ECLI:NL:RBDHA:2023:2616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
09-753732-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis inzake wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen met aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1966, die betrokken was bij de exploitatie van twee hennepkwekerijen in Roelofarendsveen en Bleiswijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van in totaal € 170.078,51, dat is geschat op basis van de opbrengsten van de hennepkwekerijen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 246.158,79 had geschat, verminderd met 50% vanwege een forse overschrijding van de redelijke termijn van bijna negen jaar. De rechtbank heeft de betalingsverplichting vastgesteld op € 85.039,- aan de Staat. De zaak is behandeld op meerdere zittingen, waarbij de verdediging betoogde dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel had verkregen. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de veroordeelde bij de hennepteelt en de criminele organisatie. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/753732-11
Datum uitspraak: 7 maart 2023
Ontnemingsvonnis ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank Den Haag heeft op de vordering van de officier van justitie en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 11 november 2013, 14 juli 2014,
23 oktober 2018 en 19 november 2019 (regiezittingen) en op de terechtzitting van
25 januari 2023 (inhoudelijke zitting).
Er heeft een schriftelijke conclusiewisseling plaatsgevonden tussen de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud daarvan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie
mr. F.A. Kuipers.
De veroordeelde, bijgestaan door de raadsman mr. F.M.H. van Mullekom, is op de terechtzitting verschenen, op de vordering gehoord en heeft daartegen verweer gevoerd.

2.De inhoud van de vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt er toe dat de rechtbank het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal schatten en vaststellen op een bedrag van € 260.113,00 en aan de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

3.De grondslag voor ontneming

3.1.
De inleiding
Er zijn twee ontnemingsrapporten opgesteld. Het ene rapport heeft betrekking op de opbrengst van een hennepkwekerij die in Roelofarendsveen is aangetroffen. Het andere rapport heeft betrekking op de opbrengst van een hennepkwekerij die in Bleiswijk is aangetroffen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van de exploitatie van voornoemde kwekerijen.
3.3.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat er voldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn waaruit blijkt dat de veroordeelde wel wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, gelet op het volgende.
De veroordeelde is op 24 november 2016 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor de volgende strafbare feiten:
- de voortgezette handeling van:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod, meermalen gepleegd én
- deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het hof heeft onder meer bewezen geacht dat de veroordeelde zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan het bezit van hennepstekken en hennepplanten in beide kwekerijen, het telen van hennep in beide kwekerijen en deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het kweken en/of afleveren van hennepstekken die geteeld waren in deze kwekerijen. Het hof heeft in zijn strafmotivering geconcludeerd dat de veroordeelde in de beroeps- en bedrijfsmatige exploitatie van voornoemde hennepkwekerijen en de handel in hennepstekken, alsmede in de criminele organisatie een aanzienlijke rol heeft gehad en heeft over zijn rol in het bijzonder het volgende overwogen. De veroordeelde was veelvuldig aanwezig in de kwekerijen en gaf leiding aan de dagelijkse organisatie op de werkvloer. Hij vervoerde de werknemers van en naar het werk, gaf hen instructies en betaalde hen. Ook had hij (al dan niet samen met zijn broer en [mededader] ) contact met de afnemers en leverde hij stekken aan hen af.
Over de kwekerij die is aangetroffen in Bleiswijk heeft [naam 1] verklaard dat hij vanaf het jaar 2012, op de laatste zes weken na, afrekende met de veroordeelde voor hennepstekken die afkomstig waren uit deze kwekerij in Bleiswijk.
Uit de verklaring van [naam 2] blijkt ook dat de veroordeelde heeft gedeeld in de opbrengst van de verkoop van hennepstekken die afkomstig waren uit deze kwekerij. In dit kader heeft [naam 2] verklaard: “Ik rijd naar een locatie toe, leverde stekken af, reken af en bracht het geld naar [naam 3] . Boter bij de vis. [naam 3] (de rechtbank begrijpt: de veroordeelde [naam 3] ) regelde het met [veroordeelde] (de rechtbank begrijpt: de [veroordeelde] ontving een deel van de opbrengst).”
