uur.
- Nadat ik de politie had gebeld ben ik weer gaan staan luisteren.
- Ik heb van het gesprek van de jongens en meiden een geluidsopname gemaakt.
- Ik hoorde vervolgens dat de politie er was, omdat ik een portofoon hoorde.
10.
Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 679 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:
Op 8 juni 2022, omstreeks 12:10 uur was ik, [verbalisant 1] , samen met collega [verbalisant 2] . Wij kregen van de meldkamer het verzoek om te gaan naar [adres] ter hoogte van [nummer] . Dit betreft een portiek. In het portiek zouden een aantal jongeren staan die volgens melder spraken over bivakmutsen en een mogelijke overval. Ter plaatse [adres] , om 12:19 uur, troffen wij zeven jongeren in het portiek, namelijk:
- [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag] 2005;
- [verdachte 1] , geboren [geboortedag] 2004;
- [naam] , geboren [geboortedag] 2002;
- [medeverdachte 3] , geboren [geboortedag] 2006;
- [medeverdachte 1] , geboren [geboortedag] 2000;
- [naam] , geboren [geboortedag] 1999;
- [medeverdachte 4] , geboren [geboortedag] 2005.
11.
Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 685 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik, [verbalisant 3] , inspecteur werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende. Op woensdag 8 juni 2022 werd in een portiek [adres] ter hoogte van [nummer] te 's-Gravenhage, een groep van 7 personen gecontroleerd door de politie. Deze controle was naar aanleiding van een melder, die de groep hoorde praten over een overval. Deze getuige had een geluidsopname gemaakt van deze gesprekken. Hier waren zinnen als:
"Hij is nu sowieso alert"
"Hij is er altijd"
"Er komen/zijn alleen maar Turken"
En op een gegeven moment hoor je een vrouwenstem zeggen:
"Ik ben dan wel blond"
De locatie van controle ligt op 5 minuten wandelen van de locatie waar de overval gepleegd is.
12.
Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 553 en 558 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als verklaring van de [getuige] :
Maar jij bent met hem in het portiek gecontroleerd?
A: Hun stonden boven. Hun verstopte zich. Nu pas weet ik waarom. Omdat [medeverdachte 2] mij kent. V: En waar was [medeverdachte 1] ?
A: Zij stond in het midden. [naam] stond beneden met mij. De rest stond boven aan de trap.
V: Jij zegt dat je deze jongens niet kent maar een van de jongens is weggerend tijdens de controle?
A: Ik heb niet op andere mensen gelet. Ik heb ook niet aan het gesprek mee gedaan. Hun hadden maskers op hun gezicht. Die Marokkaan verstopte zich, niet verstoppen. Stop, haal dat weg. Ik bedoelde je krijgt het gevoel dat iemand je niet ziet. Niet verstoppen. Ik link dus nu dat het die jongen van foto 1 moet zijn. Ik was gewoon heel de tijd op mijn telefoon. Ik praat niet veel met jongens.
V: Wanneer heeft [medeverdachte 1] het aan jou verteld?
A: Tijdens het schieten van de videoclip had ze een beetje verteld. Maar de dag dat zij werd
aangehouden heeft ze alles verteld. De politie zat achter ons en toen zei ze alles. Ze zei dat de meeting was in het portiek waar ik toen ook was. Ik was dus boos omdat zij mij daar mee naartoe had genomen.
V: Jullie hebben dus de overval besproken in het portiek waar jij met de jongens bent
gecontroleerd?
A: Ja dat klopt en ik ben boos dat ik er ook in ben meegenomen.
13.
De eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 21 februari 2023 van de stills van camerabeelden van de pogingen overvallen op pagina 156 van het zaakdossier 30Carina, bijlage bij het proces-verbaal van politie [nummer] , te weten:
De rechtbank ziet dat NN2 zowel op de stills van de poging overval op 8 juni 2022 als op de stills van de poging overval op 9 juni 2022 sterkte overeenkomsten heeft. De rechtbank ziet dat er sprake is van een soortgelijk postuur en soortgelijke schoenen. Daarnaast heeft NN2 op beide dagen iets om de linker pols dat op een horloge lijkt en hij heeft een soortgelijke jas aan.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Poging overval op 9 juni 2022
Op grond van de hiervoor onder 4.3.1. genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat vier personen op 9 juni 2022 hebben geprobeerd om [slachtoffer 1] te overvallen, waarbij gebruik is gemaakt van geweld en bedreiging met geweld. Op het moment dat de [medeverdachte 1] , (die zich voordeed als bonafide klant) de winkel verliet, kwamen vier gemaskerde en gewapende personen de juwelierswinkel binnenstormen, waaronder verdachte. Door het optreden van de eigenaar lukte het deze personen niet om iets buit te maken. De toedracht van deze poging overval zoals door de [slachtoffer 1] is verklaard, wordt ondersteund door de camerabeelden en het letsel aan zijn hoofd. Op de camerabeelden is ook te zien dat een van de verdachten een mes toont en dat een andere verdachte met het vuurwapen meermalen met kracht op het hoofd van de aangever slaat. De verdachte heeft het feit ook bekend. Uit zijn verklaring op de zitting blijkt verder dat hij de eigenaar van de juwelier heeft bespoten met pepperspray en dat hij de eigenaar onder andere heeft bedreigd door een vuurwapen te tonen. Het is dus ook de verdachte geweest die met de pepperspray (per ongeluk) de oudere dame heeft geraakt en die de eigenaar met het vuurwapen heeft geslagen.
Poging overval op 8 juni 2022
Uit de camerabeelden blijkt dat op 8 juni 2022 wederom vier in het donker geklede personen zich enige tijd ophouden nabij de [slachtoffer 2] . Een deel van deze personen was gemaskerd. Op de camerabeelden is te zien dat de vier personen op de juwelierswinkel af komen lopen op het moment dat [medeverdachte 1] , die zich volgens een vooraf gemaakt plan voordoet als een bonafide klant, voor de tweede keer naar binnen wil gaan. Vlak voordat zij de juwelierszaak bereiken, stoppen drie van de vier personen, waarna ze zich omdraaien en wegelopen. De vierde persoon loopt verder langs de juwelierszaak. Uit de verklaring van [slachtoffer 3] , de eigenaar van de juwelierswinkel, blijkt dat de groep jongens moet zijn geschrokken toen zij de eigenaar bij de winkeldeur zagen staan.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een poging tot diefstal met geweld, omdat het voornemen van de vier verdachten om de juwelier te overvallen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dat het op 8 juni 2022 de bedoeling was om een overval te plegen, blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] . Zij heeft verklaard dat het de bedoeling was dat de jongens naar binnen zouden gaan op het moment dat zij bij de juwelierszaak zou aanbellen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verdachten daarnaast ook begonnen met de in de tenlastelegging opgenomen handeling, omdat zij daadwerkelijk op de juwelierszaak zijn afgelopen toen de medeverdachte daar voor de tweede keer naar binnen zou gaan. Zij hebben zich eerst in donkere kleding een aantal minuten opgehouden bij [winkel] , een eindje verderop [adres] , waarna zij [medeverdachte 1] op korte afstand gevolgd zijn richting de juwelierszaak. Dat de verdachten niet binnen in de juwelierszaak zijn geraakt, is te danken aan het feit dat de eigenaar van de juwelierszaak de verdachten in de gaten had en daarom van buiten zichtbaar bij de ingang van zijn winkel is gaan staan (zie verder ook onder 6.3). Naar het oordeel van de rechtbank was het (voorwaardelijk) opzet van de verdachten ook gericht op geweld en bedreiging met geweld, reeds nu een overval zoals hier aan de orde hiermee gepaard kan gaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geweld noodzakelijk is om zich meester te maken van de eigendommen van een juwelier: die geven hun kostbare waar nu eenmaal niet zomaar prijs. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de volgende dag, op 9 juni 2022, wederom met behulp van
[medeverdachte 1] en met dezelfde werkwijze weer een poging overval heeft plaatsgevonden, waarbij het daadwerkelijk tot een confrontatie is gekomen die gepaard ging met geweld en bedreiging met geweld en waarbij wapens zijn getoond en gebruikt. Alle feiten en omstandigheden, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, tonen naar het oordeel van de rechtbank aan het voornemen en het begin van uitvoering van de verdachten om een overval op [slachtoffer 2] te plegen. Voornoemde gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm te beschouwen als te zijn gericht op de voltooiing van dit misdrijf.
