ECLI:NL:RBDHA:2023:2394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
09/143312-21, 09/268068-22 (ttz. gev) en 09/228221-21 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen woninginbraak en inbraak in juwelierszaak met gevangenisstraf van 18 maanden

Op 1 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere inbraken, waaronder een woninginbraak en een inbraak in een juwelierszaak. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waarbij de officieren van justitie, mrs. E.J. Huisman en I. Raterman, de vordering hebben ingediend. De verdachte, geboren in 1997 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van woninginbraken en het stelen van sieraden en andere goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij een juwelier in Gorinchem op 2 juni 2021, waarbij hij een display met dummy-sieraden heeft weggenomen. Daarnaast werd hij ook schuldig bevonden aan een woninginbraak in Wateringen op 8 oktober 2022, waar hij samen met medeverdachten op heterdaad werd aangehouden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, rekening houdend met zijn strafblad en de ernst van de feiten. Tevens werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde 2], voor de geleden schade door de inbraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/143312-21, 09/268068-22 (ttz. gev) en 09/228221-21 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 1 maart 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan 1.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 25 augustus 2021, 9 november 2022, 25 januari 2023 (alle pro forma) en 15 februari 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. E.J. Huisman en I. Raterman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.P.A. Kint naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 09/143312-21 (hierna: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 3 mei 2021 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan juwelier [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Gorinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een display met meerdere (dummy)sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Dagvaarding met parketnummer 09/268068-22 (hierna: dagvaarding II)
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Wateringen, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning op/aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een kussensloop met daarin sieraden en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen kussensloop met daarin sieraden en een horloge onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Wateringen, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning op/aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een kussensloop met daarin sieraden en/of een horloge en/of andere goederen afkomstig uit voornoemde woning, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- de woning wederrechtelijk binnengedrongen door een raam te verbreken en/of
- meerdere kasten en/of lades geopend en/of doorzocht en/of
- een kussensloop gevuld met sieraden en/of een horloge (toebehorende aan die [benadeelde 3] ), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Dagvaarding met parketnummer 09/228221-21 (hierna: dagvaarding III)
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2021 te Poeldijk, gemeente Westland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 6 maart 2021 te Wateringen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag (ongeveer EUR 600,-) en/of meerdere brillen en/of monturen, in elk geval enig goed, dat / die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de bij dagvaarding I onder 1 en 2 en de bij dagvaarding III onder 2 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit, hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezenverklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de bij dagvaarding I onder 1, bij dagvaarding II primair en de bij dagvaarding III onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II subsidiair ten laste gelegde feiten, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
Dagvaarding I
Feit 1
In de nacht van 2 op 3 mei 2021 heeft een inbraak plaatsgevonden in een juwelierspand in Den Helder. Uit het politieonderzoek is naar voren gekomen dat de auto die op naam van de verdachte staat, in de late avond van 2 mei 2021 richting Den Helder reed en in de vroege ochtend van 3 mei 2021 weer terug. Daarnaast bevat het dossier een proces-verbaal waarin wordt beschreven dat de schoenen die de verdachte tijdens zijn aanhouding droeg, dezelfde uiterlijke kenmerken hadden als de schoenen die te zien waren op de camerabeelden van de inbraak bij de juwelier.
Hoewel het dossier, gelet op het voorgaande, aanwijzingen bevat dat het de verdachte is geweest die samen met anderen de inbraak heeft gepleegd, acht de rechtbank het onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak in juwelier [benadeelde 1] . De rechtbank spreekt hem hiervan vrij.
Dagvaarding III
Feit 1
De rechtbank is met de officieren van justitie en de raadsman van oordeel dat ook niet kan worden bewezen dat de verdachte de inbraak in Poeldijk mede heeft gepleegd. Hoewel het dossier ook in dit geval aanknopingspunten bevat die wijzen in de richting van de verdachte, kan niet met zekerheid worden vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak. De rechtbank spreekt de verdachte hiervan vrij.
Feit 2
Tenslotte acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij [benadeelde 5] . Zij overweegt daartoe als volgt.
In de nacht van 5 op 6 maart 2021 heeft een inbraak plaatsgevonden bij [benadeelde 5] waarbij onder meer brillen van het merk Dita zijn weggenomen. Uit het dossier blijkt dat er diezelfde dag een chatgesprek heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en “Splinter” waarin de verdachte schrijft “brille gepakt die cartier zijn dita”. Hoewel dit een aanwijzing is dat de verdachte een bepaalde betrokkenheid heeft gehad bij de inbraak, kan op basis hiervan niet worden bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van de inbraak. De rechtbank spreekt hem hiervan dan ook vrij.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna in bijlage I opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding I
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij [benadeelde 2] op 2 juni 2021. Het dossier bevat een aangifte en de verdachte heeft ter terechtzitting de inbraak bekend.
