In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Centraal Administratiekantoor (CAK) over de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, die sinds augustus 2019 zorg ontvangt in een instelling, had verzocht om een aanpassing van zijn hoge eigen bijdrage, die door het CAK was vastgesteld op € 723,38 per maand. Eiser stelde dat het CAK ten onrechte de zak- en kleedgeldnorm had gehanteerd bij de berekening van zijn eigen bijdrage en vroeg om een herberekening zonder deze norm.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CAK de eigen bijdrage heeft berekend conform de wettelijke bepalingen. Eiser had in beroep zijn omstandigheden toegelicht, waaronder zijn Wajong-uitkering en de verhoging van zijn eigen bijdrage. De rechtbank overwoog dat de regels van het Besluit langdurige zorg (Blz) dwingendrechtelijk zijn en dat er geen wettelijke grondslag is voor een herberekening waarbij de zak- en kleedgeldnorm wordt losgelaten. De rechtbank concludeerde dat het CAK de eigen bijdrage terecht had vastgesteld en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de wettelijke regels rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Meeder, in aanwezigheid van griffier mr. W. Goederee, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.