De verdachte
De vraag is vervolgens of de verdachte één van de vier personen die geweest die de poging overval op 8 juni 2022 op [slachtoffer 2] ondernam. De rechtbank stelt voorop dat de verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de poging overval op 9 juni 2022 op [slachtoffer 1] . De rechtbank overweegt voorts dat de verdachte op 8 juni 2022, kort na de poging overval op [slachtoffer 2] , samen met (onder meer) dezelfde medeverdachten als diegene die (met hem) verdacht worden van de poging overval op de [slachtoffer 1] , is gecontroleerd in een portiek op vijf minuten lopen van [slachtoffer 1] . Uit de verklaring van de melder blijkt dat in dit portiek een groep personen enige tijd heeft gepraat over een overval en bivakmutsen. Dat de verdachte onderdeel uitmaakte van de groep die dit gesprek voerde, wordt ondersteund door de verklaring van de [getuige] , die verklaart dat de jongens die door de politie gecontroleerd zijn, boven aan de trap in het portiek stonden en zich verstopten. Ook bevestigt zij dat de overval tijdens deze ‘meeting’ in het portiek is besproken. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de verdachte heeft bevestigd dat hij de persoon (NN2) op de foto’s van de beelden van 9 juni 2022 is en dat de NN2 op de foto’s van de beelden van 9 juni en op die van 8 juni NN2 sterk overeenkomen. Kortom, naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dat de verdachte zich niet alleen schuldig heeft gemaakt aan de poging overval op 9 juni 2022 ( [slachtoffer 1] ), maar dat hij ook één van de vier personen is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de poging overval een dag eerder, op 8 juni 2022 ( [slachtoffer 2] ).
Tenslotte: de rechtbank acht in dit verband niet wettig en overtuigend bewezen het onderdeel “zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor mededaders geopend te houden” in de tenlastelegging, omdat dit handelingen betreft die zien op medeplichtigheid (het handelen van [medeverdachte 1] ) en niet het medeplegen van verdachte.
4.4
Voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 4)
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie de bewezenverklaring gevorderd. De verdachte heeft dit feit bekend, daarna niet anders verklaard en door de verdediging is op de zitting geen vrijspraak bepleit. Dit feit kan daarom zonder nadere motivering bewezen worden verklaard en de rechtbank zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Alle genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 21 februari 2023;
2. Het proces-verbaal van politie Eenheid Den Haag [nummer] (pagina 780 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende het relaas van de verbalisant;
3. Het proces-verbaal van politie Eenheid Den Haag (pagina 785 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende het relaas van de verbalisant;

5.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] , [adres] ), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders,
- met vier personen met maskers op de juwelierszaak in te gaan, waarbij [slachtoffer 1] een vuurwapen is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] is geslagen en
- waarbij een mes is getoond en waarbij richting het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] pepperspray is gespoten en
- waarbij meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op 8 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 2] , [adres] ), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
samenmet drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4
hij op 9 juni 2022 te 's-Gravenhage
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwde alarmrevolver, zijnde een Bruni SRL, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 LR, zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3 stuks randvuurmunitie, van het merk CCI, kaliber .22 LR,
voorhanden heeft gehad.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde betoogd dat de verdachte een beroep kan doen op vrijwillige terugtred en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft aangevoerd dat niet blijkt dat de verdachten zijn geschrokken van de eigenaar van de juwelierszaak en dat ze om die reden zijn weggerend. De persoon die in het dossier NN2 wordt genoemd, waarvan de politie denkt dat het de verdachte is, loopt bovendien juist rustig voorbij de juwelierszaak. Daarnaast is er geen schrikreactie bij de verdachten te zien en ook blijkt ook niet dat er sprake is van oogcontact tussen de eigenaar en de verdachten.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred geen sprake kan zijn. Het voornemen van de verdachte en zijn mededaders heeft zich geopenbaard door een begin van uitvoering. Alleen door omstandigheden gelegen buiten de wil van verdachte en zijn mededaders, namelijk de alertheid en van buiten af zichtbare aanwezigheid van aangever, is het begin van uitvoering niet verder gegaan en is het feit niet voltooid.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Hiervoor is al overwogen dat het de bedoeling was dat de verdachte (en zijn medeverdachten) de [slachtoffer 2] zouden binnengaan om deze te overvallen, op het moment dat [medeverdachte 1] zou aanbellen (en zou worden binnengelaten). De verdachte en zijn medeverdachten zijn toen zij aanbelde - zo blijkt uit de bewijsmiddelen - ook de juwelier genaderd, om uitvoering te geven aan hun plannen.