Op basis van deze getuigenverklaringen en de aanzienlijke rol die de veroordeelde volgens het hof heeft gehad bij deze kwekerij, concludeert de rechtbank dat er voldoende aanwijzingen aanwezig zijn dat de veroordeelde in ieder geval een deel van de opbrengst heeft verkregen van de kwekerij die was gevestigd in Bleiswijk en dat dit een groot deel van deze opbrengst is geweest.
Uit de verklaring van [naam 4] blijkt dat de veroordeelde ook een grote rol heeft gehad bij de kwekerij die in Roelofarendsveen is aangetroffen. Volgens [naam 4] hield de veroordeelde zich in deze kwekerij bezig met de loonbetalingen en had de veroordeelde daar de leiding. Gelet op de grote rol die de veroordeelde blijkens de verklaring van [naam 4] en het arrest van het hof ook bij deze kwekerij heeft gehad en gelet op het feit dat hij zich, blijkens de verklaring van [naam 4] , kennelijk ook bezig heeft gehouden met de financiën van deze kwekerij, is de rechtbank van oordeel dat er ook voldoende aanwijzingen aanwezig zijn dat de veroordeelde in ieder geval een deel van de opbrengst van de kwekerij in Roelofarendsveen heeft verkregen en dat dit een groot deel van deze opbrengst is geweest.
Uit het onderzoek leidt de rechtbank dus af dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van voornoemde bewezenverklaarde strafbare feiten. De grondslag voor ontneming van dat voordeel is daarom een veroordeling wegens strafbare feiten als bedoeld in artikel 36e lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.

4.De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de terechtzitting de vordering gewijzigd in die zin, dat het wederrechtelijk verkregen voordeel volgens haar dient worden geschat op een bedrag van € 246.158,79.
4.1.1.
De hennepkwekerij in Roelofarendsveen
Ten aanzien van het wederrechtelijk voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen door middel van de exploitatie van de hennepkwekerij die is aangetroffen in Roelofarendsveen, komt de officier van justitie uit op een ander bedrag dan het bedrag dat is genoemd in het ontnemingsrapport.
Bij haar berekening is de officier van justitie uitgegaan van de bruto opbrengst, zoals vermeld in het ontnemingsrapport (€ 628.229,00) en de volgende kostenposten:
  • energie- en waterkosten: € 30.000,00
  • afvalkosten (Van Gansewinkel): € 455,11 (2/3 van € 682,66)
  • onderhoudskosten installaties (Wilk van der Sande): € 1.036,25 (2/3 deel van € 1.554,38)
  • kosten dozen (Olsthoorn verpakkingen): € 1.836,22
  • kosten dozen stektrays en pluggen (Hortivent): € 45.240,00
  • huurkosten kasruimte: € 10.888,00
  • huurkosten auto’s: € 3.300,00
  • brandstof- en telefoonkosten: € 2.500,00
  • aankoop moederplanten: € 4.060,00 (€ 1,00 x 4.060 moederplanten)
- verzorgingskosten moederplanten: € 20.827,80
€ 0,27 (verzorgingskosten per week per moederplant)
x 4.060 (aantal aangetroffen moederplanten)
x 19 weken (vanaf 1 april 2011 tot en met 13 augustus 2011 (einde pleegperiode):
19 weken)
=€ 20.827,80
- verzorgingskosten hennepstekken: € 50.405,80
€ 0,20 (verzorgingskosten per hennepstek)
x 628.229 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken)
- € 30.000 (in het ontnemingsrapport vermelde energie- en waterkosten, nu deze kosten reeds zijn verwerkt in de verzorgingskosten)
- € 45.240,00 (dozen Hortivent, nu deze kosten reeds zijn verwerkt in de verzorgingskosten)
= € 50.405,80
De in het ontnemingsrapport vermelde personeelskosten (€ 25.200,00) en de uitgaven bij Horticoop voor tuin- en kweekartikelen (€ 2.488,00) heeft de officier van justitie niet bij haar berekening betrokken. De laatstgenoemde kostenpost heeft zij buiten beschouwing gelaten omdat de desbetreffende kosten volgens haar al zijn verwerkt in de hiervoor genoemde ‘verzorgingskosten’.
