ECLI:NL:RBDHA:2023:2679

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
09/159954-22; 09/232267-22 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring medeplichtigheid aan een poging diefstal met geweld in vereniging (overval juwelier)

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging. De zaak betreft twee pogingen tot overvallen op juweliers op 8 en 9 juni 2022, waarbij geweld en bedreiging met wapens zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juni 2022 samen met drie medeverdachten de juwelierszaak is binnengekomen, waarbij de eigenaar en een oudere dame met pepperspray zijn bespoten en er met een vuurwapen is gedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en een behandeltraject. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde tenlastegelegde poging tot overval op 26 april 2022, omdat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de eigenaar van de juwelierszaak en de slachtoffers van de geweldsdelicten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/159954-22; 09/232267-22 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 8 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de (kies tussen de alternatieven)zaken tegen de verdachte:
[verdachte]),
[geboortedatum] 2005 [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van
21 februari 2023 en de sluiting van het onderzoek was op 22 februari 2023.
De officier van justitie in deze zaak is mr. A.F. Baas en de advocaat van de verdachte is
mr. R.A.J. Verploegh te Den Haag. De verdachte is op de zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting, van beschuldigd dat:
Dagvaarding I – parketnummer 09/159954-22
1
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor de mededaders geopend te houden en/of
- met vier personen met maskers op de juwelierszaak in te gaan, waarbij door één van zijn mededaders [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] is geslagen en/of
- waarbij door één van zijn mededaders een mes is getoond en/of waarbij door één van zijn mededaders richting het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] (een op) pepperspray (gelijkende stof) is gespoten en/of
- waarbij door één of meer van zijn mededaders meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 8 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] /of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor de mededaders geopend te houden en/of
- met drie personen met maskers op de juwelierszaak
af te lopen en dezeproberen in te gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 26 april 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor de mededaders langdurig geopend te houden en/of
- met drie personen met maskers op de juwelierszaak proberen in te gaan waarbij door één van zijn mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is vastgehouden en/of getoond en/of
- waarbij door één van zijn mededaders met kracht de toegangsdeur van de juwelierszaak tegen die [slachtoffer 3] en/of anderen is geduwd
dan wel met kracht tegen deze deur heeft/hebben geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding II – parketnummer 09/232267-22
hij op of omstreeks 1 april 2022 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,(een) telefoon(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met hamers op de vitrines te slaan en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te bedreigen door met een (hak)mes en/of hakbijl in de richting van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te zwaaien
althans deze [slachtoffer 4] en/of deze [slachtoffer 5] dreigend een mes en/of bijl te tonenen/of met (een) (hak)mes(sen) in de hand tegen de ruit/het glas van de (toegangs)deur te slaan;

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al hetgeen de verdachte ten laste is gelegd. Indien en voor zover relevant, zal hieronder nader op het betoog van de officier van justitie worden ingegaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem bij dagvaarding I ten laste is gelegd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De raadsman heeft zich niet uitgelaten over het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit.
3.3
Vrijspraak – poging overval op 26 april 2022 (dagvaarding I, feit 3)
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging overval op 26 april 2022. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. De officier van justitie heeft er voor de door hem gevorderde bewezenverklaring met name op gewezen dat er treffende gelijkenissen zijn tussen de verdachte en de persoon die op de overzichtsfoto (p. 152 van het doorgenummerde procesdossier) van alle drie de overvaldata wordt aangemerkt als NN1, en dat deze gelijkenissen zowel zien op overeenkomsten in het gelaat als soortgelijke kleding en schoenen. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende sprake is van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken en ook niet van identificerende kleding. Gelet hierop kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de verdachte de persoon is die op de foto’s van de poging overval van 26 april 2022 te zien is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de politie met betrekking tot de foto’s van NN1 van de poging overval op 26 april 2022 weliswaar heeft geverbaliseerd dat zij denken dat degene op de foto de verdachte is, maar van een echte herkenning door de agenten is geen sprake. Er bevinden zich verder in het procesdossier enige aanwijzingen voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze poging overval op 26 april 2022 maar dat levert in combinatie met het voorgaande onvoldoende bewijs op om te kunnen concluderen dat de verdachte deze poging overval mede heeft gepleegd. De rechtbank zal de verdachte daarom van het onder 3 tenlastegelegde vrijspreken.
3.4
Pogingen overvallen op 8 juni 2022 en 9 juni 2022 (dagvaarding I, feiten 1 en 2)
3.4.1
Gebruikte bewijsmiddelen
Alle genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders is vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 691 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de aangever [slachtoffer 1] :
Ik ben de eigenaar van de Juwelier, genaamd [naam] , gevestigd op [adres] te ’s-Gravenhage. Op 9 juni 2022 bevond ik mij in de juwelier. Op dat moment kwam er een jongen aanrennen. Hij rende de winkel in. Op dat moment stond ik samen met een vrouw voor de toonbank. Ik zag dat de jongen iets omhoog hield en daarmee een vloeistof rond spoot. Ik voelde deze spray op mijn wang komen. Gelijk voelde ik een brandend gevoel. Ik zag dat er nog drie jongen, dus in totaal vier jongens in de juwelier stonden. Vervolgens rende ik in de richting van de deur om deze te sluiten. Op het moment dat ik de deur wilde sluiten, zag ik twee van de vier jongens buiten staan. Vervolgens werd ik aangevallen van achteren. Ik voelde dat er meerdere keren met kracht op mijn hoofd werd geslagen. Hiervan voelde ik pijnscheuten door mijn hoofd gaan. Het voelde alsof er met iets hard op mijn hoofd werd geslagen. Ik denk dat het een voorwerp was. Ik heb een wond op mijn hoofd. Ik heb een snee in mijn hoofd, het bloed en ik heb pijn.
