Op 3 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een brutale woninginbraak in Voorhout op 5 november 2021. De verdachte, die naar Marokko was vertrokken en nog niet was aangehouden, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van diefstal met braak. Tijdens de inbraak werd een grote hoeveelheid geld, goud en sieraden buitgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de inbraak een gerichte actie was, mogelijk na voorverkenning, en dat de verdachte en zijn mededader(s) zich toegang tot de woning hadden verschaft door middel van braak.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevolgd. De verdachte werd wettig en overtuigend bewezen geacht betrokken te zijn geweest bij de inbraak, mede op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen in de gebruikte auto. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou betekenen.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meerdere personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf was verschaft door middel van braak. De uitspraak benadrukt de impact van inbraken op de slachtoffers en de samenleving, en de noodzaak van een passende straf voor dergelijke misdrijven.