In die omstandigheden geldt dat beslissend is voor de vraag of sprake kan zijn van vrijwillige terugtred, of deze het gevolg was van een spontane besluitvorming en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet aannemelijk geworden dat er van die omstandigheid (spontane “eigen” besluitvorming) sprake was. Allereerst heeft de verdachte er zelf niets over willen zeggen. Belangrijker nog: uit de verklaring van de aangever, die de eigenaar van de juwelierswinkel is, blijkt juist dat het terugtreden door de verdachten werd veroorzaakt, doordat hij zichtbaar en oplettend bij de deur stond. Hij heeft daarbij verklaard dat hij achterdochtig was geworden door de handelwijze van [medeverdachte 1] die zich voordeed als bonafide klant en de winkel vlak daarvoor had verlaten om contact geld te gaan halen. Dat het terugtreden plaatsvond onder invloed van uitwendige prikkels in de vorm van een oplettende eigenaar wordt voorts bevestigd door de inhoud van de nabespreking in het portiek door de verdachte en zijn medeverdachten, waarin expliciet is benoemd dat de hij nu alert zou zijn. Dat de verdachte, als NN2, als enige niet zou zijn gestopt maar zou zijn doorgelopen langs de juwelierszaak maakt dit alles niet anders. Ook het (onopvallend) doorlopen in plaats van het doorzetten van een overval betreft een vorm van terugtreden, en beslissend blijft dat dit besluit plaatsvond vanwege de zichtbare alertheid van de eigenaar. In de visie van de rechtbank is het eigenlijk heel eenvoudig: door de aanwezigheid van de eigenaar van de juwelierszaak zo dicht bij de ingang namen de kansen af om daar succesvol met zijn vieren binnen te dringen. Het is om die reden dat de verdachte en zijn medeverdachten van verdere uitvoering van hun plannen afzagen. Gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen. Daarmee komt de rechtbank tot de slotsom dat de onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde feiten volgens de wet strafbaar zijn, aangezien ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is ook strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De straffen

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, het volgen van de gedragsinterventie [naam] regulier (20 uur), een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers en een gebiedsverbod voor [adres] . De officier van justitie heeft daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de positieve weg die de verdachte in is geslagen en om dit niet te doorkruisen met een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarboven een voorwaardelijk gedeelte, met daarbij de voorwaarden zoals die door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zijn geadviseerd, is volgens de raadsman het meest passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging van juweliers. Bij de overvalpoging op 8 juni 2022 op [slachtoffer 2] is het niet tot een confrontatie gekomen vanwege de oplettendheid van de eigenaar van de juwelierszaak. De volgende dag heeft de verdachte samen met drie medeverdachten wederom geprobeerd om een juwelierszaak ( [slachtoffer 1] ) te overvallen, waarbij zij daadwerkelijk de winkel zijn binnengekomen. Deze overvalpoging had een bijzonder gewelddadig karakter. De verdachte heeft pepperspray gebruikt tegen de eigenaar van de juwelierszaak en een oudere dame die aanwezig was in de winkel. Daarnaast heeft hij een (doorgeladen) vuurwapen voorhanden gehad en dit ook getoond in de winkel. Ook is er door een medeverdachte in de winkel een mes getoond en er is geweld gebruikt tegen de eigenaar, die daardoor een hoofdwond heeft opgelopen. Andere medeverdachten sprongen op en over de toonbank op zoek naar spullen van hun gading. De oudere dame moest als gevolg van de gebruikte pepperspray door ambulancepersoneel worden behandeld en is voor controle van haar ogen direct naar het ziekenhuis vervoerd. Dat de overval op [slachtoffer 1] uiteindelijk ook is mislukt komt niet door toedoen van de verdachte, maar door het optreden van de eigenaar die manhaftig en met gevaar voor eigen leven de verdachte en zijn medeverdachten zijn zaak letterlijk “uitvocht.” Het behoeft geen betoog dat met name vanwege het vuurwapen de overvalpoging veel noodlottiger had kunnen aflopen.
