3.5.Bewijsoverwegingen
Feit 1
De rechtbank is ten aanzien van het onder dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Op 3 mei 2021 heeft [aangever] aangifte gedaan van een inbraak in zijn juwelier [slachtoffer 1] , waarbij meerdere sieraden zijn weggenomen. Uit de beschikbare camerabeelden, die door een verbalisant zijn beschreven, blijkt dat de inbraak door meerdere personen is gepleegd. Op de beelden is te zien dat gebruik wordt gemaakt van een oranje/rode scooter van het merk Piaggio Zipper met een groene voorwielkap. De verbalisant heeft deze scooter als de scooter van de verdachte herkend. Tevens is op grond van de resultaten van het politieonderzoek gebleken dat de telefoon van de verdachte direct voorafgaand aan de inbraak om 2:23 uur en vervolgens direct erna, te weten om 04:00 uur gebruik heeft gemaakt van een basisstation in Den Helder in de omgeving van de juwelier. In de tussen gelegen tijd heeft de telefoon naar het lijkt uitgestaan. Tenslotte is op de camerabeelden te zien dat de kleding van één van de daders overeenkomsten vertoont met de kleding die de verdachte tijdens een controle op 26 april 2021 droeg.
De verdachte heeft zich telkens op zijn zwijgrecht beroepen en geen enkele verklaring gegeven voor het aanstralen van zijn telefoon in Den Helder in de nacht van de inbraak.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders dan dat het de verdachte was die samen met anderen de inbraak heeft gepleegd.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de inbraak bij [slachtoffer 2] . Hij heeft dit feit bekend.
Dagvaarding II
Op 8 oktober 2022 heeft een woninginbraak plaatsgevonden aan [adres] in Wateringen, waarbij de verdachte samen met [medeverdachte] op heterdaad is aangehouden door politie. Namens de verdediging is aangevoerd dat niet de voltooide diefstal met braak, maar slechts de poging tot diefstal met braak wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Tijdens het onderzoek in het huis van de aangever is op een strijkplank een kussensloop aangetroffen met gouden sieraden en een horloge. Kennelijk hebben de verdachte en zijn medeverdachte het kussensloop willen gebruiken om de waardevolle spullen in mee te nemen. Door de sieraden en het horloge in het kussensloop te stoppen, hebben de verdachten de goederen zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende, in deze zaak [slachtoffer 3] , onttrokken dat de wegeneming van die goederen als voltooid kan worden beschouwd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het onder dagvaarding II primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 1
In de nacht van 17 mei 2021 heeft een ramkraak plaatsgevonden bij [slachtoffer 4] in Poeldijk, waarbij meerdere sieraden zijn weggenomen. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet de verdachte is geweest die de ramkraak heeft gepleegd. Daartoe heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de camerabeelden te vaag zijn om de verdachte hierin te herkennen, dat het rapport van de beeldspecialist niet zonder meer betrouwbaar is en dat de verdachte een bericht naar zijn vriendin heeft gestuurd met de mededeling dat hij niets te maken heeft met de ramkraak in Poeldijk. Tenslotte heeft de verdediging aangevoerd dat de telefoon van de verdachte op het tijdstip van de ramkraak niet aanstraalde op een zendmast in de buurt van de inbraak. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
Van de ramkraak zijn camerabeelden beschikbaar, die zijn bekeken en beschreven door een verbalisant. Op de beelden zijn meerdere daders te zien. De verbalisant beschrijft dat op de beelden te zien is dat één van de daders een jasje draagt dat gelijkenissen vertoont met het jasje dat de verdachte droeg tijdens meerdere politiecontroles. De verbalisant merkt verder op dat de lijn van de wenkbrauwen van deze daderhaar doet denken aan de verdachte.
Deze herkenning wordt bevestigd door andere feiten en omstandigheden. Bij de ramkraak is gebruik is gemaakt van een rolcontainer, die in de avond voor de inbraak, zo blijkt uit de beschikbare beelden, tussen 23:40 en 23:59 werd verplaatst naar [slachtoffer 4] . Uit politieonderzoek blijkt dat de telefoon van de verdachte om 23:55 uur gebruik heeft gemaakt van een basisstation in de omgeving van [slachtoffer 4] , op het moment dat de rolcontainer werd verplaatst. Hiernaast is slechts enkele uren na de ramkraak op de telefoon van de verdachte op internet gezocht naar de ramkraak in Poeldijk.
