ECLI:NL:RBDHA:2023:2622

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
SGR 22/276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering na de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Eiser, die eerder werkzaam was als service engineer, had zich ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het UWV beëindigde deze uitkering per 22 juni 2021, omdat eiser meer dan 65% van zijn eerdere loon kon verdienen. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 februari 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiser in staat was om meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser correct waren vastgesteld. Eiser had aangevoerd dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen hadden moeten worden, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de klachten van eiser. De rechtbank wees ook het verzoek van eiser om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsarts.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV rechtmatig was. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/276

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Schutrups),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: M. Brouwer).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van eiser beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 26 november 2021.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 februari 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als service engineer voor gemiddeld 39,77 uur per week. Daarna ontving hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 17 juli 2020 heeft eiser zich met terugwerkende kracht vanaf 22 mei 2020 ziekgemeld. Het UWV heeft eiser een ZW-uitkering toegekend. Eiser is vanwege een medisch onderzoek in verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) opgeroepen voor een spreekuur.
2. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV eiser met het primaire besluit per 21 mei 2021 voor 34,08% arbeidsongeschikt geacht. De ZW-uitkering van eiser stopt daarom op 22 juni 2021, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Na een nieuw medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

4. Het UWV vindt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en heeft daarom besloten om de ZW-uitkering met ingang van 22 juni 2021 te beëindigen.
5. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 4 november 2021
.De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 april 2021
.
6. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 23 november 2021
.

Wat vindt eiser

7. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt allereerst zijn gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij stelt verder dat het onderzoek door de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig is verricht. Het eigen onderzoek heeft in (te) beperkte mate plaatsgevonden en de vereiste grondigheid ontbreekt. De verzekeringsarts B&B is onvoldoende ingegaan op de bezwaargrond dat het niet duidelijk is of de richtlijn ‘Angststoornissen, beroerte en borstkanker’ is geraadpleegd omtrent de angst- en paniekaanvallen van eiser. Tevens ontbreekt er een deugdelijke beschouwing van het psychisch onderzoek en motiveert de verzekeringsarts B&B onvoldoende waarom deze onderzoeken niet volgens de richtlijn zijn uitgevoerd. Verder vindt eiser dat de verzekeringsarts B&B medische informatie bij de huisarts had moeten opvragen om de belastbaarheid van eiser vast te kunnen stellen.
8. Eiser vindt dat er meer en verdergaande beperkingen in de FML opgenomen hadden moeten worden op grond van zijn klachten (onder andere een gegeneraliseerde angststoornis en agorafobie, PTSS, negatieve gedachten en rugklachten). Eiser vindt dat de verzekeringsarts B&B geen of onvoldoende aandacht heeft besteed aan de functieaspecten onder 1.9.3, 1.9.5, 2.12.4, 6.2.4 en 6.3.4, of deze verkeerd heeft beoordeeld. De verzekeringsarts B&B dient óf bovenstaande beperkingen van toepassing te verklaren, óf beter te motiveren waarom de beperkingen in het specifieke geval niet van toepassing zijn. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een door hem zelf ingevulde FML en een verklaring van de huisarts van 30 juni 2022.
9. Eiser vindt verder dat een urenbeperking geïndiceerd is op grond van preventieve gronden, om verergering van zijn paniekaanvallen te voorkomen. Ook op grond van een verminderde mogelijkheid tot recuperatie door zijn slaapproblematiek is een urenbeperking geïndiceerd.
10. Eiser vindt dat hij, gelet op de ernst en de duur van de klachten, het feit dat deze niet overgaan en het dagelijks leven volledig beheersen, niet tot arbeid (in het algemeen) in staat is.
11. Eiser vindt dat de geduide functies niet passend zijn en niet zijn afgestemd op zijn klachten en de daaruit volgende beperkingen. In de functie van Assembleerder installatie, motoren, voertuigen en de functie Wikkelaar (nieuw en revisie) wordt de belastbaarheid op werk zonder deadlines en productiepieken overschreden.
12. Tot slot verzoekt eiser de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen, omdat de overgelegde gronden voldoende twijfel doen ontstaan en zodoende de “equality of arms” gewaarborgd kan blijven. Eiser kan een onafhankelijke contra-expertise niet zelf bekostigen.

