ECLI:NL:RBDHA:2023:2564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
NL23.1131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de maatregel van bewaring van een Litouwse vreemdeling in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan de eiser, een Litouwse vreemdeling, de maatregel van bewaring is opgelegd. De maatregel is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 23 januari 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de procedure en de gronden van de maatregel van bewaring uitvoerig besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een gebrek in het voortraject, ondanks dat het proces-verbaal van de overname en ophouding pas op 27 december 2022 is ondertekend. Eiser heeft tijdig kennis kunnen nemen van het model M105, dat aan het dossier is toegevoegd voordat hij beroep had aangetekend. De rechtbank heeft ook de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld en geconcludeerd dat deze gronden de maatregel kunnen dragen. Eiser heeft niet betwist dat hij zich aan het toezicht heeft onttrokken en dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats heeft.

Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom er een tijdsbestek van drie weken is tussen het vluchtakkoord en de geplande vlucht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat verweerder geen aanleiding had om te volstaan met een lichter middel dan de maatregel van bewaring, aangezien er geen garantie is dat een lichter middel zou leiden tot het zelfstandig vertrek van eiser. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.1131
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.W.F. Menick),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 25 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Van Dijk- Bartuseviciene. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Litouwse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1993.
Voortraject
2. Ter zitting heeft de rechtbank de vraag aan de orde gesteld of er sprake is van een gebrek in het voortraject. Eiser is namelijk op 25 december 2022 overgenomen en opgehouden. Het proces-verbaal van de overname en ophouding (het zogenoemde model M105) is echter pas op 27 december 2022 ondertekend. Dit kan een gebrek in het voortraject opleveren.1 De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een gebrek in het voortraject. Verweerder heeft namelijk al vóórdat eiser beroep had aangetekend tegen het bestreden besluit het alsnog ondertekende model M105 aan het dossier toegevoegd. Eiser heeft van dit model M105 dan ook tijdig kennis kunnen nemen. Dit leidt ertoe dat de
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 5 april 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:1725.
omstandigheid dat het model M105 aanvankelijk niet was ondertekend een kwestie is die tot het voortraject behoort. Een dergelijke kwestie valt niet onder de reikwijdte van de ambtshalve toets die de rechtbank dient te verrichten.2
De gronden van de maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden de maatregel van bewaring kunnen dragen.
Voortvarendheid
5. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld aan zijn uitzetting. Op 6 januari 2023 heeft verweerder namelijk een vluchtakkoord ontvangen van de Litouwse autoriteiten. De vlucht is evenwel pas gepland op 27 januari 2023.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ter zitting voldoende heeft gemotiveerd waarom er tussen het vluchtakkoord en de daadwerkelijk vlucht een tijdsbestek van ongeveer drie weken is. Op 16 januari 2023 heeft verweerder van de Litouwse autoriteiten vernomen dat zij een laissez passer zullen afgeven op 23 januari 2023. Verweerder kon daardoor slechts een vlucht boeken die gelegen was ná 23 januari 2023. Tegen die achtergrond is de geplande vlucht van 27 januari 2023 niet dermate ver in de tijd gelegen, dat dit het oordeel rechtvaardigt dat verweerder de uitzetting van eiser onvoldoende voortvarend ter hand heeft genomen.
Lichter middel
7. Eiser stelt verder dat verweerder had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Eiser wil namelijk aan het werk in Nederland en geld verdienen. Verweerder had daarom ook kunnen volstaan met het opleggen van een meldplicht.
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen aanleiding heeft hoeven zien om te volstaan met het opleggen van een lichter middel. Een lichter middel zou moeten leiden tot
2 Zie de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.
het zelfstandig vertrek van eiser. Gelet op de aan de maatregel ten grondslag gelegde zware en lichte gronden en de motivering daarvan, is er geen garantie dat een lichter middel zal leiden tot het zelfstandig vertrek van eiser. Een lichter middel zal dus niet doeltreffend zijn. Dat eiser in Nederland wil werken en geld wil verdienen, wijst er evenmin op dat hij van plan is om zelfstandig te vertrekken uit Nederland. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
9. Tot slot overweegt de rechtbank dat zij met inachtneming van de al genoemde ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is3 niet van oordeel is dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
3 ECLI:EU:C:2022:858.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
25 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.