2.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 695 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de aangeefster [slachtoffer 2] :
Op 9 juni 2022 was ik bij [slachtoffer 1] in Den Haag. Ik voelde en hoorde dat er met een spuitbus in mijn gezicht werd gespoten. Ik voelde een bijtende pijn en ik kon mijn ogen niet meer openen.
3.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 197 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik was aanwezig bij de poging overval op [slachtoffer 1] op 9 juni 2022. Ik had pepperspray gesprayd op die man. Toen kwam de eigenaar op mij af. Toen trok ik een vuurwapen. Die heb ik gericht op de man.
4.
Een geschrift, te weten de bevindingen van [slachtoffer 6] van de poging overval op 9 juni 2022 (pagina 715 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende:
Ik zag dat NN2 de winkel in rende en direct zijn rechterarm hief in de richting van de
medewerker en de oudere dame die tegenover de medewerker stond. Ik zag dat NN2 in zijn
rechterhand een klein donker voorwerp vasthield. Ik zag dat er een lichtoranje spray uit het
voorwerp werd gespoten, richting de medewerker en de oudere dame. Ik zag dat NN4, NN1 en NN3 de winkel betraden. Ik zag dat NN4 een groot mes uit zijn linkermouw haalde.
Ik zag dat NN2 zijn arm gestrekt hield en het vuurwapen in zijn rechterhand richtte op de medewerker.
Ik zag dat NN1 een stompende beweging maakte met zijn rechtervuist, richting het hoofd van de medewerker. Ik zag dat NN2 de medewerker met zijn rechtervuist, waar het vuurwapen nog in zat, drie keer krachtig op zijn hoofd, gebogen rug en schouders sloeg. Ik zag dat NN3 de medewerker op zijn schouders sloeg. Ik zag dat NN3 de medewerker tegen zijn schouder duwde.
5.
De eigen waarneming van de rechtbank van camerabeelden van de overval op [slachtoffer 1] op 9 juni 2022, getoond op de terechtzitting van 21 februari 2023, te weten:
De rechtbank ziet dat vier gemaskerde personen de juwelierszaak in zijn gegaan.
Ten aanzien van feit 2
6.
Het proces-verbaal van politie (pagina 644 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de aangever [slachtoffer 3] :
Ik ben eigenaar van [slachtoffer 3] gelegen op de [adres] te Den Haag. Op 8 juni 2022 werd er bij ons door een dame oorbellen gekocht. Ik zag de dame aankomen. Ik ben bij de winkeldeur gaan staan en zag een groep jongens naar onze winkel kijken. Ik besloot in de deuropening te gaan staan. Toen ik dat deed zag ik de jongens schrikken en wegrennen.
7.
Een geschrift, te weten de bevindingen van [slachtoffer 6] van de poging overval op 8 juni 2022 (pagina 651) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende:
08-06-2022, 11:40:18
Ik zag NNI een shopper bij zich droeg. Ik zag dat de shopper leeg en plat gevouwen was.
Ik zag dat NN2 een lichte mondkap over zijn mond en neus droeg. Ik zag dat NN1 en NN2 stopten voor de entree van [winkel] .
08-06-2022, 11:41:11
Ik zag dat NN5 de deur openduwde en bij [slachtoffer 3] naar binnen stapte.
08-06-202211:49:44
Ik zag dat NN5 vanuit [slachtoffer 3] naar buiten stapte.
08-06-2022, 11:51:01
Ik zag de vier in zwart geklede gestaltes aanlopen in de richting van [slachtoffer 3] . Ik zag dat de vier gestalten halt hielden ter hoogte van [winkel] . Ik zag dat de vier gestalten hier bleven staan tot 11:57:23.
08-06-2022, 11:57:11
Ik zag dat NN5 vanaf de overzijde van [adres] rechts het beeld in liep. Ik zag dat NN5 [adres] overstak en richting [slachtoffer 3] liep.
08-06-2022, 11:57:23
Ik zag NN5 richting de entree van [slachtoffer 3] lopen. Ik zag de vier in zwart geklede gestalten richting [slachtoffer 3] lopen. Ik herkende de gestalten als NNI, NN2, NN3 en NN4.
08-06-2022, 11:57:46
Ik zag NN5 stoppen voor de deur van [slachtoffer 3] . Ik zag dat NNI, NN3 en NN4 ter hoogte van het mobiele reclamebord halt hielden. Ik zag dat NN2 doorliep richting [slachtoffer 3] . Ik zag dat NN2 voorbij [slachtoffer 3] liep en ter hoogte van [adres] overstak.
08-06-2022, 11:57:46
Ik zag dat NN5 voor de dichte deur van [slachtoffer 3] bleef staan. Ik zag dat NN5 richting NN2 keek. Ik zag dat NN5 haar hoofd draaide en achter zich richting NNI, NN3 en NN4 keek. Ik zag dat NNI, NN3 en NN4 wegliepen. Ik zag dat NN5 [slachtoffer 3] binnenstapte.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
8.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 488 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: Wat vroeg [naam] (
de rechtbank begrijpt [naam] )precies?
