In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een man van Sierra Leoonse nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit dateert van 28 februari 2022. Verzoeker heeft op 4 maart 2022 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en heeft op 4 maart 2023 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting zou worden opgeschort totdat er op het bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening. Gezien de omstandigheden en de betrokken belangen, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek toe te wijzen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing bepaald dat de Staatssecretaris zich moet onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoeker uit Nederland totdat er op het bezwaar is beslist. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.