ECLI:NL:RBDHA:2023:2493

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/09/642597 / FA RK 23-1013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van onvoldoende medische verklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 februari 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 13 februari 2023. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de cliënt geen actief verzet meer vertoonde tegen de voortzetting van haar verblijf in een accommodatie. De rechtbank overweegt dat de medische verklaring die door de psychiater was afgegeven niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De psychiater had de cliënt via videobellen beoordeeld, maar er was geen noodsituatie die dit rechtvaardigde. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is gesteld dat de psychiater de betrokkene persoonlijk moet onderzoeken, tenzij er een dringende noodzaak is om dit niet te doen. De rechtbank concludeert dat de medische verklaring niet aan deze eisen voldeed, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling.

De rechtbank benadrukt dat de psychiater in zijn verklaring moet verantwoorden waarom hij de betrokkene niet persoonlijk heeft kunnen onderzoeken. In dit geval was er geen uitleg gegeven over de reden waarom de psychiater de cliënt niet in persoon heeft kunnen spreken en observeren. De rechtbank komt tot de conclusie dat de afwijzing van het verzoek gerechtvaardigd is, gezien de omstandigheden en de gebreken in de medische verklaring.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/642597 / FA RK 23-1013
Datum beschikking: 16 februari 2023

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 13 februari 2023 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[betrokkene01] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum01] 1931 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats01] ,
advocaat: mr. E.G. Al te Nieuw-Vennep.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 februari 2023.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente [plaats01] van 10 februari 2023 tot inbewaringstelling;
- de op 10 februari 2023 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam01] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 februari 2023. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- de arts, [naam02] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met cliënt en ze zich niet lijkt te verzetten tegen de opname. De advocaat merkt verder op dat cliënt niet in persoon is gehoord door de psychiater, maar via videobellen. Als de lijn van de Hoge Raad dat de psychiater onder de Wvggz de betrokkene met het oog op de door hem af te geven geneeskundige verklaring, behoudens in noodsituaties, persoonlijk dient te onderzoeken wordt doorgetrokken naar de Wzd, dan betekent dit dat er een dringende noodzaak moet zijn waardoor de psychiater cliënt redelijkerwijs niet in persoon kon onderzoeken, maar dat was hier niet het geval.
De arts heeft onder meer meegedeeld dat cliënt was opgenomen omdat cliënt 24-uurs zorg nodig heeft en de thuissituatie ondanks de inzet van thuiszorg niet meer haalbaar was. Cliënt was erg angstig en kon het overzicht niet bewaren waardoor er sprake was van verwaarlozing en valgevaar. Cliënt lijkt zich inmiddels goed te settelen in de accommodatie en vertoont geen verzet meer tegen de opname waardoor een artikel 21 procedure passender is.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de gronden voor een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Uit hetgeen ter zitting is behandeld is gebleken dat cliënt geen actief verzet meer vertoont tegen de voortzetting van het verblijf in een accommodatie. De rechtbank komt daarom tot afwijzing van het verzoek.
Verder overweegt de rechtbank ten overvloede dat de Hoge Raad, in het kader van de Wet Bopz, die tot 1 januari 2020 van kracht was, in een reeks uitspraken heeft geoordeeld dat de psychiater de betrokkene met het oog op de door hem af te geven geneeskundige verklaring, behoudens in noodsituaties, persoonlijk dient te onderzoeken, dat wil zeggen dat hij de betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. Voorts houdt deze rechtspraak in dat, indien een persoonlijk onderzoek niet mogelijk is, de psychiater in zijn verklaring dient te verantwoorden waarom hij de betrokkene niet of slechts in beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij, mede aan de hand van verkregen informatie van derden, niettemin tot de conclusie komt dat ten aanzien van de betrokkene is voldaan aan de wettelijke vereisten voor gedwongen opneming. Deze rechtspraak heeft onder de Wvggz zijn betekenis behouden. Deze rechtspraak berust immers op het EVRM. Dat betekent dat de psychiater het in die wet voor de diverse vormen van verplichte zorg voorgeschreven medische onderzoek in beginsel aldus dient te verrichten dat hij de betrokkene in een direct contact, dat wil zeggen: in diens fysieke aanwezigheid, spreekt en observeert. Dit is slechts anders indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is (zie onder meer HR 25 september 2020 ECLI:NL:HR:2020:1509 rov. 3.1.3 en 3.1.4).
De rechtbank overweegt dat deze lijn van de Hoge Raad ook doorgetrokken kan worden in het kader van de Wzd. Cliënt is op 10 februari 2023 beoordeeld door de psychiater middels videobellen. Uit de medische verklaring blijkt niet dat er sprake was van een noodsituatie of anderzins het redelijkerwijs niet mogelijk was voor de psychiater om cliënt in diens fysieke aanwezigheid te spreken en observeren. Dit had dan bovendien door de psychiater expliciet in de medische verklaring toegelicht moeten worden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de medische verklaring niet aan de wettelijke vereisten voldoet.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 februari 2023.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.