A: Hij zei tegen mij dat ik gewoon bij een juwelier naar binnen moest gaan om te doen alsof ik een klant ben. Dan zouden er een paar jongens naar binnen komen om een overval te plegen.
V: Je zei bij de rechter-commissaris dat het incident bij [slachtoffer 3] op 8 juni 2022, ook een poging was om een overval te plegen. Dat klopt?
A: Ja.
V: Wie waren er op 8 juni bij?
A: Ik, [naam] en die jongens.
V: Welke jongens bedoel je dan?
A: De jongens die de overval wilde plegen.
V: Even terug naar [slachtoffer 3] . Wie zou wat doen?
A: Ik zou gewoon aanbellen en dan zouden die jongens naar binnen gaan.
V: Hoe kwam het dat het niet lukte?
A: Ik weet niet waarom ze niet gekomen zijn, want eigenlijk was het gewoon de bedoeling dat ik zou aanbellen en dat ik naar binnen zou gaan en dat zij gelijk mee zouden komen. Toen ik weer wegging uit die zaak, zei hij: ga weer naar binnen opnieuw. Toen ik weer naar binnen ging om het opnieuw te proberen, kwamen zij weer niet.
Overval [slachtoffer 1] - 9 juni 2022
V: Wat hebben jullie vooraf afgesproken?
A: Hij had gewoon weer uitgelegd. Zelfde plan als bij [slachtoffer 3] .
V: Dus met hetzelfde als bij [slachtoffer 3] bedoel jij dat jij aan zou bellen en dat zij met jou mee naar binnen zouden gaan?
A: Ja.
9.
Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen (pagina 684 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik hoorde melder het volgende verklaren:
- 8 juni 2022 was ik thuis. Ik woon in een portiekwoning aan [adres] in Den Haag.
- Vanuit het portiek hoorde ik stemmen komen.
- Ik hoorde stemmen van zowel jongens als meiden.
- Ik hoorde dat ze het hadden over een overval en bivakmutsen.
- Ik heb toen direct de politie gebeld. Dit was om 12.11 uur.
- Nadat ik de politie had gebeld ben ik weer gaan staan luisteren.
- Ik heb van het gesprek van de jongens en meiden een geluidsopname gemaakt.
- Ik hoorde vervolgens dat de politie er was, omdat ik een portofoon hoorde.
10.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 679 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:
Op 8 juni 2022, omstreeks 12:10 uur was ik, [verbalisant] , samen met collega [verbalisant] . Wij kregen van de meldkamer het verzoek om te gaan naar [adres] ter hoogte van [nummer] . Dit betreft een portiek. In het portiek zouden een aantal jongeren staan die volgens melder spraken over bivakmutsen en een mogelijke overval. Ter plaatse [adres] , om 12:19 uur, troffen wij zeven jongeren in het portiek, namelijk:
- [verdachte] , [geboortedatum] 2005;
- [naam] , [geboortedatum] 2004;
- [naam] , [geboortedatum] 2002;
- [naam] , [geboortedatum] 2006;
- [naam] , [geboortedatum] 2000;
- [naam] , [geboortedatum] 1999;
- [naam] , [geboortedatum] 2005.
11.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 685 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik, [verbalisant] , inspecteur werkzaam bij de Eenheid Den Haag, verklaar het volgende. Op woensdag 8 juni 2022 werd in een portiek [adres] ter hoogte van [nummer] te 's-Gravenhage, een groep van 7 personen gecontroleerd door de politie. Deze controle was naar aanleiding van een melder, die de groep hoorde praten over een overval.
Deze getuige had een geluidsopname gemaakt van deze gesprekken. Hier waren zinnen als:
"Hij is nu sowieso alert"
"Hij is er altijd"
"Er komen/zijn alleen maar Turken"
En op een gegeven moment hoor je een vrouwenstem zeggen:
"Ik ben dan wel blond"
De locatie van controle ligt op 5 minuten wandelen van de locatie waar de overval gepleegd is.
12.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 553 en 558) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als verklaring van de [getuige 1] :
V: Maar jij bent met hem in het portiek gecontroleerd?
A: Hun stonden boven. Hun verstopte zich. Nu pas weet ik waarom. Omdat [verdachte] mij kent. V: En waar was [naam] ?
A: Zij stond in het midden. [naam] stond beneden met mij. De rest stond boven aan de trap.
V: Jij zegt dat je deze jongens niet kent maar een van de jongens is weggerend tijdens de controle?
A: Ik heb niet op andere mensen gelet. Ik heb ook niet aan het gesprek mee gedaan. Hun hadden maskers op hun gezicht. Die Marokkaan verstopte zich, niet verstoppen. Stop, haal dat weg. Ik bedoelde je krijgt het gevoel dat iemand je niet ziet. Niet verstoppen. Ik link dus nu dat het die jongen van foto 1 moet zijn. Ik was gewoon heel de tijd op mijn telefoon. Ik praat niet veel met jongens.
V: Wanneer heeft [naam] het aan jou verteld?
A: Tijdens het schieten van de videoclip had ze een beetje verteld. Maar de dag dat zij werd
aangehouden heeft ze alles verteld. De politie zat achter ons en toen zei ze alles. Ze zei dat de meeting was in het portiek waar ik toen ook was. Ik was dus boos omdat zij mij daar mee naartoe had genomen.
