Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , verzoeker V-nummer: [V Nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 20 december 2022, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 10 januari 2023, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B. Snoeij, en een tolk, Z. Asadi. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. A.S. van den Anker. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er een andere zaak, NL22.26054, aanhangig was die betrekking had op hetzelfde onderwerp.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, het verzoek om voorlopige voorziening niet meer nodig was en heeft dit verzoek afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de verzoeker een toevoeging had ontvangen, wat betekent dat de proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener moet worden betaald.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.