Dit zijn ernstige en kwalijke feiten die voor angst en gevoelens van onveiligheid leiden, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft uiteindelijk enig inzicht gegeven in zijn met name financiële drijfveren, deels ook ten behoeve van derden, zoals familieleden. Wat daar ook van zij, de conclusie is dat de verdachte uiteindelijk alleen oog heeft gehad voor zijn eigen geldelijke gewin en hij heeft geen aandacht gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent deze feiten de verdachte hoe dan ook zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 5 januari 2023, waaruit blijkt dat nooit eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Dit weegt dan ook niet in zijn nadeel mee.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport dat over de verdachte is opgemaakt door [deskundige] . De psycholoog heeft geconstateerd dat er bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke handicap, maar dat hij in zijn persoonlijkheidsontwikkeling wel onrijpe aspecten laat zien. De verdachte is geneigd zichzelf te overschatten. Hij redeneert sterk vanuit zijn eigen egocentrisch perspectief en verplaatst zich onvoldoende in de belevingswereld van de ander, hetgeen een negatieve invloed heeft op zijn gewetensontwikkeling. De verdachte wordt wel voldoende in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien. Hij beschikt over voldoende keuzemogelijkheden om zijn wil conform dit besef te bepalen. De kans op recidive wordt als matig ingeschat. Er is sprake van een positieve gerichtheid op de toekomst. Op dit moment laat de verdachte een positieve houding zien tegenover afspraken en voorwaarden. De psycholoog constateert dat het wenselijk is dat de jeugdreclassering wordt voortgezet, om de kans op toekomstig gewelddadig gedrag te voorkomen en om zijn ontwikkeling in gunstige zin te bevorderen. Daarnaast is de leerstraf [naam] wenselijk.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de Raad van 16 december 2022. De Raad sluit zich aan bij het inhoudelijke advies vanuit het persoonlijkheidsonderzoek. De Raad adviseert om een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie [naam] regulier, en daarnaast een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de jeugdreclassering. De begeleiding van de jeugdreclassering loopt op dit moment goed en de verdachte houdt zich goed aan de afspraken en de schorsingsvoorwaarden worden goed opgevolgd. De Raad heeft benoemd dat een proeftijd van twee jaar mogelijk niet nodig is, gezien het feit dat de verdachte al een aantal maanden begeleiding van de jeugdreclassering krijgt en dat hij gedurende die tijd heeft laten zien dat hij zijn leven wil veranderen en niet meer in aanraking komt met de politie. De Raad is van mening dat de verdachte door een stevige stok achter de deur zich nog meer bewust zal zijn dat hij de positieve lijn zal moeten doorzetten.
De rechtbank overweegt verder nog het volgende. Hoewel de verdachte volledige verantwoordelijkheid neemt en zegt zelfstandig tot een en ander te hebben besloten, kan de rechtbank zich niet geheel aan de indruk onttrekken dat hij zich wellicht (onder druk) door anderen voor een karretje heeft laten spannen. Dit is echter niet opgehelderd, onder meer omdat de verdachte en medeverdachten niet willen praten over de (mogelijke) opdrachtgever(s). Het is volgens de rechtbank ook niet uit te sluiten dat de verdachte al langere tijd in verkeerde kringen heeft verkeerd, met name omdat deze feiten zo “uit de lucht komen vallen.”
Strafmodaliteit en strafmaat
Er speelt een gering aantal zaken in (enigszins) strafmatigende zin bij de verdachte, namelijk het feit dat hij geen veroordelingen heeft op zijn strafblad en de positieve lijn gedurende zijn schorsing, waarover de jeugdreclassering heeft gerapporteerd. De rechtbank meent ook dat de verdachte inmiddels oprecht lijkt als hij zegt dat hij zijn leven wil veranderen: hij heeft dat dus ook (deels) al laten zien. Niet direct in het voordeel van de verdachte is zijn leeftijd (destijds ruimschoots zeventien jaar), zijn proceshouding (kort gezegd heeft hij de feiten van 9 juni bekend toen er met name vanwege DNA bewijs geen ontkenning meer mogelijk was) en het gegeven dat de feiten hem volledig zijn toe te rekenen.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde en hiervoor beschreven feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin als uitgangspunt voor een overval op een winkel een jeugddetentie voor de duur van tenminste vier maanden wordt genoemd. In dit geval wordt het feit dat er sprake was van letsel, er ten aanzien van twee personen gebruik is gemaakt van pepperspray en met een (doorgeladen) vuurwapen en een mes is gedreigd als strafverhogend meegewogen. Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal de rechtbank ook een groot deel van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen, ook zodat hij weet dat hij zich het beste ver weg houdt van de omgeving die hem in het verleden (kennelijk) gemakkelijk wist in te schakelen voor praktijken zoals de rechtbank die bewezen acht.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een jeugddetentie van 8 maanden, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 4 maanden hiervan voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een locatieverbod [adres] en contactverboden met de medeverdachten en de slachtoffers. De rechtbank bepaalt daarbij een proeftijd voor de duur van twee jaren, waarbij de bijzondere voorwaarden gelden zolang de Jeugdbescherming west te Den Haag dit noodzakelijk acht. Verder acht de rechtbank het ook passend dat aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit de leerstraf [naam] , wordt opgelegd.