V: Jullie hebben dus de overval besproken in het portiek waar jij met de jongens bent
gecontroleerd?
A: Ja dat klopt en ik ben boos dat ik er ook in ben meegenomen.
V: Ik wil jou wat foto’s laten zien. Wie is dit? (foto 1).
A; ik zat bij hem op de basisschool. [verdachte] .
13.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 801 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisanten of één van hen:
Op donderdag 9 juni 2022 kwamen wij, naar aanleiding van een diefstal door middel van geweld/afpersing, voor forensisch onderzoek aan op [adres] . Op de vloer zagen wij een zwarte rugtas liggen die daar door één van de daders tijdens de worsteling was achtergelaten.
[nummer]
Object Rugzak
Inhoud/specificatie Op de winkelvloer door dader achtergelaten
14.
Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 18 juli 2022, [nummer] (aanvraag 001 en 003 t/m 006), opgemaakt door [deskundige] (pagina 866) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende:
Tabel 2 Resultaten, interpretatie en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN DNA kan afkomstig zijn van Bewijskracht
Rugzak
[nummer] |
minimaal drie personen;
hengsel rugzak relatief grote hoeveelheid DNA:
- [verdachte] - meer dan 1 miljard
[nummer] |
minimaal drie personen;
runners ritsen- [verdachte] - niet berekend vanwege
rugzakoverige resultaten
[nummer] |
meer dan vijf personen;
draagband rugzak relatief grote hoeveelheid DNA
- [verdachte] - niet berekend vanwege overige resultaten
[nummer] |
minimaal vier personen;
draagband rugzak- [verdachte] - niet berekend vanwege
overige resultaten
15.
Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 711) van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier 30Carina, inhoudende als relaas van de verbalisant:
9 juni 2022 te 12:03:07 uurTe zien is dat NN1 de rugzak met het witte Nike-logo op zijn rug draagt.
9 juni 2022 te 12:03:26 uur.Ik zie dat alle vier de verdachten de winkel uit rennen en daarbij struikelt NN1. NN3 heeft een blauwe tas in zijn handen. Ik zie dat geen van de verdachten meer een rugzak op zijn rug heeft.
16.
De eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 21 februari 2023 van de stills van camerabeelden van de pogingen overvallen op pagina 152 van het zaakdossier 30Carina, bijlage bij het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] , en van de foto van de jas op pagina 138B van het zaakdossier 30Carina, in het proces-verbaal van de politie nummer PL1500- [nummer] , te weten:
De rechtbank ziet dat de persoon (NN1) op de stills van de poging overval op 8 juni 2022 sterke overeenkomsten heeft met de persoon (NN1) op de stills van de poging overval op 9 juni 2022. De rechtbank ziet dat er sprake is van een soortgelijk postuur en soortgelijke schoenen.
De rechtbank ziet daarnaast dat de jas die NN1 op 8 juni 2022 droeg op het oog helemaal overeenkomt met de jas die op 28 juni 2022 in de woning van [verdachte] is aangetroffen.
3.4.2
Bewijsoverwegingen
Poging overval op 9 juni 2022
Op grond van de hiervoor onder 3.4.1. genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat vier personen op 9 juni 2022 hebben geprobeerd om [slachtoffer 1] te overvallen, waarbij gebruik is gemaakt van geweld en bedreiging met geweld. Op het moment dat [medeverdachte 2] , (die zich voordeed als bonafide klant) de winkel verliet, kwamen vier gemaskerde en gewapende personen de juwelierswinkel binnenstormen. Door het optreden van de eigenaar lukte het deze personen niet om iets buit te maken. De toedracht van deze poging overval zoals door [slachtoffer 1] is verklaard, wordt ondersteund door de camerabeelden en het letsel aan zijn hoofd. Op de camerabeelden is ook te zien dat een van de verdachten een mes toont en dat een andere verdachte met het vuurwapen meermalen met kracht op het hoofd van de aangever slaat. Uit de verklaring van [medeverdachte 1] blijkt dat hij de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bespoten met pepperspray en dat hij onder andere [slachtoffer 1] heeft bedreigd door hem (die [slachtoffer 1] ) een (doorgeladen) vuurwapen te tonen.