De totale kosten komen volgens de officier van justitie daarmee uit op een bedrag van € 170.549,18.
De totale netto opbrengst (ofwel het totale wederrechtelijk verkregen voordeel) komt volgens de officier van justitie uit op een bedrag van (€ 628.229,00 –
€ 170.549,18 =) € 457.679,82.
Zij heeft geconcludeerd dat [naam 5] , [naam 4] , [mededader] en de veroordeelde gezamenlijk dit wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten door middel van de exploitatie van deze hennepkwekerij. De officier van justitie acht het aannemelijk dat [naam 5] en [naam 4] , anders dan [mededader] en de veroordeelde, niet deelden in de opbrengst, maar dat zij werden betaald als werknemers.
Dit gaat bij [naam 5] om een bedrag van € 24.000,00.
€ 1.000,00 (loonkosten per week)
x 24 weken (o.b.v. de bewezenverklaarde periode waarin hij zich volgens het hof bezig heeft gehouden met hennepteelt)
= € 24.000,00
Bij [naam 4] gaat dit om een bedrag van € 12.000,00.
€ 500,00 (loonkosten per week)
x 24 weken (o.b.v. de bewezenverklaarde periode waarin hij zich volgens het hof bezig heeft gehouden met hennepteelt)
= € 12.000,00
Na aftrek van deze betalingen resteert, aldus de officier van justitie, een bedrag van € 421.679,82 aan wederrechtelijk verkregen voordeel. Zij is van mening dat als uitgangspunt dient te worden genomen dat de veroordeelde en zijn broer [mededader] beiden 50% van deze opbrengst hebben verkregen. Zij schat het wederrechtelijke voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen door middel van de exploitatie van de kwekerij die is aangetroffen in Roelofarendsveen, in op een bedrag van € 210.839,91 (50% van € 421.679,82).
4.1.2.
De hennepkwekerij in Bleiswijk
Ten aanzien van het wederrechtelijk voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen door middel van de exploitatie van de hennepkwekerij die is aangetroffen in Bleiswijk, komt de officier van justitie uit op een ander bedrag dan het bedrag dat is genoemd in het ontnemingsrapport.
Bij haar berekening is zij uitgegaan van de bruto opbrengst, zoals vermeld in het ontnemingsrapport (€ 274.527,50) en de volgende kostenposten:
  • kosten witte dozen: € 10.990,00
  • kosten vouwdozen: € 3.770,00
  • arbeidskosten vrouwen: € 33.500,00
  • arbeidskosten S. [naam 6] : € 600,00
  • huurkosten: € 7.000,00
  • kosten afvoer afval: € 191,30
  • kosten diesel: € 484,40
  • telefoonkosten: € 1.160,00
- verzorgingskosten moederplanten: € 106.920,00
€ 0,27 (verzorgingskosten per week per moederplant)
x 12.000 (het aangetroffen aantal moederplanten)
x 33 weken (vanaf 1 januari 2012 tot en met 14 augustus 2012 (einde pleegperiode):
33 weken)
= € 106.920,00
- verzorgingskosten hennepstekken: € 39.274,05
€ 0,15 (€ 0,20 (verzorgingskosten per hennepstek o.b.v. het Boom-rapport) – € 0,05 (kostprijs per plugstek, 672 stekpluggen: € 35,00 = € 0.05)
x 211.175 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken)
+
€ 0,15
x 50.652 (het geschatte aantal aanwezige hennepstekken)
= € 39.274,05
De totale kosten komen volgens de officier van justitie uit op een bedrag van € 203.889,75.
