ECLI:NL:RBDHA:2023:2530

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
AWB 23/1697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake opvang ontheemden uit Oekraïne

Op 24 februari 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een ontheemde uit Oekraïne. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een mededeling van de burgemeester van Breda, waarin werd aangegeven dat hij de gemeentelijke opvang voor ontheemden uiterlijk op 27 februari 2023 moest verlaten. De verzoeker had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarin hij vroeg om de opvang te continueren tot twee weken na de beslissing op zijn bezwaarschrift. De burgemeester had op 21 februari 2023 schriftelijk verweer gevoerd tegen het verzoek.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester geen beslissingsbevoegdheid heeft over wie als ontheemde wordt aangemerkt, aangezien dit aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is voorbehouden. De mededeling van de burgemeester werd niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beschouwd, maar als een feitelijke handeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker geen recht had op opvang, omdat hij volgens de IND niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming viel. Bovendien was er geen reden om de huidige opvang voor de verzoeker voort te zetten, gezien de wachtlijst en de beperkte opvangcapaciteit in Breda.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De uitspraak werd op dezelfde dag telefonisch meegedeeld aan de gemachtigden van beide partijen en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 23/1697
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

gemachtigde: mr. A. Kortrijk
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder,

gemachtigden: mr. D. van Tilborg en mr. E.J.M. van der Ploeg.