Poging overval op 8 juni 2022
Uit de camerabeelden blijkt dat op 8 juni 2022 wederom vier in het donker geklede personen zich enige tijd opgehouden nabij de [slachtoffer 3] . Een deel van deze personen was gemaskerd. Op de camerabeelden is te zien dat de vier personen op de juwelierswinkel af komen lopen op het moment dat de [medeverdachte 2] , die zich volgens een vooraf gemaakt plan voordoet als een klant, voor de tweede keer naar binnen wil gaan. Vlak voordat zij de juwelierszaak bereiken, stoppen drie van de vier personen, waarna ze zich omdraaien en weglopen. De vierde persoon loopt verder langs de juwelierszaak. Uit de verklaring van [slachtoffer 3] , de eigenaar van de juwelierswinkel, blijkt dat de groep jongens moet zijn geschrokken toen zij de eigenaar bij de winkeldeur zagen staan.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een poging tot diefstal met geweld, omdat het voornemen van de vier verdachten om de juwelier te overvallen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Dat het op 8 juni 2022 de bedoeling was om een overval te plegen, blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 2] . Zij heeft verklaard dat het de bedoeling was dat de jongens naar binnen zouden gaan op het moment dat zij bij de juwelierszaak zou aanbellen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verdachten daarnaast ook begonnen met de in de tenlastelegging opgenomen handeling, omdat zij daadwerkelijk op de juwelierszaak zijn afgelopen toen de medeverdachte daar voor de tweede keer naar binnen zou gaan. Zij hebben zich eerst in donkere kleding een aantal minuten opgehouden bij [winkel] , een eindje verderop [adres] , waarna zij [medeverdachte 2] op korte afstand gevolgd zijn richting de juwelierszaak. Dat de verdachten uiteindelijk niet binnen zijn geraakt, is te danken aan het feit dat de eigenaar van de juwelierszaak de verdachten in de gaten had en daarom van buiten zichtbaar bij de deur van zijn winkel is gaan staan. Naar het oordeel van de rechtbank was het (voorwaardelijk) opzet van de verdachten ook gericht op geweld en bedreiging met geweld, reeds nu een overval zoals hier aan de orde hiermee gepaard kan gaan. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dergelijk geweld noodzakelijk is om zich meester te maken van de eigendommen van een juwelier: die geven hun kostbare waar nu eenmaal niet zomaar prijs. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de volgende dag, op 9 juni 2022, wederom met behulp van [medeverdachte 2] en met dezelfde werkwijze weer een poging overval heeft plaatsgevonden, waarbij het daadwerkelijk tot een confrontatie is gekomen die gepaard ging met geweld en bedreiging met geweld en waarbij wapens zijn getoond en gebruikt. Alle feiten en omstandigheden, in hun onderlinge verband en samenhang bezien, tonen naar het oordeel van de rechtbank aan, het voornemen en het begin van uitvoering van de verdachten om een overval op [slachtoffer 3] te plegen. Voornoemde gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm te beschouwen als te zijn gericht op de voltooiing van dit misdrijf.
De verdachte
De vraag is vervolgens of de verdachte één van de vier personen die geweest die deze twee pogingen overvallen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt dat de verdachte op 8 juni 2022, kort na de poging overval op [slachtoffer 3] , samen met de medeverdachten is gecontroleerd in een portiek op vijf minuten lopen van de juwelierszaak. Uit de verklaring van de melder blijkt dat in dit portiek een groep personen enige tijd heeft gepraat over een overval en bivakmutsen. Dat de verdachte onderdeel uitmaakte van de groep die dit gesprek voerde, wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , die verklaart dat de jongens die door de politie gecontroleerd zijn, boven aan de trap in het portiek stonden, zich verstopten, en dat zij de verdachte had herkend, omdat zij met hem op de basisschool had gezeten. Ook bevestigt zij dat de overval tijdens deze ‘meeting’ in het portiek is besproken. Voorts is [medeverdachte 1] , die heeft bekend dat hij op 9 juni 2022 één van de overvallers was, ook bij dit gesprek aanwezig. De rechtbank overweegt daarnaast dat het DNA van de verdachte is aangetroffen op de rugzak die tijdens de overval op 9 juni 2022 is achtergelaten in de juwelierszaak. Degene die de rugzak tijdens de poging overval op 9 juni 2022 bij zich draagt wordt door de politie aangemerkt als NN1. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de NN1 op de foto’s van de beelden van 9 juni en op die van 8 juni NN1 sterk overeenkomen. Bovendien is bij de verdachte eenzelfde jas aangetroffen als de jas die de verdachte NN1 tijdens de overval op 8 juni 2022 droeg. Kortom, naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dat de verdachte één van de vier personen is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de pogingen overvallen op 9 juni 2022 en 8 juni 2022.
Tenslotte: de rechtbank acht in dit verband niet wettig en overtuigend bewezen het onderdeel “zich als klant van de juwelierszaak voor te doen en van binnenuit de (gewoonlijk niet van buitenaf te openen deur) te openen en voor mededaders geopend te houden” in de tenlastelegging, omdat dit handelingen betreft die zien op medeplichtigheid (het handelen van [medeverdachte 2] ) en niet het medeplegen van verdachte.
