ECLI:NL:RBDHA:2023:2423

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
NL22.24109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser had zijn aanvraag op 19 april 2022 ingediend, maar de Staatssecretaris had de beslistermijn verlengd met negen maanden op basis van WBV 2022/22. Eiser heeft de Staatssecretaris op 20 oktober 2022 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de verlengde beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht, de ingebrekestelling niet aan de vereisten voldeed. Hierdoor was het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier J.M.T. Zoon, en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24109
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Yousef) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. In artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) staat dat, voor zover hier van belang, op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd wordt als bedoeld in artikel 28 van deze wet binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Deze termijn kan op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vw met ten hoogste negen maanden worden verlengd.
4. Bij besluit van 21 september 2022, WBV 2022/22 (op 26 september 2022 gepubliceerd in de Staatscourant) heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de beslistermijnen van alle lopende asielaanvragen verlengd met 9 maanden. Hiermee heeft verweerder gebruik
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
gemaakt van de in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 neergelegde bevoegdheid om de beslistermijn als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van deze wet met zes maanden te verlengen. Dat betekent dat van alle aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waarvan de wettelijke termijn beslistermijn van 6 maanden nog niet verstreken is op de datum van inwerkingtreding van WBV2022/22, deze termijn met 9 maanden is verlengd.
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
5. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 19 april 2022. De termijn om op de aanvraag van eiser te beslissen is op grond van WBV 2022/22 met 9 maanden verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 19 juli 2023 op de aanvraag moet beslissen. Eiser heeft verweerder op 20 oktober 2022, door verweerder ontvangen op 21 oktober 2022, in gebreke gesteld. Op deze datum was de verlengde beslistermijn nog niet verstreken zodat moet worden vastgesteld dat eiser de ingebrekestelling prematuur heeft ingediend. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvraag van eiser is daarom ook niet- ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.