ECLI:NL:RBDHA:2023:2514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
09-184874-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak in vereniging met aanzienlijke buit en onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een brutale woninginbraak in Voorhout op 5 november 2021. De verdachte, die naar Marokko was vertrokken en nog niet was aangehouden, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met braak. Tijdens de inbraak werd een grote hoeveelheid geld, goud en sieraden buitgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de inbraak een gerichte actie was, mogelijk na voorverkenning, en dat de verdachte en zijn mededader(s) zich toegang tot de woning hadden verschaft door middel van braak.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevolgd. De verdachte werd wettig en overtuigend bewezen geacht betrokken te zijn geweest bij de inbraak, mede op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen in de gebruikte auto. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou betekenen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf was verschaft door middel van braak. De uitspraak benadrukt de impact van inbraken op de slachtoffers en de samenleving, en de noodzaak van een passende straf voor dergelijke misdrijven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/184874-22
Datum uitspraak: 3 maart 2023
Tegenspraak (art. 279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
BRP- [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 17 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle en van hetgeen door de raadsman mr. J.G.M. Dassen naar voren is gebracht.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Ter terechtzitting heeft mr. R.A. Kamphuis, advocaat, melding gemaakt van twee schriftelijke verklaringen en het verzoek tot schadevergoeding nader toegelicht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2021 te Voorhout, gemeente Teylingen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een (groot) geldbedrag (van circa 155.000 euro) en/of een (grote) hoeveelheid goud
(van circa 20 x 100 gram) en/of één of meer horloges en/of sieraden, in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken. In zijn pleidooi heeft de raadsman op onderdelen verwezen naar wat de raadsman van de medeverdachte heeft aangevoerd. Dit levert geen uitdrukkelijk onderbouwde standpunten over het bewijs op. De rechtbank zal hierna slechts uitdrukkelijk op het aangevoerde ingaan voor zover de responsieplicht dat van haar verlangt.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 november 2021 een inbraak heeft plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer] aan [adres 2] in Voorhout. Het is een feit van algemene bekendheid dat Voorhout in de gemeente Teylingen ligt. Bij de inbraak is de schuifpui van de woning geforceerd en is de kluis die in een slaapkamer stond, opengebroken. Bij de inbraak zijn een grote hoeveelheid geld en goud, horloges en een sieraad weggenomen.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte betrokken is geweest bij deze inbraak. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
Aantreffen Ford Puma
Uit de verklaring van [getuige] blijkt dat hij zich op 5 november 2021 omstreeks 20:05 uur – kort na de inbraak – bevond op [locatie 1] . [getuige] heeft twee personen in de richting van een Ford Puma met [kenteken] zien rennen en heeft gezien dat de knipperlichten van deze auto aan- en uitgingen. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat in deze auto goederen zijn aangetroffen die van aangever afkomstig zijn, te weten twee goudstaven en een horlogebox. Gelet op deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat voornoemd voertuig door de inbrekers is gebruikt als vervoermiddel van en naar de woning van aangever.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat DNA van [medeverdachte] is aangetroffen op het stuurwiel van de auto alsmede op een mondkapje dat in de auto lag. Ook is in de auto het rijbewijs van [medeverdachte] aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook dat DNA in de auto is aangetroffen van de verdachte, namelijk op een pet van het merk Snipes, een handschoenenspoor op het glas van de horlogebox en een rietje in een blikje Red Bull. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte en [medeverdachte] op enig moment in de Ford Puma hebben gezeten.
Tijdslijn 5 november 2021Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de blauwe Ford Puma op 5 november 2021 tussen 15:30 uur en 16:30 uur vanuit de nabijheid van de woonadressen van de verdachte en [medeverdachte] is vertrokken. Uit de navigatiegegevens van het voertuig – die forensische opsporing heeft uitgelezen en geverbaliseerd – blijkt dat de auto een tussenstop heeft gemaakt bij [tankstation] (Hoofddorp) en daar heeft stilgestaan tussen 17:59 en 18:04. Op de beelden van het tankstation is te zien dat een blauwe Ford Puma bij een pomp stopt en daar staat van 17:59 tot 18:04. Uit deze auto stappen drie mannen. [verbalisant 1] heeft twee van deze mannen herkend als [medeverdachte] en de verdachte. Ook is verdachte herkend door zijn neef [naam] op een still van de camerabeelden van het tankstation. De rechtbank acht de herkenningen betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Zij betrekt hierbij dat [verbalisant 1] duidelijk heeft uitgelegd hoe hij tot een herkenning is gekomen, namelijk door het rijbewijs van [medeverdachte] te vergelijken met de camerabeelden van het tankstation en een politiefoto van de verdachte te vergelijken met die beelden. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat de verdachte en [medeverdachte] te zien zijn op de beelden van het tankstation en dat zij beiden weer in de Ford Puma zijn vertrokken na het bezoek aan het tankstation.
Uit de navigatiegegevens blijkt dat de Ford Puma op 5 november 2021 tussen 18:20 uur en 18:45 uur vanaf het tankstation naar [locatie 1] is gereden. [verbalisant 2] , die de camerabeelden van [adres 3] heeft bekeken, heeft verklaard dat op de beelden te zien is dat tussen 18:47 uur en 19:00 uur twee personen via het balkon de woning betreden en dat deze personen de woning weer uit lopen met een grote, gevulde zak. De rechtbank leidt hieruit af dat tussen 18:47 uur en 19:00 uur goederen uit de woning aan [locatie 1] zijn weggenomen.