De rechtbank realiseert zich terdege dat de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke jeugddetentie, langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Anders gezegd: de verdachte zal nog enige tijd terug in detentie moeten (een kleine twee maanden). De rechtbank vindt dit gerechtvaardigd, omdat er sprake is van twee overvalpogingen, waarvan er een dus bijzonder gewelddadig is uitgevoerd, maar tenslotte ook om duidelijk te maken aan verdachte, of eigenlijk elke minderjarige die die wordt benaderd voor dit soort praktijken, dat de mogelijke opbrengst nooit en te nimmer opweegt tegen het (veel grotere) risico van detentie, die ook in het geval van minderjarigen, dus een serieuze omvang kan hebben en in dit geval ook heeft.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het recidiverisico dat weliswaar als matig wordt ingeschat, maar desalniettemin aanwezig is, in combinatie met de achtergrond van de delicten (lucratieve karakter en de kennelijke bereidheid om de risico’s voor hemzelf en anderen op de koop toe te nemen), is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.De vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 20.261,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 18.000,00 aan materiële schade en € 2.261,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 728,25, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 256,25 aan materiële schade en € 472,00 aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 1] geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in verband met onvoldoende onderbouwing. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met daarbij hoofdelijke aansprakelijkheid. De officier van justitie heeft de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente over de schadevergoeding gevorderd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] . De officier van justitie heeft ook hierbij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente over de schadevergoeding gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor de gehele vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het onvoldoende onderbouwd is. De raadsman heeft geconcludeerd dat vordering van [slachtoffer 2] voldoende is onderbouwd en dat deze voor toewijzing in aanmerking komt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de gevorderde schade namens de verdachte gemotiveerd is betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is, hoewel namens de verdachte betwist, door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering, toewijsbaar.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.261,00, bestaande uit immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.261,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële en immateriële schade
De vordering, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 728,25, bestaande uit € 256,25 aan materiële schade en € 472,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 728,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

10.De inbeslaggenomen voorwerpen

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie deelt mee dat de rechter-commissaris op 24 oktober 2022 een machtiging conservatoir beslag heeft afgegeven voor het inbeslaggenomen geldbedrag van € 400,00. De vijf inbeslaggenomen telefoons kunnen worden teruggegeven aan de beslagene.
10.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 5 is omschreven en kwalificeert dit als
ten aanzien van feit 1
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 4
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van
8 (ACHT) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
4 (VIER) MAANDENniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[medeverdachte 2] . geboren [geboortedag] 2005;
[medeverdachte 3] , geboren [geboortedag] 2006;
[medeverdachte 4] , geboren [geboortedag] 2005;
[naam] , geboren [geboortedag] 1999;
[medeverdachte 1] , geboren [geboortedag] 2000;
[slachtoffer 3] , geboren [geboortedag] 1981;
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag] 1987;
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag] 1938;
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden [adres] te Den Haag, althans zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming West te Den Haag, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een gedragsinterventie [naam] regulier, voor de tijd van
20 (TWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
10 (TIEN) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.261,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.261,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 728,25 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 728,25 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Beslag
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 5 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [nummer] , Zwart, merk: Nokia TA-1174)
2 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [nummer] , Blauw, merk: Echo First)
3 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [nummer] , zwart, merk: Apple Watch)
4 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [nummer] , zwart, merk: Apple Iphone)
5 1 STK Telefoontoestel
(Omschrijving: [nummer] , rood, merk: Apple Iphone).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 8 maart 2023.