Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Eritrese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 21 december 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 januari 2023 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de Staatssecretaris zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tijdens de zitting was ook een tolk aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeker van Eritrese nationaliteit is en geboren in 1995. Op dezelfde dag heeft de rechtbank uitspraak gedaan in de bodemzaak met zaaknummer NL22.26573, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Echter, gezien de uitkomst van de bodemzaak heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 januari 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.