De totale netto opbrengst (ofwel het totale wederrechtelijk verkregen voordeel) komt volgens de officier van justitie uit op een bedrag van (€ 274.527,50 - € 203.889,35 =) € 70.637,75
Zij is van mening dat deze opbrengst gelijkelijk dient te worden verdeeld over de veroordeelde en [mededader] . Zij schat het wederrechtelijke voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen door middel van de exploitatie van de kwekerij die in Bleiswijk is aangetroffen, in op een bedrag van € 35.318,88 (50% van € 70.637,75).
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweren gevoerd ten aanzien van de rekenmethode die de officier van justitie heeft toegepast en de rekenmethode die is toegepast in de ontnemingsrapportages.
4.3.
De berekening van de rechtbank
De bij deze berekening gebruikte aantallen en bedragen ontleent de rechtbank aan de inhoud van de in het bewijsmiddelenoverzicht genoemde wettige bewijsmiddelen (zie bijlage A).
4.3.1.
De hennepkwekerij in Roelofarendsveen
4.3.1.1. De bruto opbrengst
Er zijn in totaal 1.392 gebruikte afleverdozen van hennepstekken aangetroffen. In een doos passen 672 hennepstekken (8 trays x 84 stekken per tray). Dit betekent dat 1392 x 672 = 935.424 hennepstekken verkocht hadden kunnen worden.
935.424 (het aantal hennepstekken dat verkocht had kunnen worden)
-
145.400 (het geschatte aantal aanwezige hennepstekken)
-
187.085 hennepstekken (uitvalpercentage van 20% van 935.424 hennepstekken)
=
602.939 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken)
De rechtbank gaat uit van een verkoopprijs per hennepstek van € 1,00. Bij 602.939 hennepstekken komt de
opbrengst daarmee op € 602.939,00
4.3.1.2. De kosten
afvalkosten (Van Gansewinkel): € 187,25
€ 280,88 (dit bedrag is overgemaakt vanaf de bankrekening van Deligreen naar de rekening van Van Gansewinkel)
x 2/3 (dit deel van de kas werd gebruikt voor hennepteelt)
= € 187,25
kosten dozen voor aflevering hennep (Olsthoorn verpakkingen): € 1.836,22
kosten dozen met stektrays en steenwolpluggen (Hortivent): € 45.240,00
1.392 (totaal aangetroffen gebruikte witte dozen in de kwekerij)
x € 32,50 (prijs per doos) = € 45.240,00
huurkosten bedrijfsruimte: € 5.416,66
€ 3.250,00 (huurprijs per maand)
x 2,5 maand (bewezenverklaarde pleegperiode verkoop hennepstekken vanaf deze kweeklocatie, 1 juni 2011 t/m 13 augustus 2011)
x 2/3 (dit deel van de kas werd gebruikt voor hennepteelt)
= € 5.416,66
huurkosten auto’s: € 3.300,00
brandstof- en telefoonkosten: € 2.500,00
personeelskosten: € 19.008,00
Het is niet duidelijk geworden hoeveel knippers er precies werkzaam zijn geweest in de kwekerij. Op basis van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt voor deze kostenpost, acht zij evenwel aannemelijk dat er in ieder geval 6 knippers werkzaam zijn geweest in de kwekerij. Op basis van het onderzoek dat is verricht naar notities die stonden vermeld op notitievelletjes die zijn aangetroffen in de kwekerij, acht de rechtbank het verder aannemelijk dat de knippers die zes dagen per week werkten, gemiddeld 12 uur per dag werkten. Op basis van de verklaring van één van de knipsters, acht de rechtbank het ten slotte aannemelijk dat de knippers € 6,00 per uur verdienen.