Uit de navigatiegegevens van de Ford Puma blijkt ook dat de auto tussen 19:01 uur en 20:08 uur een reisbeweging heeft gemaakt van [locatie 1] naar [locatie 2] in Zoetermeer, het adres van de zus van de verdachte, en vanuit daar opnieuw terug is gereden naar [locatie 1] . [verbalisant 2] heeft verklaard dat dezelfde twee personen – gebaseerd op overeenkomsten in kleding – omstreeks 20:09 uur opnieuw (proberen) de woning te betreden, maar dat zij werden gestoord en wegvluchten.
[verbalisant 1] heeft aan de hand van een vergelijking van de camerabeelden van [adres 2] en de camerabeelden van het tankstation geconcludeerd dat de kleding en schoenen die door [medeverdachte] en de verdachte worden gedragen bij het tankstation op vele punten overeenkomen met de kleding en schoenen die de inbrekers bij [adres 2] droegen.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de persoon op de stills van de inbraak op pagina 288 e.v. van het dossier de verdachte is. De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de kleding van de persoon bij het tankstation dezelfde kleding is als de kleding die de inbreker draagt.
De rechtbank overweegt dat [verbalisant 1] specifieke overeenkomsten heeft genoemd die op verschillende kledingstukken (jas, trui en broek) en schoenen zichtbaar zijn. Deze overeenkomsten – in samenhang bezien – zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor de conclusie dat de personen bij het tankstation, waarvan is komen vast te staan dat dit [medeverdachte] en de verdachte zijn geweest, ook de personen zijn die op de camerabeelden bij de woning op [locatie 1] te zien zijn. De verdachte is naar het buitenland vertrokken en heeft geen verklaring afgelegd, zodat hij die redengevendheid niet heeft ontzenuwd.
Slotoverweging en conclusie
Op grond van al het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met [medeverdachte] het ten laste gelegde feit heeft begaan. De samenwerking bestond uit de uitvoering van een gezamenlijk, vooropgezet plan.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 5 november 2021 te Voorhout, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een ander, een groot geldbedrag en een grote hoeveelheid goud (van circa 20 x 100 gram) en horloges en
een sieraad, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
ditzich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft
door middel van braaken die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak, waarbij veel buit is gemaakt. Het gaat hier om een gerichte, planmatige en brutale daad, waarbij het er gelet op de uitgelezen navigatiegegevens alle schijn van heeft dat een dag eerder met hetzelfde voertuig een voorverkenning heeft plaatsgevonden. De verdachten wisten precies waar in de woning iets te halen viel, namelijk vooral in de kluis die zich in de slaapkamer bevond. Zij zijn maar korte tijd in de woning geweest, hebben een vermogen buitgemaakt en enkel die bewuste slaapkamer overhoop gehaald. De verdachten zijn toegeslagen op het moment dat er niemand thuis was en zijn zelfs een tweede keer het huis ingegaan.
Uit de schriftelijke verklaringen van aangever en zijn echtgenote – die onderdeel uitmaken van het dossier – blijkt dat het handelen van de verdachten een forse inbreuk heeft gemaakt op de privacy en het veiligheidsgevoel van de bewoners. Inbraken als deze dragen daarnaast bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving en rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Strafblad en overige persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 februari 2023. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij vijfmaal eerder onherroepelijk is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor vermogensfeiten. Deze veroordelingen hebben de verdachte niet weerhouden om nogmaals soortgelijke strafbare feiten te plegen.
Verder weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat de verdachte zich tot op heden niet heeft gemeld om een verklaring af te leggen. Hij is immers naar Marokko vertrokken. De verdachte heeft daarmee geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn handelen.
Strafmaat
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor een strafbaar feit als hier aan de orde een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden vermeld, indien sprake is van veelvuldige recidive. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat sprake is geweest van een gerichte daad, waarbij een vermogen is buitgemaakt en waarvoor de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Daarbij komt dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft gepleegd. Alles afwegend zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist. Zij acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 389.240,22, en te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen genoegzaam blijkt dat door de benadeelde partij schade is geleden. De vordering die is ingediend, roept echter bij de rechtbank zodanig veel vragen op, dat niet – op een binnen het strafproces aanvaardbare manier – is vast te stellen welke schade (nog) voor vergoeding in aanmerking komt en welke schade reeds is vergoed. De rechtbank wijst in het bijzonder op de onduidelijkheid die bestaat over de vraag welk deel van de geleden materiële schade is verzekerd en vergoed. De advocaat van de benadeelde partij heeft hierover geen duidelijkheid verschaft. Ook kan de rechtbank op basis van de beschikbare informatie niet zonder meer beoordelen in hoeverre de gestelde immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Dit alles betekent dat de behandeling van de gehele vordering een onevenredige belasting van het strafgeding betekent. De benadeelde partij zal daarom in de gehele vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter indienen.
Gelet op de omstandigheid dat voor de rechtbank vaststaat dat door de benadeelde partij op enigerlei wijze schade is geleden, zal de rechtbank bepalen dat de verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen proceskosten dragen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S.C.S. Ramlal, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2023.