ECLI:NL:RBDHA:2023:2537

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
10265827 EJ VERZ 23-70065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtigingsverzoek tot verwerping van de nalatenschap namens minderjarigen met Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 28 februari 2023 een beschikking gegeven op een machtigingsverzoek tot verwerping van de nalatenschap namens twee minderjarigen. De minderjarigen, geboren in 2007 en 2008, wonen in Duitsland en hebben de Nederlandse nationaliteit. Het verzoek is ingediend door hun wettelijk vertegenwoordigers, die ook in Duitsland wonen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is op basis van de Verordening (EU) 2019/1111 (Brussel-II ter), omdat de minderjarigen een nauwe band met Nederland hebben en de ouders schriftelijk hebben ingestemd met de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. De overledene woonde in Nederland en de nalatenschap bevindt zich grotendeels in Nederland, wat de nauwe band verder versterkt.

De kantonrechter heeft ook beoordeeld dat het Nederlandse recht van toepassing is op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. De verzoekers hebben voldoende informatie verstrekt om te beoordelen of de toewijzing van het verzoek in het belang van de minderjarigen is. Aangezien er geen aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is, heeft de kantonrechter besloten het verzoek toe te wijzen. De beschikking bepaalt dat de verzoekers zich binnen twee maanden na de uitspraak met de machtiging tot de bevoegde rechtbank moeten wenden om de verwerping van de nalatenschap te bewerkstelligen. De beschikking is gegeven door mr. A.J. Japenga en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
RW/NAV
Zaaknr.: 10265827 EJ VERZ 23-70065

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[naam01] ,
[naam02] ,
beiden wonende te [woonplaats01] , [adres01] ,
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van:

[minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2007,

[minderjarige02] ,geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2008,
beiden wonende en verblijvende te [woonplaats01] , [adres01] ,
hierna te noemen: de minderjarigen.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 19 december 2022;
- de brief van [naam02] , ontvangen op 18 januari 2023.

Beoordeling

Verzocht wordt een machtiging om namens de minderjarigen de nalatenschap van
[erflater01], overleden op [datum overlijden01] 2022 in de gemeente [plaats01] , te verwerpen.
De minderjarigen hebben hun gewone verblijfplaats niet in Nederland. Daarom moet beoordeeld worden of de Nederlandse rechter bevoegd is om over het verzoek te beslissen.
De minderjarigen hebben hun gewone verblijfplaats in een land dat behoort tot de Europese Unie en het verzoek is ingediend ná 1 augustus 2022. Daarom is de Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad van Europa van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (Brussel-II ter) van toepassing. Op grond van artikel 10 lid 1 en lid 2 Brussel-II ter is de Nederlandse rechter bevoegd, indien de minderjarigen een nauwe band hebben met Nederland èn de partijen vrijwillig schriftelijk hebben ingestemd met de bevoegdheid van de Nederlandse rechter
èn de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van de minderjarigen wordt gerechtvaardigd.
In dit geval staat vast dat de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben. Daaruit blijkt dat de minderjarigen een nauwe band met Nederland hebben. Verder wordt de nauwe band die de minderjarigen met Nederland hebben nog versterkt door het feit dat de overledene in Nederland woonde en de nalatenschap zich (grotendeels) in Nederland bevindt. De ouders hebben door het gezamenlijk indienen van het verzoek vrijwillig schriftelijk ingestemd met de bevoegdheid van de Nederlandse rechter. Er is voldoende informatie aan de kantonrechter verstrekt, zodat de kantonrechter goed kan beoordelen of toewijzing van het verzoek wel of niet in het belang van de minderjarigen is. Nu er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, staat daarmee ook voldoende vast dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van de minderjarigen wordt gerechtvaardigd. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Nu op grond van de artikelen 262 tot en met 268 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geen andere rechter wordt aangewezen, is de kantonrechter te Den Haag bevoegd om over dit verzoek te beslissen.
De vraag welk recht in dit geval moet worden toegepast moet worden beantwoord aan de hand van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996. Op grond van artikel 15 lid 1 van dit verdrag geldt dat Nederlands recht van toepassing is als de Nederlandse rechter bevoegd is. De kantonrechter zal daarom het Nederlandse recht toepassen.
Toewijzing van het verzoek is in het belang van de minderjarigen. De kantonrechter zal de verzochte machtiging daarom verlenen.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verleent de gevraagde machtiging;
  • bepaalt dat verzoekers zich binnen twee maanden na heden met deze machtiging tot de daartoe bevoegde rechtbank dienen te wenden om de verwerping van de nalatenschap te bewerkstelligen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Japenga, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2023.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep
worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal)
is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat
deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.