6 knippers x 12 uur per dag x € 6,00 per uur
x 66 dagen (pleegperiode van onder meer de verkoop van hennepstekken: 1 juni 2011 t/m 13 augustus 2011 (ongeveer 11 weken), uitgaande van 6 werkdagen per week levert dit 66 werkdagen op) = € 28.512,00
x 2/3 (deel van de personeelskosten die zijn gemaakt in het kader van hennepteelt)
= € 19.008,00
kosten aankoop moederplanten: € 4.060,00
De eerder geschatte verkoopprijs van één hennepstek wordt als uitgangspunt genomen voor de geschatte kosten van de aankoop van één moederplant.
€ 1,00 x 4.060 (het geschatte aantal aangetroffen moederplanten) = € 4.060,00
verzorgingskosten moederplanten: € 12.058,20
€ 0,27 (€ 2,45 verzorgingskosten één moederplant per 9 weken : 9 = € 0,27 per week)
x 4.060 (aantal aangetroffen moederplanten in de kwekerij)
x 11 weken (pleegperiode 1 juni 2011 t/m 13 augustus 2011, ongeveer 11 weken)
=€ 12.058,20
verzorgingskosten hennepstekken: € 75.347,80
602.939 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken)
x € 0,20 (de verzorgingskosten per hennepstek op basis van het BOOM-rapport)
=
€ 120.587,80
€ 120.587,80 - € 45.240,00 (deze kosten (dozen van Horticoop) zijn reeds inbegrepen bij de verzorgingskosten) = € 75.347,80
De rechtbank schat de
totale kostendaarmee op een bedrag van
€ 168.954,13.
4.3.1.3. De netto opbrengst
De rechtbank schat de netto opbrengst in op een bedrag van (€ 602.939,00 bruto opbrengst - € 168.954,13 kosten =) € 433.984,87
4.3.1.4. De verdeling netto opbrengst van de hennepkwekerij in Roelofarendsveen
In het kantoor van de kwekerij zijn notitieblaadjes aangetroffen op basis waarvan de rechtbank het aannemelijk acht dat de opbrengst van de kwekerij werd verdeeld over vier personen en dat de [veroordeelde] 30% van deze opbrengst heeft verkregen.
Uit deze notitieblaadjes blijkt namelijk dat de opbrengst eerst werd verdeeld in twee delen, te weten in 60% en 40% van de opbrengst. Bij de 60% opbrengst stonden de initialen [veroordeelde] vermeld. Aangezien dit de initialen van de veroordeelde zijn, is het aannemelijk dat dit opbrengstpercentage betrekking heeft op de veroordeelde. Nu uit een ander notitieblaadje blijkt dat dit bedrag ook weer gelijkelijk werd verdeeld, acht de rechtbank het aannemelijk dat de veroordeelde uiteindelijk de helft van 60% van de opbrengst heeft ontvangen van de kwekerij die is aangetroffen in Roelofarendsveen, ofwel 30%.
Gelet op voornoemde verdeling van de opbrengst, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde in op 30% van de netto opbrengst, te weten
€ 130.195,46(30% van € 433.984,87)
4.3.2.
De hennepkwekerij in Bleiswijk
4.3.2.1. De bruto opbrengst
opbrengst: € 274.527,50
€ 1,30 (de geschatte gemiddelde verkoopprijs per hennepstek)
x 211.175 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken) = € 274.527,50
4.3.2.2. De kosten
kosten witte dozen: € 10.205,00
Deze dozen bevatten 8 trays met 84 stekpluggen.
In elke doos bevinden zich 672 stekpluggen (8 x 84 = 672).
In elke doos kunnen dus 672 hennepstekken worden geplaatst.