Wat vindt de rechtbank

13. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 22 juni 2021 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kon verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd, en daarom per 22 juni 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
15. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
16. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gezien en onderzocht op een spreekuur. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
17. De rechtbank is het ook niet eens met eiser dat de verzekeringsarts B&B medische informatie bij de huisarts had moeten opvragen. Het behoort in beginsel tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts B&B heeft het niet nodig geacht om meer informatie op te vragen, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is en er geen aanwijzingen zijn dat er medische feiten zijn gemist. De rechtbank vindt deze motivering afdoende. Bovendien ligt het op de weg van eiser om in beroep alsnog medische informatie te overleggen als hij vindt dat die informatie van belang is, en hij heeft in beroep ook een brief van zijn huisarts overgelegd.
18. Eiser stelt ook dat het enkele feit dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende is ingegaan op de bezwaargrond ten aanzien van het wel of niet raadplegen van de richtlijn ‘Angststoornissen, beroerte en borstkanker’, het onderzoek onzorgvuldig maakt. De rechtbank is dit niet met eiser eens. De verzekeringsarts B&B hoeft niet uitgebreid in te gaan op alle bezwaargronden. Hij heeft beoordeeld of de beperkingen juist zijn vastgesteld, en in dat kader deze bezwaargrond van eiser ook expliciet genoemd en hij is daar op ingegaan.
De beoordeling van de belastbaarheid
19. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B ziet op basis van zijn eigen onderzoek en de bestudering van de gegevens geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts te herzien. De verzekeringsarts heeft ruime beperkingen aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren op basis van de klachten en behandelingen van eiser. Uit het onderzoek door de verzekeringsarts B&B tijdens het spreekuur kwamen geen nieuwe feiten naar voren. Eiser heeft naast medicatie geen behandelingen bij een psycholoog of psychiater. Uit de aanwezige medische informatie vindt de verzekeringsarts B&B dat de ruime beperkingen in de FML meer dan afdoende zijn. De geclaimde klachten en verdergaande beperkingen worden naar het oordeel van de verzekeringsarts B&B niet onderbouwd met medische feiten. De rechtbank ziet geen reden de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
20. De in beroep ingediende informatie van de huisarts geeft geen aanleiding tot een andere beoordeling. De rechtbank merkt allereerst op dat deze brief van ruim na beëindiging van de ZW-uitkering is en voornamelijk een weergave van klachten van eiser bevat. Verder vermeldt de huisarts dat eiser bekend is met een angststoornis. Deze stoornis is ook betrokken in de beoordeling door de verzekeringsarts B&B. Hij heeft in zijn rapport van 4 november 2021 opgemerkt dat voor deze stoornis ruim voldoende beperkingen zijn opgenomen in de FML. Ter zitting heeft het UWV aangegeven dat de medicatie die genoemd wordt in de informatie van de huisarts al bekend was en in de rapporten staat genoemd. De rest van de informatie is een weergave van wat eiser heeft verteld, het betreft geen nieuw onderzoek. Omdat het UWV zich baseert op objectiveerbare beperkingen, leidt deze informatie, anders dan eiser stelt, niet tot verdergaande beperkingen.
21. De rechtbank is anders dan eiser van oordeel dat er geen urenbeperking geïndiceerd is. De verzekeringsarts B&B motiveert dat deze claim niet is onderbouwd met medisch objectiveerbare feiten. De rechtbank ziet geen reden hem niet te volgen. De rechtbank stelt vast dat eiser ook zijn stelling dat hij niet tot arbeid in staat is, niet heeft onderbouwd met medisch objectiveerbare feiten.
22. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
23. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn aangenomen. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan het oordeel van de verzekeringsarts B&B ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht. Dat eiser niet de financiële middelen heeft om zelf een expertise door een deskundige te laten verrichten, maakt niet dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om voldoende weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit en dat de rechtbank om die reden een deskundige zou moeten benoemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit punt af te wijken van het oordeel van de Centrale Raad van Beroep. [1]
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
24. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 6 april 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als service engineer, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en één reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 265110) Assembleerder installatie, motoren, voertuigen;
- ( sbc-code 264140) Assemblagemedewerker metaalwaren;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie
(reservefunctie).
25. De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport en de resultaat functiebeoordeling, beide van 3 mei 2021, voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank is het ook niet eens met eiser waar hij stelt dat in de functie Assembleerder installatie, motoren, voertuigen en de functie Wikkelaar (nieuw en revisie) zijn belastbaarheid op werk zonder deadlines en productiepieken overschreden wordt. Er is in de resultaat functiebeoordeling bij deze functies immers geen kenmerkende belasting. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite (vooral) gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
26. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk.

Conclusie en gevolgen

27. Het UWV heeft terecht besloten om per 22 juni 2021 de ZW-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
28. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 2 maart 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226.