ECLI:NL:RBDHA:2023:2684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1746
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid en procedurele aspecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit hebbende, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, maar deze zijn niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht. In zijn huidige aanvraag stelt eiser dat hij homoseksueel is en vreest voor vervolging in Senegal vanwege zijn geaardheid. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft zijn homoseksuele geaardheid niet voldoende onderbouwd en de rechtbank oordeelde dat de procedurele aspecten, zoals het horen via videoverbinding, niet in strijd waren met de geldende richtlijnen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag ongegrond was en dat er geen strijd was met artikel 8 van het EVRM, aangezien er geen sprake was van een gezinsleven dat bescherming behoeft. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1746

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 12 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A.M. Fikken, waarnemer van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij [naam 1] heet, dat hij is geboren op [geboortedatum] 1996 en de Gambiaanse nationaliteit heeft.
2. Op 12 september 2017 heeft eiser voor het eerst een asielaanvraag in Nederland ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 6 november 2017 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk was. Bij uitspraak van 15 december 2017 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Op 3 april 2018 heeft eiser voor de tweede keer een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 2 november 2018 is ook deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk was. Op 6 juli 2020 heeft eiser voor de derde keer een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 27 september 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Op 7 december 2021 heeft eiser de huidige, vierde asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij een homoseksuele geaardheid heeft. Eiser heeft eerder twee homoseksuele relaties gehad. In Nederland heeft eiser een relatie gekregen met [naam 2]. Eiser vreest dat hij in Senegal zal worden vermoord vanwege zijn homoseksuele geaardheid.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, c, en g, van de Vw. [2] Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig geacht. Ook de homoseksuele geaardheid en de problemen vanwege de homoseksuele geaardheid acht verweerder niet geloofwaardig.
5. Eiser voert daartegen het volgende aan. In strijd met de Procedurerichtlijn [3] heeft er geen persoonlijk onderhoud plaatsgevonden, maar is eiser gehoord door middel van een videoverbinding. Daarnaast is tijdens het gehoor onvoldoende doorgevraagd. Verweerder had voorts eerst een medisch advies van MediFirst moeten opvragen. Eiser verklaart namelijk voor het eerst over zijn seksuele geaardheid en daarbij zijn zijn opleidingsniveau en de omstandigheid dat hij stottert relevant. Verder heeft eiser kortstondige en wisselende homoseksuele contacten gehad. Dat eiser niet op de hoogte is van lhbti-organisaties in Nederland mag niet aan hem worden tegengeworpen, nu dat niets met zijn homoseksuele geaardheid te maken heeft. Eiser heeft nog steeds een relatie met [naam 2]. Als verweerder daarover meer wilde weten had hij daarover ook meer vragen aan eiser moeten stellen. Gelet op deze relatie is het inreisverbod in strijd met artikel 8 van het EVRM. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
Identiteit en nationaliteit
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiser niet wordt gevolgd in de identiteit en nationaliteit die hij heeft opgegeven. Verweerder verwijst hiervoor naar een aan eiser gekoppeld paspoort dat echt is bevonden en waaruit blijkt dat hij [naam] heet, geboren op [geboortedatum] 1988, met de Senegalese nationaliteit. Tegen dit onderdeel van het bestreden besluit zijn geen beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het beroep daarom uit van de persoonsgegevens van eiser die verweerder heeft vastgesteld.
Medisch advies
7. Uit artikel 3.118b van het Vb [5] volgt dat een medisch onderzoek in beginsel achterwege blijft bij een opvolgende aanvraag. Ook uit de Werkinstructie 2010/13 volgt dat in geval van een opvolgende aanvraag in beginsel geen medisch advies wordt uitgebracht, tenzij er aanleiding bestaat om opnieuw medisch advies aan te vragen, bijvoorbeeld op verzoek van de gemachtigde of als er indicaties van medische problemen in het dossier aanwezig zijn. Verweerder heeft daar in dit geval niet ten onrechte geen aanleiding voor gezien. Uit het rapport van het gehoor blijkt dat eiser desgevraagd heeft verklaard dat het goed met hem gaat en dat alleen rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat hij niet lang kan zitten. Niet gebleken is dat eiser onder medische behandeling staat of dat sprake is van medische problematiek. Eiser heeft voorts niet geconcretiseerd waarom de omstandigheid dat hij stottert voor verweerder aanleiding had moeten zijn om wel een medisch advies aan te vragen.