3.5
Overval op 1 april 2022 (dagvaarding II)
Ten aanzien van het bij dagvaarding II tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie de bewezenverklaring gevorderd. De verdachte heeft dit feit bekend, daarna niet anders verklaard en door de verdediging is op de zitting geen vrijspraak bepleit. Dit feit kan daarom zonder nadere motivering bewezen worden verklaard en de rechtbank zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Alle genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 21 februari 2023;
2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 15 t/m 17) van de
doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier [naam] [nummer] , inhoudende de
verklaring van aangever [slachtoffer 5] ;
3. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 25 van de
doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier [naam] [nummer] , inhoudende de
verklaring van aangever [slachtoffer 4] ;
4. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500- [nummer] (pagina 27 van de doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier [naam] [nummer] , inhoudende de verklaring van [getuige 2] ;
5. Het proces-verbaal van politie [nummer] (pagina 69 t/m 86 van de
doorgenummerde bijlagen van zaaksdossier [naam] ) inhoudende de verklaring
van [verbalisant] inzake het bekijken van de camerabeelden van
telefoonwinkel Techno Phone.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 en 2 en het bij dagvaarding II tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaard wordt dat:
Dagvaarding I – parketnummer 09/159954-22
1
hij op 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders,
- met vier personen met maskers op de juwelierszaak in te gaan, waarbij [slachtoffer 1] een vuurwapen is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] is geslagen en
- waarbij een mes is getoond en waarbij richting het gezicht/hoofd van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] pepperspray is gespoten en
- waarbij meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van [slachtoffer 1] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij op 8 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 3] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of andere in de juwelierszaak aanwezige personen, te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
samenmet drie personen met maskers op de juwelierszaak af te lopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding II – parketnummer 09/232267-22
hij op 1 april 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen telefoons, die aan [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen en zich die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken,
enom, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met hamers op de vitrines te slaan, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te bedreigen door deze [slachtoffer 4] en deze [slachtoffer 5] dreigend een mes en een bijl te tonen en met hakmessen in de hand tegen de ruit/het glas van de toegangsdeur te slaan.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het bewezenverklaarde en de verdachte zijn strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
6. De straffen
6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de jeugdreclassering, een behandeling bij de Waag, een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers en een gebiedsverbod voor [adres] . De officier van justitie heeft daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het een ernstige verstoring van de ontwikkeling van de verdachte zou betekenen, als aan hem nu een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht om er extra rekening mee te houden, als pedagogische aspect, dat de verdachte intrinsiek gemotiveerd is en dat in de thuissituatie het één en ander ten goede is veranderd. Het onvoorwaardelijk gedeelte van de straf kan in de vorm van een taakstraf worden opgelegd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld in vereniging van juweliers. Bij de overvalpoging op 8 juni 2022 is het niet tot een confrontatie gekomen vanwege de oplettendheid van de eigenaar van de juwelierszaak. De volgende dag, op 9 juni 2022, heeft de verdachte samen met drie medeverdachten wederom geprobeerd om een (andere) juwelierszaak te overvallen, waarbij zij daadwerkelijk de winkel zijn binnengekomen. Deze overvalpoging had een bijzonder gewelddadig karakter. Zij hebben daarbij pepperspray gebruikt tegen de eigenaar van de juwelierszaak en een oudere dame (van vierentachtig) die als klant aanwezig was in de winkel. Ook is er gedreigd met een (doorgeladen) vuurwapen en een mes. De verdachte is met een medeverdachte over de toonbank gesprongen op zoek naar spullen van zijn gading. Verder is er geweld gebruikt tegen de eigenaar waarbij hij ook met een voorwerp op zijn hoofd is geslagen en daardoor een hoofdwond heeft opgelopen. De oudere dame moest als gevolg van de gebruikte pepperspray door ambulancepersoneel worden behandeld en is voor controle van haar ogen direct naar het ziekenhuis vervoerd. Dat de overval op [slachtoffer 1] uiteindelijk ook is mislukt komt niet door toedoen van de verdachte, maar door het optreden van de eigenaar die manhaftig en met gevaar voor eigen leven de verdachte en zijn medeverdachten zijn zaak letterlijk “uitvocht.” Het behoeft geen verdere uitleg dat met name vanwege het vuurwapen de overvalpoging veel noodlottiger had kunnen aflopen.
Daarnaast heeft de verdachte, eveneens op zestienjarige leeftijd, samen met drie andere jongens, op 1 april 2022 een voltooide gewapende overval op een telefoonwinkel gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachten hebben de overval dagen van tevoren gepland, waarbij de rollen zijn verdeeld, duidelijke afspraken zijn gemaakt en instructies zijn gegeven. Verdachte en zijn medeverdachten hadden grote messen en hamers meegenomen, zij zijn naar binnen gestormd en hebben met de hamers vitrines kapotgeslagen. De medewerkers van de winkel werden op afstand gehouden en bedreigd met die grote messen. Onder die dreiging werden er telefoons gepakt en meegenomen. Toen de daders ervandoor wilden gaan en de deur door oplettende buurtgenoten van buitenaf werd dicht gehouden, hebben zij met hun hamers en messen ook de glazen toegangsdeur kapotgeslagen. Er is veel schade toegebracht. Het was een goed voorbereide overval, waarbij de taken waren verdeeld en voor ieder van hen duidelijk was wat zij moesten doen.