211.175 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken)
: 672 hennepstekken per doos = 314 dozen
314 dozen x € 32,50 (prijs per doos) = € 10.205,00
kosten vouwdozen: € 3.645,30
211.175 stekken : 84 stekpluggen per doos = 2514 vouwdozen Twinpack
2514 dozen x € 1,45 (prijs per doos) = € 3.645,30
arbeidskosten vrouwen in kwekerij: € 42.000,00
Het hof heeft bewezen geacht dat de veroordeelde, tezamen en in vereniging met anderen, in de periode 1 februari 2012 tot en met 14 augustus 2012 hennep heeft geteeld in de kas in Bleiswijk, te weten bijna 28 weken. Op basis van de verklaring van drie vrouwen die werkzaam zijn geweest in deze kas, concludeert de rechtbank dat ten minste drie vrouwen werkzaamheden hebben verricht in die kas in het kader van hennepteelt. Op basis van de verklaring van [werkneemster] acht de rechtbank het aannemelijk dat deze personen hiermee € 500,00 per week hebben verdiend. De rechtbank acht verder aannemelijk dat vanaf het begin van de pleegperiode tenminste drie personen hoofdzakelijk werkzaam zijn geweest in de hennepteelt. De politie heeft één van de werkneemsters al in januari 2012 bij de kas in Bleiswijk gezien. Toen zij met deze informatie werd geconfronteerd, heeft zij toegegeven dat zij zich kon herinneren dat zij daar al in januari of februari was met twee andere vrouwen.
€ 500,00 (verdiensten per week) x 28 weken (pleegperiode) x 3 (aantal werknemers)
= € 42.000,00
kosten diesel: € 317,24
[naam 6] heeft in opdracht van [mededader] hennepstekken vervoerd. Op basis van zijn verklaringen acht de rechtbank aannemelijk dat hij in dit kader één keer vanaf Bleiswijk naar Tilburg is gereden (retourrit: 184 kilometer), één keer vanaf Bleiswijk naar een dorp in de buurt van Breda is gereden (retourrit: 122 kilometer), twee keer vanaf Bleiswijk naar Bergen op Zoom is gereden (retourrit: 156 kilometer), drie keer vanaf Roosendaal naar Bleiswijk is gereden (retourrit: 132 kilometer), drie keer vanaf Bleiswijk naar een dorp in de buurt van Roosendaal is gereden (retourrit: 132) en twee keer vanaf Bleiswijk naar Assen is gereden (retourrit: 428 kilometer).
totaal aantal afgelegde kilometers van deze twaalf retourritjes:
184 + 122 + 2 x 156 + 3 x 132 kilometer + 3 x 132 kilometer + 2 x 428 kilometer
= 2.266 kilometer
uitgangspunten: € 1,40 literprijs diesel en een verbruik van 1 op 10 kilometer.
2.266 kilometer : 10 x € 1,40 (literprijs diesel) = € 317,24
arbeidskosten [naam 6] : € 288,00
12 ( aantal retourritten) x 4 uur (gemiddelde tijdsduur per retourrit) x € 6,00 (uurloon)
= € 288,00
Op basis van de verklaringen die [naam 6] heeft afgelegd, acht de rechtbank aannemelijk dat hij twaalf ritjes heeft gemaakt naar diverse plekken in Nederland vanaf de kwekerij in Bleiswijk (zie ook kostenpost diesel) en daar hennepstekken heeft afgeleverd tegen een uurloon van € 6,00. Mede gelet op de gemiddelde retourafstand die [naam 6] heeft afgelegd in het kader van deze ritjes (2.266 kilometer : 12 = 189 kilometer per retourrit), schat de rechtbank dat hij gemiddeld 4 uur per retourrit kwijt was (inclusief filetijd, inladen van de hennepstekken en afgeven/uitladen van de hennepstekken).
huurkosten: € 7.000,00
kosten afvoer afval: € 191,80
De rechtbank gaat uit van de helft van de totale kosten voor het aanbieden van agrarisch afval zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, zijnde de helft van € 383,60, te weten € 191,80.
telefoonkosten: € 1.120,00
28 weken (bewezenverklaarde pleegperiode hennepteelt: 1 februari 2012 t/m 14 augustus 2012, ongeveer 28 weken) x € 40,00 per week = € 1.120,00.