Het gehoor
8. Uit het bestreden besluit blijkt dat eiser door middel van een videoverbinding is gehoord vanwege zijn verblijf in het detentiecentrum. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat deze wijze van horen in strijd is met de Procedurerichtlijn. Op grond van artikel 14 van de Procedurerichtlijn wordt een asielzoeker persoonlijk gehoord over zijn verzoek om internationale bescherming. In artikel 15 van deze richtlijn staat aan welke eisen een dergelijk persoonlijk onderhoud moet voldoen. Hieruit volgt niet dat de gehoormedewerker en de vreemdeling zich fysiek in dezelfde ruimte moeten bevinden. Het enkele feit dat in dit geval is gesproken over de seksuele gerichtheid van eiser maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Ook is niet gebleken dat eiser door deze wijze van horen in zijn belangen is geschaad. Eiser heeft desgevraagd verklaard dat hij de tolk goed heeft verstaan en dat hij geen op- of aanmerkingen had op de werkwijze van de gehoormedewerker. Eiser is in de gelegenheid gesteld correcties en aanvullingen op het gehoor in te dienen en heeft daar ook gebruik van gemaakt. Ook hieruit is niet naar voren gekomen dat eiser zich niet op de door hem gewenste manier heeft kunnen uiten.
9. Eiser wordt bovendien niet gevolgd in zijn stelling dat het gehoor oppervlakkig was en dat onvoldoende is doorgevraagd. Daargelaten dat eiser die stelling niet heeft onderbouwd, blijkt uit het rapport van gehoor dat eiser voldoende in de gelegenheid is gesteld te verklaren over zijn gestelde homoseksuele geaardheid. De gehoormedewerker heeft hierover ook voldoende vragen gesteld en heeft bij herhaling doorgevraagd als de antwoorden van eiser daartoe aanleiding gaven.
Geloofwaardigheid van het relaas
10. Verweerder heeft niet ten onrechte eisers homoseksuele geaardheid en de daardoor te verwachten problemen in Senegal niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eisers verklaringen over zijn gevoelens onvoldoende diepgang bevatten. Eiser heeft de tegenwerpingen in dit kader niet bestreden in beroep. Eiser heeft eveneens de tegenwerpingen over zijn vorige relaties en zijn kennis over de situatie van lhbti-gemeenschap in Senegal niet bestreden. Verweerder heeft verder aan eiser kunnen tegenwerpen dat de verklaringen van eiser over [naam 2] oppervlakkig zijn. Verweerder heeft het in dit verband onvoldoende kunnen achten dat eiser heeft verklaard dat alles aan [naam 2] leuk is en dat zijn leukste gesprek met [naam 2] was toen [naam 2] vertelde dat hij geen vrouw en kinderen heeft. Verweerder heeft van eiser uitgebreidere en meer diepgaande verklaringen mogen verwachten over een persoon waarmee eiser een relatie van ongeveer negen maanden stelt te hebben. De enkele stellingen in beroep dat het contact met [naam 2] nog gaande is, dat eiser verschillende keren bij [naam 2] thuis is geweest en dat eiser meerdere wisselende, kortstondige homoseksuele contacten heeft gehad, leiden niet tot een andere conclusie nu eiser hiermee nog steeds geen concrete verklaring met voldoende diepgang over zijn gevoelens en relaties heeft gegeven.
11. Daarnaast heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij geen kennis heeft over lhbti-organisaties in Nederland. De kennis over de situatie van lhbti’s in Nederland en contact met lhbti’s in Nederland is één van de thema’s die verweerder volgens Werkinstructie 2019/17 betrekt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid in zaken waarin een lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd. Dat eiser over een enkel aspect van die beoordeling weinig kan verklaren, draagt niet bij aan de aannemelijkheid van de homoseksuele geaardheid. In dit kader heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij informatie kan geven over lhbti-organisaties nu eiser meer dan vijf jaar in Nederland verblijft. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat de enkele omstandigheid dat eiser op de hoogte stelt te zijn van een jaarlijks feest voor homoseksuelen in Amsterdam (de Gay Pride) onvoldoende is.
Inreisverbod
12. Gelet op artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw was verweerder gehouden om een inreisverbod uit te vaardigen, nu eiser niet heeft voldaan aan het eerder op 27 september 2021 uitgevaardigde terugkeerbesluit. Van strijd met artikel 8 van het EVRM is geen sprake, nu eiser slechts zeer summier heeft verklaard over zijn relatie met [naam 2] en niet is gebleken van familieleven tussen hen dat op grond van deze verdragsbepaling moet worden beschermd.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond.
14. Verweerder hoeft geen proceskosten te betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL17.12664.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Richtlijn 2013/32/EU.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
5.Vreemdelingenbesluit 2000.