ECLI:NL:RBDHA:2023:2663
Rechtbank Den Haag
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake afwijzing aanvraag traplift op grond van de Wmo 2015 met betrekking tot onvoldoende onderzoek door verweerder
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 maart 2023, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een traplift door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag beoordeeld. Eiseres, die door een neurologische aandoening beperkingen ervaart bij traplopen, had op 9 september 2019 een aanvraag ingediend voor een traplift op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft de aanvraag in het primaire besluit van 10 augustus 2020 afgewezen, met als argument dat eiseres naar een ongeschikte woning was verhuisd. Dit besluit werd in het bestreden besluit van 12 mei 2021 gehandhaafd, waarbij het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit fouten bevat en dat haar situatie is verslechterd. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek door verweerder niet toereikend is geweest, omdat er geen schriftelijke medische informatie is overgelegd die de afwijzing van de traplift aanvraag onderbouwt. De rechtbank stelt vast dat verweerder onvoldoende heeft gedaan om de noodzaak van de traplift te onderzoeken, ondanks de klachten van eiseres en de adviezen van haar behandelaars.
De rechtbank doet een tussenuitspraak en geeft verweerder de gelegenheid om het zorgvuldigheidsgebrek te herstellen. Dit kan door aanvullende motivering of een nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij verweerder nader onderzoek moet doen naar de noodzaak van de traplift. De rechtbank bepaalt een termijn van drie maanden voor dit herstel en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.