ECLI:NL:RBDHA:2023:2567
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verblijfscode 98 naar verblijfscode 32/33
Op 6 maart 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam verzoekster] en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had verzocht om een voorlopige voorziening in het kader van haar bezwaar tegen de afwijzing van haar verzoek om omzetting van verblijfscode 98 naar verblijfscode 32/33. De voorzieningenrechter oordeelde dat het feit dat verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening mag afwachten, niet betekent dat zij rechtmatig verblijf heeft. Verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarin haar aanvraag voor wijziging van het doel van haar verblijfsvergunning was afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster geen rechtmatig verblijf heeft op basis van artikel 8, onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter benadrukte dat het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening niet automatisch rechtmatig verblijf oplevert en dat het afwachten van een verzoek geen schorsende werking heeft. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.