Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te bezitten. Hij heeft op 9 september 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw.Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Roemenië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiser al eerder in Roemenië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening.Op 6 oktober 2022 hebben de Roemeense autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser voert in beroep aan dat ten aanzien van Roemenië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, en stelt daartoe als volgt. Eiser heeft in Roemenië onder dwang een dactyloscopisch signalement moeten afgeven. Ook is zijn asielprocedure in Roemenië afgesloten en moet hij bij terugkeer een herhaald asielverzoek indienen. Deze wordt niet-ontvankelijk verklaard aangezien hij zich niet meer in Roemenië bevindt. Bij terugkeer zal hij daarom geen opvang krijgen. Dat eiser hierover kan klagen bij de Roemeense autoriteiten, betekent niet dat hij meteen opvang zal krijgen. Ter onderbouwing verwijst hij naar het AIDA-rapportvan 30 april 2021. Eiser wijst verder op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, waarin de vreemdeling ook werd mishandeld en een mogelijk inreisverbod had. Daarnaast is hij bevreesd voor indirect refoulement. Dat Roemenië het claimverzoek heeft geaccepteerd, betekent niet dat hij zal worden behandeld met inachtneming van de Europese wetgeving.
Voorts geldt in Roemenië een ander toetsingsbeleid voor Syriërs en gezinshereniging. Ook woont eisers oom in Nederland en is eiser een goede toevoeging voor de maatschappij. Verweerder had de asielaanvraag van eiser aan zich moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Roemenië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen nakomt.Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Verweerder merkt terecht op dat gegeven het claimakkoord wordt aangenomen dat de Roemeense autoriteiten het (herhaalde) asielverzoek van eiser met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen in behandeling zullen nemen. De gestelde omstandigheid dat in Roemenië onder dwang een dactyloscopisch signalement is afgenomen, is geen reden om in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken. Op grond van de Eurodac-verordeningis het immers verplicht dactyloscopisch signalement af te staan. Daarnaast volgt uit het AIDA-rapport en de Procedurerichtlijndat de eerste asielprocedure kan worden voortgezet als er binnen negen maanden na sluiting van het dossier een asielaanvraag wordt ingediend.In eisers geval zijn er nog geen negen maanden verstreken. Ook volgt uit het AIDA-rapport geen wezenlijk ander beeld met betrekking tot opvang of de asielprocedure, gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 januari 2023. Nu eiser verder niet heeft onderbouwd dat hij geen recht op opvang zal hebben, is niet gebleken van ernstige systematische tekortkomingen in de asielopvang en de asielprocedure. Mocht eiser bij terugkeer hier wel problemen mee ondervinden, is het aan eiser om hierover te klagen bij de Roemeense autoriteiten. Niet is gebleken dat deze eiser niet willen of kunnen helpen.
7. Verder slaagt het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, niet. Anders dan in de zaak van eiser, had de vreemdeling in die zaak wel met stukken onderbouwd dat zijn asielprocedure was ingetrokken en dat aan hem een inreisverbod was opgelegd.
8. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een risico op indirect refoulement. Roemenië heeft het verzoek tot terugname uitdrukkelijk geaccepteerd. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag er dan van uit worden gegaan dat Roemenië het asielverzoek, de eventuele uitzetting naar Syrië en een verzoek om gezinshereniging zal toetsen aan internationale verdragen en Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft niet onderbouwd dat in zijn geval wel een risico op indirect refoulement bestaat. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Tot slot heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om de asielaanvraag alsnog aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Dat eiser een oom heeft in Nederland en een goede toevoeging is voor de maatschappij maakt niet dat dit dusdanige bijzondere omstandigheden zijn die getuigen van onevenredige hardheid dat overdracht naar Roemenië niet kan plaatsvinden.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.