ECLI:NL:RBDHA:2023:2509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
NL22.16082
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een verblijfsvergunning regulier met als doel 'familie en gezin' had aangevraagd, maar wiens aanvraag op 21 juli 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De verweerder heeft in een brief van 18 januari 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, waardoor rechtmatig verblijf ontstaat. Aangezien partijen het erover eens zijn dat uitzetting van de verzoeker moet worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.

Daarnaast bepaalt de voorzieningenrechter dat de verweerder het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 837,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 23 januari 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.16082
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: P. Ozturk).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning regulier met als doel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Overwegingen

1. Op grond vanartikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aaneenmogelijk beroep bij de rechtbank, tegen eenbesluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek eenvoorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft in eenbrief van 18 januari 2023 laten wetendat hij zich niet verzet tegentoewijzing vanhet verzoek tot het treffen vaneen voorlopige voorziening waardoor rechtmatig verblijf ontstaat.
3. Nu partijen het er over eens zijn dat vanuitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier wekennadat op het bezwaar is beslist.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Die punten hebben een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.