ECLI:NL:RBDHA:2023:2465
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag voor demontage bromfiets op basis van subsidieregeling Den Haag 2021
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had een aanvraag ingediend voor subsidie voor de demontage van een bromfiets op grond van de Subsidieregeling demontage dieselvoertuigen, bromfietsen en snorfietsen Den Haag 2021. De aanvraag werd afgewezen omdat eiser niet zou zijn ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Den Haag. Echter, dit bleek onjuist te zijn. Desondanks handhaafde verweerder de afwijzing omdat de bromfiets niet vóór 10 oktober 2019 op naam van eiser stond in het kentekenregister. De bromfiets was tijdelijk op naam van de zoon van eiser gesteld, die in Amsterdam woont.
Eiser betoogde dat hij voldeed aan de strekking van de subsidieregeling, omdat de bromfiets altijd van hem was geweest en hij deze had laten demonteren om de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen. Hij vond het onterecht dat de subsidie was afgewezen op een administratieve grond. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de voorwaarden van de subsidieregeling niet waren nageleefd. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat verweerder niet verplicht was de proceskosten van eiser te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat de hardheidsclausule niet van toepassing was in dit geval, omdat de situatie van eiser niet zodanig bijzonder was dat hiervan afgeweken moest worden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.