Wat vindt de rechtbank
13. De vraag is of het UWV de ZW-uitkering van eiser terecht per 22 juni 2021 heeft beëindigd, omdat eiser meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser meer kon verdienen dan 65% van het loon dat hij verdiende voor hij ziek werd, en daarom per 22 juni 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
15. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
16. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft eiser gezien en onderzocht op een spreekuur. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
17. De rechtbank is het ook niet eens met eiser dat de verzekeringsarts B&B medische informatie bij de huisarts had moeten opvragen. Het behoort in beginsel tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts B&B heeft het niet nodig geacht om meer informatie op te vragen, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is en er geen aanwijzingen zijn dat er medische feiten zijn gemist. De rechtbank vindt deze motivering afdoende. Bovendien ligt het op de weg van eiser om in beroep alsnog medische informatie te overleggen als hij vindt dat die informatie van belang is, en hij heeft in beroep ook een brief van zijn huisarts overgelegd.
18. Eiser stelt ook dat het enkele feit dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende is ingegaan op de bezwaargrond ten aanzien van het wel of niet raadplegen van de richtlijn ‘Angststoornissen, beroerte en borstkanker’, het onderzoek onzorgvuldig maakt. De rechtbank is dit niet met eiser eens. De verzekeringsarts B&B hoeft niet uitgebreid in te gaan op alle bezwaargronden. Hij heeft beoordeeld of de beperkingen juist zijn vastgesteld, en in dat kader deze bezwaargrond van eiser ook expliciet genoemd en hij is daar op ingegaan.
De beoordeling van de belastbaarheid
19. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B ziet op basis van zijn eigen onderzoek en de bestudering van de gegevens geen aanleiding om het oordeel van de verzekeringsarts te herzien. De verzekeringsarts heeft ruime beperkingen aangenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren op basis van de klachten en behandelingen van eiser. Uit het onderzoek door de verzekeringsarts B&B tijdens het spreekuur kwamen geen nieuwe feiten naar voren. Eiser heeft naast medicatie geen behandelingen bij een psycholoog of psychiater. Uit de aanwezige medische informatie vindt de verzekeringsarts B&B dat de ruime beperkingen in de FML meer dan afdoende zijn. De geclaimde klachten en verdergaande beperkingen worden naar het oordeel van de verzekeringsarts B&B niet onderbouwd met medische feiten. De rechtbank ziet geen reden de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
20. De in beroep ingediende informatie van de huisarts geeft geen aanleiding tot een andere beoordeling. De rechtbank merkt allereerst op dat deze brief van ruim na beëindiging van de ZW-uitkering is en voornamelijk een weergave van klachten van eiser bevat. Verder vermeldt de huisarts dat eiser bekend is met een angststoornis. Deze stoornis is ook betrokken in de beoordeling door de verzekeringsarts B&B. Hij heeft in zijn rapport van 4 november 2021 opgemerkt dat voor deze stoornis ruim voldoende beperkingen zijn opgenomen in de FML. Ter zitting heeft het UWV aangegeven dat de medicatie die genoemd wordt in de informatie van de huisarts al bekend was en in de rapporten staat genoemd. De rest van de informatie is een weergave van wat eiser heeft verteld, het betreft geen nieuw onderzoek. Omdat het UWV zich baseert op objectiveerbare beperkingen, leidt deze informatie, anders dan eiser stelt, niet tot verdergaande beperkingen.
21. De rechtbank is anders dan eiser van oordeel dat er geen urenbeperking geïndiceerd is. De verzekeringsarts B&B motiveert dat deze claim niet is onderbouwd met medisch objectiveerbare feiten. De rechtbank ziet geen reden hem niet te volgen. De rechtbank stelt vast dat eiser ook zijn stelling dat hij niet tot arbeid in staat is, niet heeft onderbouwd met medisch objectiveerbare feiten.
22. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen.
23. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die door de verzekeringsarts B&B zijn aangenomen. Omdat de rechtbank niet twijfelt aan het oordeel van de verzekeringsarts B&B ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht. Dat eiser niet de financiële middelen heeft om zelf een expertise door een deskundige te laten verrichten, maakt niet dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om voldoende weerwoord te bieden aan wat de verzekeringsartsen hebben aangevoerd ter onderbouwing van het bestreden besluit en dat de rechtbank om die reden een deskundige zou moeten benoemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om op dit punt af te wijken van het oordeel van de Centrale Raad van Beroep.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
24. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML van 6 april 2021 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als service engineer, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en één reservefunctie) opgeleverd.
- ( sbc-code 265110) Assembleerder installatie, motoren, voertuigen;
- ( sbc-code 264140) Assemblagemedewerker metaalwaren;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie
(reservefunctie).
25. De arbeidsdeskundige heeft in haar rapport en de resultaat functiebeoordeling, beide van 3 mei 2021, voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. De arbeidsdeskundige B&B ziet geen aanleiding hiervan af te wijken. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank is het ook niet eens met eiser waar hij stelt dat in de functie Assembleerder installatie, motoren, voertuigen en de functie Wikkelaar (nieuw en revisie) zijn belastbaarheid op werk zonder deadlines en productiepieken overschreden wordt. Er is in de resultaat functiebeoordeling bij deze functies immers geen kenmerkende belasting. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
De stelling van eiser dat hij de functies gezien zijn klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite (vooral) gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
26. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser met de middelste van de drie geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk.