ECLI:NL:RBDHA:2023:2553

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
C/09/634722 / FA RK 22-5833
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en geslachtsnaam van een minderjarige in het kader van gezamenlijk gezag tussen moeder en stiefvader

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 13 januari 2023, is het verzoek van de moeder en de stiefvader om gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige] toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de vader van [minderjarige] sinds hun scheiding in 2012 geen contact meer hebben gehad, waardoor de moeder feitelijk alleen het gezag heeft uitgeoefend. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag wordt gewijzigd, zodat de stiefvader ook juridisch betrokken wordt bij de opvoeding. De rechtbank heeft ook de geslachtsnaam van [minderjarige] gewijzigd van '[huidige geslachtsnaam]' naar '[geslachtsnaam 1]', omdat [minderjarige] een sterke band heeft met zijn stiefvader en deze naam ook in de praktijk gebruikt. De rechtbank heeft de belangen van de vader in overweging genomen, maar oordeelt dat de wijziging van het gezag en de geslachtsnaam in het belang van [minderjarige] is. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. A.M. van der Vliet, bijgestaan door griffier mr. A.M. Lokhorst.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-5833
Zaaknummer: C/09/634722
Datum beschikking: 13 januari 2023

Gezag en geslachtsnaamwijziging

Beschikking op het op 31 augustus 2022 ingekomen verzoek van:

[verzoeker 1]

de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G. van der Steen, gevestigd te Den Haag .
en

[verzoeker 2] ,

de stiefvader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G. van der Steen, gevestigd te Den Haag .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers, gevestigd te Tilburg .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
 het verzoekschrift;
 het bericht met de referteverklaring van de vader, binnen gekomen op 6 december 2022.
Op 16 december 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
 de moeder en de stiefvader, bijgestaan door hun advocaat;
 [Medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
De vader is, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, niet op de zitting verschenen.
De minderjarige, [minderjarige] , heeft in het gesprek met de kinderrechter zijn mening gegeven.

Verzoek

De moeder verzoekt:
 het ouderlijk gezag over [minderjarige] te wijzigen in die zin dat de moeder voortaan het eenhoofdig gezag over [minderjarige] zal uitoefenen;
De moeder en stiefvader verzoeken:
 het ouderlijk gezag over [minderjarige] te wijzigen in die zin dat de moeder en stiefvader voortaan het gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen;
 de geslachtsnaam van [minderjarige] te wijzigen, primair van “ [huidige geslachtsnaam] ” naar “ [geslachtsnaam 1] ” en subsidiair van “ [huidige geslachtsnaam] ” naar “ [geslachtsnaam 2] ”;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

 De moeder en de vader zijn gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2002 tot [datum scheiding] 2012.
 De moeder en de vader zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] .
 De moeder en de vader oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.

Beoordeling

Gezamenlijk gezag tussen de moeder en de stiefvader
Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253n tweede lid, in samenhang met artikel 1:251 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechtbank bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Op grond van artikel 1:253t lid 1 BW kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten.
Op grond van 1:253t lid 2 BW kan dit verzoek, ingeval het kind tevens in een familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, slechts worden toegewezen indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad; en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag over het kind belast is geweest.
In artikel 1:253t lid 3 BW is bepaald dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
Inhoudelijke beoordeling
Tussen de vader en [minderjarige] is er sinds het derde levensjaar van [minderjarige] geen contact meer. De vader heeft dus al jaren geen zicht meer op het leven van [minderjarige] . Hierdoor heeft de moeder al geruime tijd feitelijk alleen, althans zonder de vader, het gezag over [minderjarige] uitgeoefend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat het gezag over hem wordt gewijzigd, in die zin dat het gezag over hem voortaan alleen aan de moeder toekomt. Op deze wijze wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de sinds lange tijd bestaande feitelijke situatie.
Verder stelt de rechtbank vast dat [minderjarige] een warme en bestendige relatie met zijn stiefvader heeft opgebouwd en dat zijn stiefvader al sinds het derde levensjaar van [minderjarige] samen met de moeder voor hem zorgt en hem opvoedt. [minderjarige] ziet hem als zijn vader en noemt hem papa. Ook na het uiteengaan van de moeder en de stiefvader zijn zij gezamenlijk voor [minderjarige] blijven zorgen en hebben zij in samenspraak beslissingen over hem genomen, zoals de tussen hen overeengekomen zorgregeling en beslissingen rondom de school van [minderjarige] .
Aan het vereiste dat [minderjarige] en de stiefvader in een nauwe persoonlijke betrekking tot elkaar staan en aan het vereiste dat de moeder en de stiefvader op de dag van het verzoek gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een jaar gezamenlijk voor [minderjarige] hebben gezorgd, is dan ook voldaan.
Ook stelt de rechtbank vast dat [minderjarige] in het gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven dat het zijn uitdrukkelijke wens is dat zijn stiefvader het gezag over hem krijgt. Bovendien heeft de vader door middel van zijn referteverklaring aangegeven dat hij kan instemmen met het verzoek. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van gegronde vrees dat, bij inwilliging van het verzoek van de moeder en de stiefvader om gezamenlijk met het gezag te worden belast, de belangen van [minderjarige] , mede rekening houdend met de belangen van de vader, zouden worden verwaarloosd.
Het voorgaande betekent dat alleen de termijn van drie jaar, gedurende welke termijn de moeder alleen met het gezag over het kind belast moet zijn geweest, aan toewijzing van het verzoek in de weg staat. Aan dit vereiste wordt niet voldaan, nu pas bij deze beschikking wordt bepaald dat de vader niet langer het gezag over [minderjarige] uitoefent. De moeder en stiefvader hebben verzocht om van dit vereiste af te wijken, nu toewijzing van het verzoek in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] woont deels bij de stiefvader en daarom is het in zijn belang dat hij in een formeel juridische betrekking tot de stiefvader komt te staan, zodat verschillende zaken, zowel op juridisch als financieel gebied, voor [minderjarige] geregeld kunnen worden. Indien nog drie jaar gewacht moet worden, zal [minderjarige] meerderjarig zijn.
De rechtbank ziet aanleiding om in dit geval voorbij te gaan aan deze wettelijke termijn van drie jaar. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het vereiste dat de ouder reeds ten minste drie jaar met eenhoofdig ouderlijk gezag is belast, is gesteld om lichtvaardig gebruik van het in dit artikel mogelijk gemaakte gezamenlijk gezag te voorkomen: na een scheiding kan niet op korte termijn met een nieuwe partner het gezag worden verkregen, eerst dient de situatie van de ouder die met het gezag is belast in relatie tot de andere ouder bestendig te zijn (Nota n.a.v. het Verslag, Kamerstukken II1995/96, 23 714, nr. 6, p. 9). De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige situatie geen sprake is van lichtvaardig gebruik van de mogelijkheid om gezamenlijk gezag te verkrijgen. De vader en de moeder zijn immers al geruime tijd uit elkaar en de moeder heeft - zoals hierboven al is overwogen - al die tijd feitelijk zonder de vader het gezag over [minderjarige] uitgeoefend. De rechtbank neemt bovendien in aanmerking dat de moeder en de stiefvader, ook na de beëindiging van hun affectieve relatie, gezamenlijk voor [minderjarige] zijn blijven zorgen. Dit maakt dat de ouderrelatie tussen de moeder en de stiefvader bestendig is. Gezien het voorgaande zal de rechtbank het verzoek om de moeder en de stiefvader gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten, toewijzen.
Geslachtsnaamwijziging
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige] van ‘ [huidige geslachtsnaam] ’ in ‘ [geslachtsnaam 1] ’ kan worden toegewezen. De rechtbank legt die beslissing als volgt uit.
De rechtbank onderschrijft het door de Raad naar voren gebrachte uitgangspunt dat terughoudend moet worden omgegaan met een wijziging van de geslachtsnaam van een kind. Gelet op de gevolgen van een dergelijke wijziging dient daartoe niet lichtvaardig te worden besloten. De geslachtsnaam van een kind behoort tot zijn identiteits- en afstammingskenmerken, die altijd bij hem blijven, ook nadat hij volwassen is geworden.
Er moet dan ook in beginsel terughoudend met een geslachtsnaamwijziging worden omgegaan, met name als het gaat om het wijzigen van de geslachtsnaam van een kind in die van de stiefouder. Toch kan onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van het kind zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit bij [minderjarige] het geval is.
[minderjarige] heeft een sterke band met zijn stiefvader, beschouwt hem als zijn vader en noemt hem ook papa. De wens van [minderjarige] om dezelfde naam te dragen is naar het oordeel van de rechtbank authentiek en diep geworteld. Uit het gesprek met [minderjarige] en de ouders is gebleken dat [minderjarige] zelf nadrukkelijk voor de naam van zijn stiefvader heeft gekozen.
Hij gebruikt deze geslachtsnaam ook al in de praktijk, bijvoorbeeld in zijn mailaccount.
De rechtbank begrijpt de vrees van de Raad dat de naamswijziging een complicerende factor kan zijn als [minderjarige] in de toekomst eventueel contact zoekt met zijn vader. Deze onzekere toekomstverwachting weegt voor de rechtbank echter niet zwaarder dan het huidige belang van [minderjarige] bij toewijzing van het verzoek. Voor [minderjarige] is het erg belangrijk dat er op dit moment naar zijn wens wordt geluisterd. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van [minderjarige] zelf, de moeder en de stiefvader de overtuiging gekregen dat er binnen het gezin nog steeds ruimte is voor het feit dat de vader de biologische vader van [minderjarige] is.
De moeder en de stiefvader staan immers open voor contact tussen [minderjarige] en zijn vader als [minderjarige] daar in de toekomst aan toe is. Een naamswijziging zal dat niet veranderen, en zou juist bij [minderjarige] tot (meer) verzet tegen zijn biologische vader kunnen leiden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het belang van [minderjarige] zich niet verzet tegen wijziging van zijn geslachtsnaam.

BeslissingDe rechtbank:

wijzigt het gezag over de minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , in die zin dat:
 de vader, [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] , niet langer belast zal zijn met het gezag over de minderjarige;
 de moeder, [verzoeker 1] geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] , en de stiefvader, [verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum] 1965 te
[geboorteplaats] , worden belast met het gezamenlijk gezag over de minderjarige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige in die zin dat de geslachtsnaam zal zijn “ [geslachtsnaam 1] ” in plaats van “ [huidige geslachtsnaam] ”;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte, voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats gemeente] , in die zin dat de geslachtsnaam van de minderjarige wordt gewijzigd in “ [geslachtsnaam 1] ”;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld - een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
[plaats gemeente] , teneinde de hiervoor vermelde latere vermelding toe te voegen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, kinderrechter, bijgestaan door
mr. A.M. Lokhorst als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 13 januari 2023.