De verdachte heeft ter zitting geen enkele verklaring gegeven voor het aanstralen van zijn telefoon in de buurt van [slachtoffer 4] in de nacht van de ramkraak, noch voor het op internet zoeken naar de ramkraak in Poeldijk of zijn wetenschap hiervan kort na de ramkraak.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte was die de ramkraak, samen met anderen, heeft gepleegd. Dat zijn telefoon op het exacte moment van de ramkraak niet aanstraalde op een zendmast in de buurt, maakt dit oordeel niet anders. Een reden hiervoor kan zijn dat de verdachte op het moment dat hij de ramkraak pleegde, zijn telefoon tijdelijk heeft uitgeschakeld.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van de verdachte op de camerabeelden niet betrouwbaar is. De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van het navolgende.
Op 6 maart 2021 heeft [aangever] aangifte gedaan van een inbraak in zijn brillenzaak die nacht. Niet alleen had [slachtoffer 5] ten gevolge van de inbraak veel schade aan zijn winkel, ook waren er 125 brillen en 600 euro in contanten weggenomen. Van de inbraak zijn camerabeelden overhandigd aan de politie. Een verbalisant heeft beschreven dat op de beelden drie verdachten te zien zijn die met een ladder de brillenwinkel opklimmen en vervolgens via het dakraam de winkel betreden. Eén van de daders heeft een grote schroevendraaier in zijn hand, waarmee hij de lades van de toonbank open wrikt en vervolgens brillen uit de onderste lade pakt en in een tas stopt. De verbalisant herkent deze dader als de verdachte en beschrijft dat hij een groene jas met een wit langwerpig logo op de linkerborst draagt. Ook een andere verbalisant herkent diezelfde dader uit zijn ambtelijk verleden als de verdachte. Gelet op deze beschrijvingen acht de rechtbank de herkenning van de verdachte door de twee verbalisanten betrouwbaar.
Deze herkenning wordt ondersteund door de volgende bewijsmiddelen. Naar aanleiding van de inbraak wordt een onderzoek ingesteld naar de telefoon van de verdachte. In deze telefoon worden foto’s aangetroffen van diverse brillen met prijskaartjes eraan. De foto’s worden vervolgens getoond aan [aangever] , die verklaart dat de brillen met de prijskaartjes op de foto’s exact overeenkomen met de weggenomen brillen uit zijn winkel. Daarnaast heeft de telefoon van de verdachte vlak voor het moment van de inbraak gebruik gemaakt van het basisstation in de omgeving van de brillenwinkel. Tenslotte zijn bij de doorzoeking in de slaapkamer van de verdachte schroevendraaiers aangetroffen die grote gelijkenissen vertonen met de schroevendraaier die op de camerabeelden van de inbraak te zien is.
Uit deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan worden afgeleid dat de verdachte de persoon is geweest die die nacht, met anderen, de inbraak heeft gepleegd.
Feit 3
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de inbraak in de winkel aan [adres] , omdat niet kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die op de beelden van de inbraak te zien is. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de verdediging, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die de inbraak heeft gepleegd. Daartoe overweegt zij als volgt.
Uit het dossier blijkt dat in de nacht van 19 april 2021 is ingebroken in de winkel van [slachtoffer 6] , waarbij meerdere rookwaren zijn weggenomen. Ook van deze inbraak zijn camerabeelden beschikbaar, waaruit blijkt dat de inbraak door vier personen is gepleegd. Op deze camerabeelden valt bij één van de daders het jasje op. Een verbalisant beschrijft dat het jasje op de camerabeelden hetzelfde is als de jas die de verdachte droeg bij eerdere observaties. De verbalisant beschrijft dat hij de reflecterende logo’s herkent. Bovendien komen het postuur, de wenkbrauwen en de ogen van de persoon op de camerabeelden overeen met die van de verdachte. Gelet op de herkenning van het specifieke jasje van de verdachte en de specifieke persoonskenmerken, acht de rechtbank de herkenning van de verdachte betrouwbaar.
Daarnaast blijkt uit het politieonderzoek dat de telefoon van de verdachte zowel kort voor als kort na de inbraak in de directe omgeving van [slachtoffer 6] aanstraalt. De verdachte heeft hiervoor geen enkele verklaring gegeven.
Gelet op het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat de inbraak op 19 april 2021 ten laste van de verdachte wettig en overtuigend is bewezen.