ECLI:NL:RBDHA:2023:2518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
NL22.17416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 27 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 7 november 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks zijn beroep gehandhaafd, met de stelling dat verweerder geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft voor het deel van het beroep dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft echter zijn beroep willen handhaven voor zover het gaat om de bestuurlijke dwangsom. De rechtbank wijst erop dat sinds 11 juli 2021 de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor in asielzaken geen bestuurlijke dwangsom kan worden verbeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het uitsluiten van de mogelijkheid tot het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom in strijd is met het Unierecht, maar in dit geval is de rechterlijke dwangsom niet aan de orde omdat verweerder al op de asielaanvraag heeft beslist.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wil. Desondanks wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, omdat eiser het recht had om beroep in te stellen tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.17416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 27 november 2021.
Verweerder is niet ingegaan op het verzoek om een verweerschrift in te dienen.
Bij besluit van 7 november 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiser medegedeeld dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op eisers asielaanvraag, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft zijn beroep willen handhaven voor zover verweerder in het besluit van 3 november 2022 heeft geconcludeerd dat hij aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen verschuldigd is. De rechtbank begrijpt eisers reactie op het inwilligende besluit 7 november 2022 aldus dat hij aanvoert dat een bestuurlijke dwangsom moet worden vastgesteld omdat een rechterlijke dwangsom kan worden opgelegd.
3. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet) bepaald dat artikelen 4:17 tot en met 4:10, afdeling 8.2 en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Dit artikel sluit daarmee uit dat in een asielzaak een bestuurlijke dwangsom (zoals bedoeld in artikel 8:55c van de Awb) wordt verbeurd en een rechterlijke dwangsom dwangsom (zoals bedoeld in artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb) wordt opgelegd.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft zich in twee uitspraken van 30 november 2022 [1] uitgelaten over de verbindendheid van artikel 1 van de Tijdelijke wet voor zover dat artikel de mogelijkheid uitsluit dat verweerder in de asielprocedure een bestuurlijke, dan wel rechterlijke dwangsom verbeurt. Het afschaffen van de rechterlijke dwangsom in asielzaken heeft de Afdeling in strijd met het Unierecht geacht. Artikel 1 van de Tijdelijk wet is in zoverre onverbindend. Dit betekent dat de bestuursrechter óók in asielprocedures, indien het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt dat verweerder binnen een door de rechtbank gestelde termijn alsnog een besluit neemt en aan de uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven. In het geval van eiser heeft verweerder echter al gedurende de beroepsprocedure (inwilligend) op de asielaanvraag beslist. De rechterlijke dwangsom is hier daarom niet aan de orde. Naar het oordeel van de Afdeling is het uitsluiten van het verbeuren van een bestuurlijke dwangsom niét in strijd met het Unierecht.
5. Nu artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag beroep heeft kunnen instellen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.