ECLI:NL:RBDHA:2023:2561
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over asielaanvraag en proceskostenvergoeding na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 26 januari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek om een verweerschrift in te dienen. Op 21 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Aangezien de staatssecretaris de asielaanvraag heeft ingewilligd terwijl het beroep nog aanhangig was, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit bedrag is berekend op basis van een punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837, vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.