Dagvaarding II
Op 8 oktober 2022 heeft een woninginbraak plaatsgevonden aan [adres 2] in Wateringen, waarbij de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] op heterdaad is aangehouden door de politie. Namens de verdediging is aangevoerd dat niet de voltooide diefstal met braak (het primair ten laste gelegde), maar slechts de poging tot diefstal met braak (het subsidiair ten laste gelegde) wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Tijdens het onderzoek in het huis van de aangever is op een strijkplank een kussensloop aangetroffen met gouden sieraden en een horloge. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij de goederen in het kussensloop heeft gestopt om deze mee te kunnen nemen. Door de sieraden en het horloge in het kussensloop te stoppen, heeft de verdachte de goederen zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, in deze zaak [benadeelde 3] , onttrokken dat de wegeneming van die goederen als voltooid kan worden beschouwd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onder dagvaarding II primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
2.
hij op 2 juni 2021 te Gorinchem tezamen en in vereniging met anderen, een display met meerdere (dummy)sieraden, die aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Dagvaarding II
hij op 8 oktober 2022 te Wateringen tezamen en in vereniging met anderen, in een woning op/aan [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten
entegen de wil van de rechthebbende bevonden, een kussensloop met daarin sieraden en een horloge, die aan [benadeelde 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen kussensloop met daarin sieraden en een horloge onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officieren van justitie te hoog is. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte tijdens zijn aanhouding bij de woninginbraak is gebeten door een politiehond, waarvan hij last heeft ondervonden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak en een inbraak in een juwelierszaak. De verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven alleen oog te hebben gehad voor zijn eigen gewin. Daarnaast veroorzaken woninginbraken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor slachtoffers vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien zijn woningen van mensen bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Door zijn handelen heeft de verdachte dit gevoel van veiligheid aangetast. Ten aanzien van de inbraak in de juwelierszaak rekent de rechtbank het de verdachte in strafverzwarende zin aan dat hij hierbij planmatig te werk is gegaan, door enkele dagen voordat hij de inbraak pleegde, voorverkenningen uit te voeren. Door de inbraak is bovendien aanzienlijke schade ontstaan aan het pand en interieur, zoals uit het dossier is gebleken. Het is voor winkeliers vrijwel onmogelijk om zich tegen deze vorm van criminaliteit te beveiligen. In de maatschappij wekken dit soort brutale inbraken gevoelens op van onrust en onveiligheid.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 17 januari 2023. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten. Eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 19 augustus 2021, waarin wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet echter, mede gelet op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, geen aanleiding om een voorwaardelijke straf op te leggen. Temeer nu de verdachte zich tijdens zijn schorsing opnieuw schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoor overwogene, niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Gelet op de manier waarop verdachte en zijn mededaders de inbraak bij [benadeelde 2] hebben gepleegd, moet dit feit naar het oordeel van de rechtbank worden gelijkgesteld met een ‘ramkraak’ als bedoeld in de oriëntatiepunten. In de oriëntatiepunten staat voor een ramkraak als uitgangspunt een gevangenisstraf van 12 maanden vermeld. Voor een woninginbraak waarbij sprake is van veelvuldige recidive, wat bij de verdachte het geval is, is als uitgangspunt een gevangenisstraf van 7 maanden vermeld. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden op zijn plaats. Gelet echter op de verwondingen die de verdachte heeft opgelopen bij zijn aanhouding door de (rechtmatige) inzet van een politiehond, waardoor hij al in zekere zin de gevolgen van zijn daad heeft ondervonden, zal de rechtbank de genoemde straf met een maand verlagen en een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van [benadeelde 2]
heeft zich namens [benadeelde 2] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 4.553,34, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De door [benadeelde 2] gevorderde schade van € 4.553,34 bestaat uit een bedrag van € 4.000,00 voor de trouwringen dummy’s en displays, € 227,85 voor de kosten die zijn gemaakt omdat het raam met een mokerhamer kapot is geslagen en € 325,49 in verband met krassen op de stellingkast. De benadeelde partij heeft deze kosten onderbouwd met facturen.
Ten aanzien van de btw overweegt de rechtbank dat op de factuur van de trouwringen dummy’s is te zien dat het bedrag van € 4.000,00 exclusief btw is. Uit de overige facturen blijkt dat de bedragen van € 227,85 en € 325,49 inclusief 21% btw zijn. Omdat de benadeelde partij een onderneming is kan zij de btw verrekenen, zodat in zoverre geen sprake is van schade. De gevorderde btw van in totaal € 96,04 (€ 39,55 + € 56,49) zal dan ook worden afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde schade van € 4.457,30 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal daarom de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.457,30.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 juni 2021, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom aansprakelijk voor schade die door dit feit aan de benadeelde partij is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.457,30, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juni 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] .
7.2.
De vordering van [benadeelde 6] .
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.007,50 te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.007,50 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.
7.2.1.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 907,50.
7.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een volmacht namens [benadeelde 3] ontbreekt.
7.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering tot schadevergoeding is ingediend door [benadeelde 6] , een ander dan het slachtoffer van het bij dagvaarding III onder 3 bewezenverklaarde feit. Uit de vordering is niet gebleken dat [benadeelde 6] namens het slachtoffer, [benadeelde 3] gemachtigd was om een vordering in te dienen. Gelet hierop verklaart de rechtbank de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1 en bij dagvaarding III onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I:
ten aanzien van feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Dagvaarding II:
diefstal door twee of meer verenigde personen, in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (ACHTTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van € 4.457,30, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover 2 juni 2021, aan [benadeelde 2] ;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 4.457,30, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 juni 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] ;
bepaalt dat gijzeling worden toegepast voor de duur van 54 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald en/of de betalingsverplichting aan de Staat deels of geheel heeft voldaan, de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T. Paulides, voorzitter,
mr. R. Wieringa, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Groeneveld, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2023.