kosten verzorging moederplanten: € 90.720,00
€ 0,27 (€ 2,45 kosten verzorging moederplanten per 9 weken : 9 = € 0,27 per week)
x 12.000 moederplanten
x 28 weken (pleegperiode 1 februari 2012 t/m 14 augustus 2012, ongeveer 28 weken)
=€ 90.720,00
verzorgingskosten stekken: € 39.274,05
211.175 (het geschatte aantal verkochte hennepstekken) x € 0,15
(€ 0,20 (verzorgingskosten per hennepstek op basis van het Boom-rapport) – € 0,05 (kostprijs per plugstek, € 32,50 : 672 stekpluggen = € 0,05)
= € 31.676,25
+
50.652 (het geschatte aantal aangetroffen hennepstekken)
x € 0,15 (verzorgingskosten per hennepstek) = € 7.597,80
=
€ 39.274,05
De rechtbank schat de
totale kostendaarmee op een bedrag van
€ 194.761,39.
4.3.2.3. De netto opbrengst
De rechtbank schat de netto opbrengst in op een bedrag van (€ 274.527,50 opbrengst - € 194.761,39 kosten =) € 79.766,11.
4.3.2.4 De verdeling van de netto opbrengst
De rechtbank acht aannemelijk dat de veroordeelde een aanzienlijke rol heeft gehad bij deze kwekerij en daarom ook een aanzienlijk deel heeft verkregen van de opbrengst van de verkoop van hennepstekken die zijn gekweekt in deze kwekerij. Voor deze conclusie verwijst de rechtbank naar hetgeen zij eerder heeft overwogen over de aanzienlijke rol die de veroordeelde heeft gehad bij onder meer deze hennepkwekerij.
Gelet op de rol die de veroordeelde heeft gehad bij deze hennepkwekerij, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde in op 50% van de netto opbrengst, te weten € 39.883,05 (50% van € 79.766,11).
4.4.
De conclusie schatting wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat op (€ 130.195,46 + € 39.883,05 =)
€ 170.078,51.

5.De vaststelling van de betalingsverplichting

5.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, uitgaande van haar berekening, de betalingsverplichting moet worden vastgesteld op een bedrag van € 221.542,92, te weten het wederrechtelijk verkregen voordeel van € 246.158,79 verminderd met 10% (€ 24.615,87) wegens de overschrijding van de redelijke termijn.
5.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat indien de rechtbank van oordeel is dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, bij vaststelling van de betalingsverplichting rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door een korting toe te passen van 50%.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Op 25 april 2012 - bijna 11 jaar geleden - heeft het openbaar ministerie ter terechtzitting aangekondigd voornemens te zijn om een ontnemingsvordering in te dienen. De ontnemingszaak is uiteindelijk aangevangen met een schriftelijke vordering van het openbaar ministerie van 21 oktober 2013. De rechtbank neemt de datum van aankondiging als aanvangsdatum voor de beoordeling of sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, in deze zaak dus 25 april 2014. Gelet op het feit dat pas heden, te weten op 7 maart 2023, uitspraak wordt gedaan in de ontnemingszaak in eerste aanleg, concludeert de rechtbank dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn, te weten een overschrijding van bijna negen jaar. De redelijke termijn is geschonden in een mate, die de rechtbank zelden tegenkomt. In deze uitzonderlijk grote overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank voldoende aanleiding om een hogere korting toe te passen dan de officier van justitie, te weten een korting van 50%.
5.4
Conclusie vaststelling betalingsverplichting
De rechtbank komt daarmee, na toepassing van de korting van 50%, tot het oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling van een bedrag van
€ 85.039,- (de helft van € 170.078,-, afgerond) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

6.Het toepasselijke wetsartikel

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
7. De beslissing
De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 170.078,-;
legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
€ 85.039,-aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. F.C. Berg, rechter,
mr. C.M. Koole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2023.