Dit zijn zeer ernstige en kwalijke feiten die voor angst en gevoelens van onveiligheid leiden, niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij andere ondernemers in de buurt en in de samenleving in het algemeen. De verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin en hij heeft geen aandacht gehad voor de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent deze feiten de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke of anderszins voor dit vonnis relevante feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport dat over de verdachte is opgemaakt door psycholoog [deskundige] . De psycholoog heeft geconstateerd dat er bij de verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of verstandelijke handicap, maar dat wel de indruk bestaat dat de scheiding van zijn ouders een ongunstige invloed heeft gehad op zijn schoolgang en op zijn emotionele ontwikkeling. De verdachte wordt voldoende in staat geacht het strafrechtelijk ontoelaatbare van zijn handelswijze in te zien en hij beschikt over keuzemogelijkheden om zijn wil conform dit besef te bepalen. De kans op delictgedrag in het algemeen, wordt als matig tot hoog ingeschat indien de verdachte geen adequate behandeling zal krijgen. De verdachte laat enige mate van sociaal competent gedrag en zelfcontrole zien. Hij heeft een positieve houding ten aanzien van afspraken en voorwaarden en hij heeft in enige mate een gestructureerde sociale vrijetijdsbesteding. De verdachte heeft begeleiding bij de jeugdreclassering en een coach die toeziet op zijn schoolgang en zijn contacten op straat. Een behandeltraject bij de forensische polikliniek de Waag is wenselijk. Dit kan als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 januari 2023. De Raad concludeert dat het belangrijk is dat de verdachte de huidige positieve lijn doortrekt om herhaling te voorkomen. Hij zal zich moeten blijven inzetten voor school, sport, werk en het zich afzijdig houden van antisociale contacten. Verder denkt de Raad dat het belangrijk is dat
er een delictanalyse volgt, bijvoorbeeld bij De Waag. Hiermee komt meer zicht op
de risicofactoren die hebben geleid tot het delictgedrag en indien nodig kan er passende hulp worden ingezet. De raad acht een taakstraf niet passend is gezien de ernst van de feiten. Daarnaast verwacht de Raad hier weinig lerend effect van. De Raad acht een voorwaardelijke jeugddetentie het meest passend, als extra stok achter de deur. Ook is het zinvol als de jeugdreclasseerder nog betrokken blijft om te zorgen dat de positieve lijn wordt doorgezet en om de verdachte te blijven motiveren, ook als het minder goed gaat. Gezien de positieve ontwikkelingen van de verdachte in de afgelopen maanden, lijkt het de Raad voldoende om een proeftijd van één jaar op te leggen.
De rechtbank merkt op dat in de adviezen van de psycholoog en van de Raad voor de Kinderbescherming de diefstal met geweld van de telefoonwinkel op 1 april 2022 niet is meegenomen, omdat de onderzoekers daarvan niet in kennis waren gesteld.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin als uitgangspunt voor een overval op een winkel een jeugddetentie voor de duur van tenminste vier maanden wordt genoemd. De rechtbank zal als strafverhogend meewegen dat één van twee pogingen en de voltooide overval heel gewelddadig zijn geweest. Er is gebruik gemaakt van pepperspray, er is gedreigd met verschillende wapens en de eigenaar van een juwelierszaak heeft letsel opgelopen. Dat de verdachte na de geslaagde overval op de telefoonwinkel, op 1 april 2022, wederom twee keer heeft besloten om te proberen om winkels de overvallen, getuigt naar het oordeel van de rechtbank van het ontbreken van leervermogen bij de verdachte. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het opleggen van een taakstraf, zoals door de raadsman is verzocht, onder de gegeven omstandigheden geen recht doet aan de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen hiervan voor alle betrokkenen. Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal de rechtbank wel een groot deel van de jeugddetentie voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte opleggen een jeugddetentie van 15 maanden, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank zal 7 maanden voorwaardelijke opleggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandeltraject bij de forensische polikliniek de Waag, een locatieverbod op [adres] en contactverboden met de medeverdachten en de slachtoffers. De rechtbank bepaalt daarbij een proeftijd voor de duur van twee jaren, waarbij de bijzondere voorwaarden gelden zolang de Jeugdbescherming west te Den Haag dit noodzakelijk vindt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het matige tot hoge recidiverisico op het moment dat de verdachte geen adequate behandeling zal krijgen in combinatie met de achtergrond van het delict (lucratieve karakter en de kennelijke bereidheid om de risico’s voor hemzelf en anderen op de koop toe te nemen) is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 20.261,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 18.000,00 aan materiële schade en € 2.261,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 728,25, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 256,25 aan materiële schade en € 472,00 aan immateriële schade.
[slachtoffer 5]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 108.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Een bedrag van € 8.000,00 is gevorderd als in verband met de op dit moment vastgestelde immateriële schade. Het bedrag van € 100.000,00 is niet onderbouwd maar bedoeld, zo begrijpt de rechtbank, om veilig te stellen dat het slachtoffer in een eventuele procedure in hoger beroep een hoger bedrag aan schadevergoeding kan vorderen dan in eerste aanleg is gebeurd, nu het nog onzeker is of de psychische toestand van het slachtoffer nog oorzaak zal zijn voor meer schade in de toekomst. Gevraagd is ook om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de verdachte te veroordelen in de wettelijke rente en de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen.
[slachtoffer 7]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een vergoeding gevorderd van schade ten bedrage van € 11.927,00, zijnde materiële schade. De schade is onderverdeeld in 5 posten, te weten:
- weggenomen toestellen € 4570,00
- geretourneerde maar beschadigde toestellen € 413,00
- beschadigde nieuwe toestellen in de winkel € 2850,00 (verbetering van € 2450,00)
- beschadigde gebruikte toestellen in de winkel € 1694,00
- schade in en aan de winkel € 2400,00
Gevraagd is om de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen en om daarbij
ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en de verdachte te veroordelen tot betaling van wettelijke rente en proceskosten ten bedrage van € 500,00.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de materiële schade van [slachtoffer 1] geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in verband met onvoldoende onderbouwing. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering met daarbij hoofdelijke aansprakelijkheid. De vordering van [slachtoffer 2] kan volgens de officier van justitie geheel worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van [slachtoffer 5] tot een bedrag van € 2.000,00 toe te wijzen en om het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering van [slachtoffer 7] kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 9.820,00
De officier van justitie heeft ten aanzien van alle benadeelde partijen de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente over de schadevergoeding gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] ten aanzien van het materiële deel niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat dit onvoldoende onderbouwd is. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] zijn geen opmerkingen gemaakt. Bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de raadsman aangevoerd dat de opgegeven vergelijkbare zaken verschillen met de onderhavige zaak. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 7] heeft de raadsman geconcludeerd dat het bedrag van € 1.500,00 voor reparatie van de kozijnen dient te worden toegewezen, dat voor het bedrag voor de weggenomen toestellen de inkoopprijs gehanteerd moet worden en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de gevorderde schade namens de verdachte gemotiveerd is betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, is, hoewel namens de verdachte betwist, door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht dit deel van de vordering, toewijsbaar.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.261,00, bestaande uit immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.261,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 1] .