Procesverloop

Verzoeker heeft bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda bezwaar gemaakt tegen de aan hem gerichte brief van de gemeente Breda van 9 februari 2023 waarin wordt meegedeeld dat hij de gemeentelijke opvang voor ontheemden uit Oekraïne uiterlijk op maandag 27 februari 2023 om 08.00 uur moet verlaten.
Verzoeker heeft hangende dit bezwaar een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, inhoudende dat wordt bepaald dat de huidige opvang wordt gecontinueerd tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift.
Dit verzoekschrift is doorgezonden naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg.
Verweerder heeft op 21 februari 2023 schriftelijk verweer gevoerd.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 februari 2023 op zitting behandeld. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Verder waren voor verweerder aanwezig: P. de Kort en N. van Heugten. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter is een voorlopig oordeel dat de bodemrechter niet bindt.
2. Bij brief van 9 februari 2023 heeft de locatiemanager namens de gemeente Breda aan verzoeker meegedeeld: “U heeft van de Immigratie- en Naturalisatiedienst geen rechtsbewijs ontvangen (Sticker of O-document). Dit betekent dat u niet onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming Oekraïne valt. Dit heeft tot gevolg dat u geen recht heeft op opvang onder de Regeling opvang ontheemden Oekraïne en dus de Gemeentelijke opvang moet verlaten. […]” (verder: de mededeling).
3. De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld naar het rechtskarakter van de mededeling, met het oog op zijn bevoegdheid tot het treffen van een voorlopige voorziening.
4. Met het Uitvoeringsbesluit van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 2022, [1] ter uitvoering van de Richtlijn Tijdelijke bescherming [2] (het Uitvoeringsbesluit) is besloten tot het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne. Nederland heeft in aanvulling op het Uitvoeringsbesluit ook andere groepen aangewezen die een beroep kunnen doen op tijdelijke bescherming. [3] De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeelt of een vreemdeling behoort tot één van de groepen die aldus tijdelijke bescherming genieten. Als bewijs hiervan wordt de vreemdeling door de IND namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het bezit gesteld van een verblijfssticker of een ontheemdendocument. De Regeling opvang ontheemden Oekraïne [4] (de Regeling) draagt de burgemeester op zorg te dragen voor de opvang van ontheemden die tijdelijke bescherming genieten. [5]
5. De mededeling aan verzoeker moet gelet op het voorgaande worden geacht te zijn gedaan namens de burgemeester van Breda, verweerder. Verweerder heeft laten weten dat het bezwaar voor behandeling aan hem is doorgezonden.
6. De voorzieningenrechter leidt uit het hiervoor genoemde beoordelingskader af dat de burgemeester slechts belast is met de uitvoering van (“draagt zorg voor”) de opvang zoals deze van rechtswege toekomt aan ontheemden in de hiervoor bedoelde zin. De burgemeester heeft geen beslissingsbevoegdheid over de vraag wie is aan te merken als ontheemde. Hiervoor dient hij af te gaan op het oordeel van de IND. Evenmin is gebleken van een publiekrechtelijke grondslag om te beslissen over het bieden van opvang aan vreemdelingen die niet behoren tot de één van de groepen ontheemden uit Oekraïne.
7. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de mededeling geen rechtsgevolgen kent en dus geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit neemt niet weg dat de mededeling een feitelijke handeling betreft van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, zoals bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De voorzieningenrechter volgt niet het betoog ter zitting van verweerder op dit punt, dat de Regeling geen uitvoering zou geven aan de Vw. Zoals verweerder terecht opmerkt, is de opdracht aan de burgemeester om feitelijk zorg te dragen voor opvang vormgegeven via het zogenaamde staatsnoodrecht, neergelegd in de Wet verplaatsing bevolking. [6] Zoals echter hiervoor al is overwogen betreft dit een kwestie van uitvoering. Het recht op opvang volgt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit de geboden tijdelijke bescherming en het daaraan gekoppelde rechtmatig verblijf, op basis van de Vw. [7]
8. Gelet hierop heeft verzoeker bezwaar kunnen maken bij verweerder en is de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, bevoegd tot het treffen van een voorlopige voorziening. Gelet op de aangekondigde beëindiging van de opvang op maandag 27 februari 2023 is verder de onverwijlde spoed gegeven.
9. Niet in geschil is dat verzoeker volgens de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (IND) geen ontheemde is in de zin van artikel 1 van de Regeling. Verweerder stelt zich met verwijzing naar deze beoordeling dan ook terecht op het standpunt dat verzoeker geen recht heeft op een plaats in de gemeentelijke opvang voor ontheemden uit Oekraïne.
10. Namens verzoeker is aangevoerd dat hij tegen de beoordeling van de IND bezwaar heeft gemaakt. Verzoeker stelt dat het onderzoek van de IND te summier is geweest en dat het bezwaar daartegen daarom kansrijk moet worden geacht. Om die reden is het volgens hem niet doelmatig en niet redelijk dat de uitkomst van het bezwaar bij de IND niet wordt afgewacht. Wat verzoeker hier aanvoert, is echter ter beoordeling van de IND en valt buiten de beoordeling die verweerder in het bij hem aanhangige bezwaar zal moeten maken. In de enkele mogelijkheid dat de IND zijn oordeel in bezwaar herroept ziet de voorzieningenrechter geen basis voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening tegen verweerder. De voorzieningenrechter merkt in dit verband nog op dat verzoeker - om zijn moverende redenen - bewust geen verzoek om voorlopige voorziening heeft gericht tegen het oordeel van de IND.
11. Verder is van belang dat verweerder - onbestreden - heeft gesteld dat de opvangvoorziening voor ontheemden in Breda volledig bezet is en dat er een aanzienlijke wachtlijst is. Weliswaar wordt de opvangcapaciteit in Breda per ingang van 1 maart 2023 geleidelijk aan opgeschaald, maar die extra plaatsen houden verband met de blijvende instroom van ontheemden en zijn ook bedoeld voor rechthebbenden die momenteel nog in de particuliere opvang verblijven. Het (voorlopig) continueren van de opvang van niet-rechthebbenden zou er op enig moment toe leiden dat aan rechthebbenden geen opvang kan worden geboden. Zeker nu in het geheel niet duidelijk is op welke termijn de IND op het bezwaar van verzoeker zal kunnen beslissen, pleit dit tegen het inwilligen van het verzoek.
12. Daarbij is niet in geschil dat verzoeker, die geregistreerd is als asielzoeker, in aanmerking komt voor opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De enkele omstandigheid dat verzoeker zich eerst moet melden in een aanmeldcentrum om dat recht op opvang te effectueren, acht de voorzieningenrechter niet meteen zo bezwarend, dat van verweerder zou moeten worden verlangd dat deze de huidige opvang aan verzoeker (voorlopig) voortzet. Door verzoeker zijn geen bijzondere, individuele feiten of omstandigheden gesteld die zouden moeten leiden tot een andere afweging.
13. Bij deze stand van zaken zal het bezwaar van verzoeker tegen de mededeling van de burgemeester naar verwachting dan ook ongegrond worden verklaard. Gelet hierop is er geen reden voor het treffen van een voorlopige voorziening
.
14. Het verzoek zal worden afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld aan de gemachtigde van verzoeker op 24 februari 2023 om 16:17 uur en aan de gemachtigde van verweerder op 24 februari 2023 om 16.20 uur.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van de Europese Unie van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
2.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van de Europese Unie 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
3.Artikel 3.9a, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000, gelezen in samenhang met artikel 3.1a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 april 2022, nummer 3936963, houdende regels voor de huisvesting en verzorging van ontheemden als gevolg van het oorlogsgeweld in Oekraïne, Staatscourant 2022, 9469.
5.Artikel 1 en 2 van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne.
6.Zie hiervoor artikel 4 van de Wet verplaatsing bevolking, in samenhang met het Besluit van 31 maart 2022, houdende de inwerkingstelling van de artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking, Staatsblad 2022, 133.
7.Zie artikel 1 van de Vw en artikel 8, onder f en h,van de Vw.