In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 31 januari 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 26 oktober 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd, ondanks dat de asielaanvraag inmiddels was goedgekeurd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft volgens artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor 'licht', aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.