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële en immateriële schade
De vordering, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 728,25, bestaande uit € 256,25 aan materiële schade en € 472,00 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 728,25, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] .
De vordering van [slachtoffer 5]
Materiële schade
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de bepaling van het bedrag dat ter zake van thans geleden immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komt, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de benadeelde partij enorm is geschrokken van de overval. Hij is niet fysiek gewond geraakt; wel heeft hij last van aanhoudende angst- en spanningsklachten. In het stuk van de behandelend psycholoog wordt beschreven dat de benadeelde partij ten gevolge van de overval lijkt te lijden aan angst- en spanningsklachten passende bij een PTSS, waarvoor cognitieve gedragstherapie wordt ingezet. Er is daarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake van voor vergoeding vatbare psychische schade. De rechtbank acht, gelet op de hiervoor besproken omstandigheden en gelet op in jurisprudentie voorkomende vergelijkbare gevallen, alles afwegende in redelijkheid een bedrag van € 2000,00 ter zake van vergoeding voor immateriële schade passend. Met betrekking tot de overige € 6000,00 verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Voor het gevorderde bedrag van € 100.000,00 geldt dat er geen sprake is van reeds geleden schade tot dit bedrag, noch tot een lager bedrag. Anders dan namens de benadeelde partij betoogd is het afdekken van het risico dat in hoger beroep mogelijk een hoger bedrag gevorderd zou moeten worden in het geval dat er na verloop van tijd wel meer schade geleden zou zijn, geen grond voor toekenning van (een voorschot op) mogelijke toekomstige schade in deze procedure. Indien en voor zover in de toekomst daadwerkelijk sprake zal zijn van meer of andere schade als gevolg van het bewezenverklaarde feit, staat daarvoor de gang naar de burgerlijke rechter open. De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 april 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 5] .
De vordering van [slachtoffer 7]
Materiële schade
De vordering van [slachtoffer 7] zal de rechtbank deels toewijzen en wel tot een bedrag van € 9.820,00 zijnde materiële schade. Gelet op de onderbouwing van de vordering is voldoende komen vast te staan dat schade is geleden ten bedrage van € 4570,00 ter zake van weggenomen toestellen, € 2.850,00 ter zake van beschadigde nieuwe toestellen in de winkel en € 2.400,00 ter zake van schade in en aan de winkel (vitrines en toegangsdeur).
Ten aanzien van de overige gevorderde schade die de waardevermindering als gevolg van beschadigingen aan tweedehands telefoontoestellen betreft, overweegt de rechtbank dat het causaal verband en de hoogte van die schade onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde zal daarom voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Conclusie
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 9.820,00 bestaande uit materiële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 april 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Kostenveroordeling
De rechtbank zal het verzoek om een kostenveroordeling beoordelen aan de hand van de liquidatietarieven inzake kantonzaken. De totale vordering van [slachtoffer 7] bedraagt (verbeterd) € 11927,00, waarvoor conform de geldende de tabel een tarief van
€ 373 per punt geldt, met een maximum van 7 punten. Het toe te kennen aantal punten levert een bedrag op dat hoger is dan het gevorderde bedrag, zodat de rechtbank het gevorderde bedrag van € 500,00 zal toewijzen. Ook hiervoor geldt dat de verdachte hoofdelijk zal worden veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtsbijstand die de benadeelde partij heeft gemaakt.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder bij dagvaarding II bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 9.820,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 7] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 en 2 en bij dagvaarding II tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van dagvaarding II
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en, om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een jeugddetentie voor de duur van
15 (VIJFTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
7 (ZEVEN) MAANDENniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Waag, of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens de jeugdreclassering aan te geven, teneinde een delictanalyse te doen en hulpverlening te krijgen die eventueel vanuit de delictanalyse voortvloeit;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[naam] , [geboortedatum] 2006;
[naam] , [geboortedatum] 2005;
[naam] , [geboortedatum] 2004;
[naam] , [geboortedatum] 1999;
[naam] , [geboortedatum] 2000;
[naam] , [geboortedatum] 1981;
[naam] , [geboortedatum] 1987;
[naam] , [geboortedatum] 1938;
[naam] , [geboortedatum] 2004;
[naam] , [geboortedatum] 2005;
[naam] , [geboortedatum] 2000;
[naam] , [geboortedatum] 1996;
[naam] , [geboortedatum] 1981;
zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op de Dierenselaan te Den Haag zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming West te Den Haag, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.261,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.261,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 728,25 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 728,25 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 2.000,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 5] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.000,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 7]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 9.820,00 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, te bepalen aan [slachtoffer 7] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 500,00, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat als de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 9.820,00 met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 7] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;
bepaalt dat als de mededader de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter,
en mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. Scholten, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 8 maart 2023.