ECLI:NL:RBDHA:2023:2567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
AWB 23/1827
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfscode 98 naar verblijfscode 32/33

Op 6 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam verzoekster] en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had verzocht om een voorlopige voorziening in het kader van haar bezwaar tegen de afwijzing van haar verzoek om omzetting van verblijfscode 98 naar verblijfscode 32/33. De voorzieningenrechter oordeelde dat het feit dat verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening mag afwachten, niet betekent dat zij rechtmatig verblijf heeft. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarin haar aanvraag voor wijziging van het doel van haar verblijfsvergunning was afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen rechtmatig verblijf heeft op basis van artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter benadrukte dat het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening niet automatisch rechtmatig verblijf oplevert en dat het afwachten van een verzoek geen schorsende werking heeft. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/1827

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 maart 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij brief van 15 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van verzoekster om haar verblijfscode 98 om te zetten naar de verblijfscode 32/33 afgewezen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dat verzoek staat nu ter beoordeling.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van verzoekster om haar verblijfscode 98 om te zetten naar de verblijfscode 32/33 afgewezen, omdat zij geen rechtmatig verblijf heeft. Bij besluit van 3 december 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning afgewezen, waartegen zij op 24 december 2021 bezwaar heeft gemaakt. Bij besluit van 24 november 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, waartegen verzoekster beroep heeft ingesteld en connex daaraan om een voorlopige voorziening heeft verzocht. De rechtbank heeft nog niet op dat beroep en verzoek beslist. Pas als het verzoek zou worden toegewezen, zou de verblijfscode van verzoekster wijzigen, aldus verweerder.
3. Verzoekster is het hier niet mee eens en stelt dat zij hangende het verzoek om voorlopige voorziening rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Uit paragraaf B1/7.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt immers dat de vreemdeling een eerste verzoek om voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten. Omdat verzoekster rechtmatig verblijf heeft, heeft verweerder de onjuiste verblijfscode toegepast en maakt zij geen aanspraak op verschillende sociale voorzieningen, heeft zij geen recht op een zorgverzekering, noch recht op een bijstandsuitkering, aldus verzoekster.
4. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening, al omdat het bezwaar van verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen redelijke kans van slagen heeft. Anders dan verzoekster betoogt, levert het indienen van een eerste verzoek om voorlopige voorziening immers nog geen rechtmatig verblijf op als bedoeld in artikel 8 van de Vw. Het mogen afwachten van een verzoek in Nederland betekent nog niet dat het verzoek ook schorsende werking heeft. Bovendien volgt het mogen afwachten van het verzoek uit beleid en is dat niet ‘bij of krachtens deze wet’, zoals bedoeld in artikel 8, onder h, van de Vw. Het stopzetten van de bijstandsuitkering is verder niet het gevolg van een onjuiste toepassing van de verblijfscode. De wijziging van de verblijfscode en stopzetting van de bijstand zijn immers het gevolg van het besluit van verweerder van 24 november 2022. Dit volgt ook uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 9 februari 2023 (ROT 23/505). Voor zover verzoekster het niet eens is met het besluit van 24 november 2022, zal zij dat in het daartegen ingediende beroep en het daaraan connexe verzoek aan de orde moeten stellen.
5. Het verzoek wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2023.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.